Wat doen labels met je identiteit? Jay (25) heeft zo lang hij zich kan herinneren ADHD en autisme. Pas sinds kort vindt hij de taal om echt te begrijpen wat er met hem aan de hand is.
“Mijn moeder was er vroeg bij om mij te laten diagnosticeren. Vanaf mijn vijfde zat ik op het speciaal onderwijs, tot de derde klas van de havo. Ze vertelden me dat ik iets had waardoor ik anders was. Maar niemand omschreef wat ik dan precies had. Ik was raar. Anders dan andere mensen. En niet per se op een goede manier.“
“Mijn vader is twee jaar geleden overleden. Sinds die tijd stel ik meer vragen over identiteit. Ik vraag me af of het een goed idee is geweest dat ik diagnoses heb gekregen. Autisme is voor mij een complex woord. Ik heb autisten ontmoet die op vergelijkbare wijze functioneren, maar ook autisten die heel erg van mij verschillen. Recentelijk is vastgesteld dat autisme op een spectrum ligt. Binnen dit spectrum heb je heel veel verschillende mensen.“
“Achteraf gezien denk ik dat het wel verstandig is geweest dat ik gediagnosticeerd ben, want ik merk dat ik op een bepaalde manier anders functioneer dan normale mensen. Maar ik had liever eerder geweten wat er dan precies aan de hand is.“
Geen gesprekken
“In de klas kon ik nooit stilzitten en worstelde ik met sociale situaties. Ik kon me voorstellen hoe anderen zich voelden, maar ik kon die gevoelens zelf niet ervaren. Dat is mijn voornaamste uitdaging. Een voorbeeld is mijn vriendschap met een gereformeerde vriendin. Zij houdt er niet van om te praten over de duivel en dat soort dingen. Maar ik zie in bepaalde Bijbelverhalen, zoals het verslaan van de duivel, een waardevolle metafoor om iets uit te drukken wat voor mij van positieve waarde is. Ik ben er dan zelf zo enthousiast over, dat ik vergeet dat mijn vriendin het niet fijn vindt om daarover te praten. Ik denk er niet over na dat zij er een rotgevoel van krijgt. Dat komt simpelweg niet vanzelf in me op.“
Door mezelf open te stellen, kreeg ik meer sociale contacten
“Op mijn speciale middelbare school was er één lokaal voor alle vakken. De vakken werden gegeven door één docent. Alle leerlingen zaten aan een bureau met aan de linker- en rechterkant een grote kast. Je zat dus niet echt in de klas. Je zat achter je bureau en luisterde naar wat de docent te vertellen had. Sociaal contact was er niet. Er waren geen gesprekken over hoe ik school ervaarde en wat ik kon verbeteren. Als er tegen jou wordt gezegd dat je niet normaal bent en je wordt tussen andere niet-normale mensen geplaatst, dan leer je eigenlijk niks.“
Sociale contacten
“Ik veranderde toen ik overstapte naar regulier onderwijs. Hier kwam ik in echte sociale situaties terecht. Op mijn eerste schooldag heb ik openlijk verteld dat ik van het speciaal onderwijs kwam en anders functioneer dan de meeste mensen. Dat is volgens mij een meerwaarde geweest. Door mezelf open te stellen, kreeg ik meer sociale contacten. Ik heb nog steeds contact met een aantal medeleerlingen van toen.“
“Nu ik volwassen ben en een relatie van 3,5 jaar achter de rug heb, waarin dingen niet altijd goed zijn gegaan, probeer ik te begrijpen wat het voor mij betekent om autisme te hebben. Daar heb ik het antwoord nog niet op, maar ik begin sommige aspecten beter te begrijpen.“
“Een metafoor die mij heeft geholpen, is die van een rotonde in de hersenen. Wanneer een gedachte in mijn hoofd opkomt, kan deze vast komen te zitten op een rotonde zonder afslag. Bijvoorbeeld als er iets met familie is of als het contact met vrienden niet goed gaat. Die gedachte blijft zich dan constant in mijn hoofd herhalen. Nu ik me bewust ben van dat proces, kan ik er wat beter mee omgaan.”