In de Verenigde Staten is het misbruik van pijnstillers de afgelopen vijftien jaar verdrievoudigd. Vooral patiënten die pijnstillers krijgen voorgeschreven na een operatie, lopen risico om uiteindelijk chronisch gebruiker te worden. In Nederland zal het zo’n vaart niet lopen. NEMO Kennislink sprak met Nederlandse experts over pijnbestrijding en medicijnmisbruik.
Het probleem van medicijnverslaving in de Verenigde Staten is groot. Ongeveer drie tot tien procent van de patiënten die voor het eerst pijnstillers krijgen voorgeschreven, wordt uiteindelijk chronisch gebruiker. Volgens Nathan Palmer, biomedicus aan Harvard Medical School is er sprake van een ware epidemie. “De manier waarop pijnstillers worden voorgeschreven speelt daarbij een belangrijke rol. Chirurgen hebben vaak moeite met het vinden van een balans tussen het bestrijden van pijn en het voorkomen van misbruik bij patiënten”, schrijft hij op 17 januari in British Medical Journal.
Problemen voor zijn
Bert Joosten, hoogleraar experimentele anesthesiologie aan de Universiteit Maastricht, onderschrijft dit. Hij geeft aan dat de houding van patiënten in de Verenigde Staten anders is dan hier in Nederland. “De Amerikaanse patiënt heeft pijn en de arts moet dat oplossen. Er worden steeds krachtiger medicijnen gebruikt die ook heel makkelijk worden opgehoogd. Dat is uit de hand gelopen, omdat de verslavende bijwerking jarenlang over het hoofd is gezien.”
Volgens Joosten hoeven Nederlandse patiënten zich geen zorgen te maken. “We proberen de problemen voor te zijn. De situatie in de Verenigde Staten is bekend en wordt aangekaart op congressen. Je kunt als arts niet op een congres over pijnbestrijding komen en zeggen dat je nog nooit iets over verslaving hebt gehoord.”
Daarnaast is pijnbestrijding in Nederland teamwork. Voor de behandelend chirurg of kankerspecialist is pijnbestrijding misschien bijzaak, pijnartsen zijn erin gespecialiseerd. “Pijnartsen worden in Nederland eerder bij de behandeling betrokken dan in de Verenigde Staten”, stelt Joosten.
Rode vlag
Marieke van den Beuken is hoogleraar palliatieve geneeskunde aan het Maastricht UMC+ en specialist op het gebied van pijnbestrijding. Zij benadrukt dat het heel belangrijk is om patiënten goed voor te lichten. “De indruk ontstaat dat iedereen maar verslaafd raakt aan pijnstillers, maar dat is niet waar. De pijnstillers die we gebruiken werken goed en geven geen psychische verslaving. Je lijf went wel aan de medicijnen, dus je kunt niet in één keer stoppen. Je moet het gebruik afbouwen. Dat kan vaak binnen een week.”
De meeste patiënten in het Maastricht UMC+ krijgen alleen basispijnstilling. Dat zijn langwerkende medicijnen zoals oxycodon en morfine die in etappes aan het bloed worden afgegeven. Deze medicatie wordt na vijf dagen automatisch stopgezet. Wil de arts de pijnstilling langer geven, dan moet hij opnieuw een recept uitschrijven.
Kankerpatiënten krijgen daarnaast kortwerkende of ultrakortwerkende medicijnen om de pieken van hun pijn op te vangen. “Die mogen patiënten alleen nemen als de pijn te erg wordt”, legt van den Beuken uit. “We vragen bij controles ook altijd hoe vaak mensen die pijnstilling innemen. Als iemand dan zegt ‘iedere nacht, want dan slaap ik zo lekker’, gaat de rode vlag omhoog. Daar gaan we gelijk op in.”
Pijn is acceptabel
Een belangrijk dilemma binnen de specialisatie pijnbestrijding is of de pijn altijd helemaal weg moet zijn. Patiënten hebben recht op adequate pijnbestrijding, maar mag je een bepaalde mate van pijn accepteren om verslaving te voorkomen? In De Verenigde Staten blijven patiënten vaak om pijnstilling vragen totdat de pijn helemaal is verdwenen.
In Nederland is dat anders. “Wij gaan eigenlijk nooit naar ‘pijn is nul’, maar altijd naar ‘pijn is acceptabel’”, zegt van den Beuken. “We leggen patiënten voorafgaand aan een behandeling ook uit waarom we dat doen en dan wordt het geaccepteerd. Ik ben nog nooit een patiënt tegengekomen die niet van de pijnstillers af wilde.”