Naar de content

'In het ziekenhuis staat straks een ingenieur naast je bed'

Cmglee, wikimedia commons, CC BY-SA 3.0

Omdat artsen steeds meer met nieuwe technologie werken, is de kans groot dat er straks niet alleen een dokter maar ook een ingenieur naast je bed staat. Dat stelt hoogleraar Jaap Harlaar van de TU Delft.

28 december 2018

‘Komt een ingenieur aan je bed’. Die titel gaf Jaap Harlaar zijn intreerede als hoogleraar Biometronics van de TU Delft en als kersverse opleidingsdirecteur van de nieuwe opleidingen Klinische Technologie en Technical Medicine. Nu is het nog een gekke gedachte dat je in het ziekenhuis een ingenieur aan je bed vindt. Maar volgens Harlaar wordt het in de toekomst doodnormaal.

Dat komt doordat ziekenhuizen steeds meer technologie gebruiken. De arts van de toekomst is daarom zeer waarschijnlijk ook ingenieur. Of de ingenieur is ook arts, volgens Harlaar. Hij voorspelt dat het binnen tien jaar al zo ver is. NEMO Kennislink interviewt de nieuwe opleidingsdirecteur, die zelf jarenlang in een ziekenhuis werkte.

Als ik in het ziekenhuis lig, komt er een ingenieur aan mijn bed. Hoe moet ik me dat voorstellen?

“Steeds meer technologie komt het ziekenhuis binnen. Ingenieurs bemoeien zich daarom al een tijdje met allerlei medische zaken. Zij ontwikkelen bijvoorbeeld MRI-scanners, die hersenactiviteit meten. Of ze maken een operatierobot. Al die apparaten zijn er al. Ingenieurs bedenken slimme apparaten en robots waardoor we nog beter ziektes in kaart kunnen brengen en behandelen. Artsen kunnen dat onvoldoende en weten ook niet altijd wat mogelijk is. Ik vind daarom dat een deel van de dokters een ingenieursopleiding moet volgen. De vaardigheden van een ingenieur zijn onmisbaar in een ziekenhuis tjokvol apparaten. Ook de opkomst van kunstmatige intelligentie in de diagnostiek vereist dat mensen die er echt verstand van hebben zich mee bemoeien.”

Hoe komen ze aan die vaardigheden?

Bij de masteropleiding Klinische Technologie leren studenten als arts en ingenieur te denken.

Marc Blommaert

“Die moet je ze leren tijdens hun opleiding. Het kan dan gaan om iemand die geneeskunde studeert en ook ingenieursskills bijgebracht wordt. Of om iemand die een technische opleiding doet en ook onderwezen wordt om arts te worden.”

Kan dat wel zomaar? Een opleiding om arts en later nog specialist te worden duurt toch niet voor niets heel lang? Is er dan ruimte en tijd om ook nog te leren denken als een ingenieur?

“Lange tijd was het monopolie van de arts de kennis die hij of zij had. Die is naast ervaring immers onmisbaar. Maar we leven in een informatiemaatschappij, waarbij het monopolie op kennis afbrokkelt. Natuurlijk is de interpretatie van al die kennis nog steeds belangrijk, maar de huidige aanpak waarbij de arts alles pretendeert te weten heeft zijn langste tijd gehad. Ik wil dokters leren denken als een ingenieur, zodat ze niet alleen weten maar ook doorgronden. Ik verwacht dat we daarmee grote stappen maken en mensen nog beter behandelen. Vergeet niet dat geneeskunde en technologie al verstrengeld zijn in ziekenhuizen. En bij elke technische innovatie hoort sociale verandering. Maar we moeten nog wel een kloof overbruggen tussen de arts en de ingenieur.”

Hoe moet dat gebeuren?

“Een arts weet hoe het lichaam werkt, een ingenieur weet hoe een apparaat in elkaar zit. Een dokter redeneert probabilistisch en een ingenieur deterministisch. De arts heeft vooral veel kennis, een technisch geschoolde gaat een probleem oplossen. Ik wil dat de dokter van de toekomst beide kan. Zo iemand noemen we dan klinisch technoloog of technisch geneeskundige.”

Om dit te bewerkstelligen bent u de nieuwe opleidingsdirecteur van de bacheloropleiding Klinische Technologie en masteropleiding Technical Medicine. Dit is een samenwerking met het Leids Universitair Medisch Centrum, Erasmus Medisch Centrum en de TU Delft. Wat leren studenten?

“Bij ons krijgen de ze les over het lichaam en over apparaten om het te onderzoeken. Ze volgen tijdens de master een jaar colleges en daarna lopen ze een soort coschappen. Het derde jaar is het afstudeerjaar, net als bij een ingenieursopleiding. Een opleiding geneeskunde duurt in totaal zes jaar, onze bachelor en master samen ook. Tijdens de coschappen lopen onze studenten gewoon mee in ziekenhuizen en krijgen dan ook een witte jas aan. Eigenlijk ben ik daar een klein beetje tegen, want de magie van dat ‘uniform’ vind ik wat overdreven, maar het is wel hygiënisch en daar gaan we dus in mee.”

Wat kunnen klinisch technologen doen na het afronden van hun studie?

“Ze mogen volgens de wet bepaalde heelkundige handelingen doen, zoals katheterisaties, operaties, injecties, puncties en bestralingen. Maar ze mogen geen medicijnen voorschrijven. Dat is het belangrijkste onderscheid. Formeel gesproken is zo iemand geen arts. Maar met de dokter van nu moet je zo’n klinisch technoloog ook helemaal niet vergelijken. Het is een nieuwe rol. Wat precies de plek gaat worden in het snel veranderende, multidisciplinaire landschap in een ziekenhuis weet ik ook niet, maar ik weet wel zeker dat we er allemaal veel baat bij hebben. Een patiënt wordt door een team behandeld, waar ook de verpleegkundige, röntgenoloog, geneticus en een maatschappelijk werker deel van uitmaken. Daar hoort ook iemand met technische kennis bij.”

Als voorbeeld van het werk dat ze gaan doen, laat Harlaar een foto van een operatiekamer zien. De ruimte staat vol met apparaten. Het meest in het oog springt de Da Vinci-robot, waarmee chirurgen minimaal-invasieve operaties doen. Het is een indrukwekkend apparaat, waarmee een arts zeer nauwkeurig kan opereren. Hij of zij zit zelf niet meer aan het lichaam, maar een paar meter verderop bij de robot.

Daarin kijkt de chirurg naar een beeldscherm en zit met de handen aan een soort joysticks die de instrumenten in het lichaam van de patiënt aansturen. Met je blote handen is het vrijwel onmogelijk om een operatie met zulke kleine instrumenten uit te voeren. Met de Da Vinci-robot kan dat wel. Bovendien zit de chirurg dan altijd in een comfortabele houding. Omdat de technologie bij dit soort operaties zo’n belangrijke rol speelt, kan een technisch geneeskundige dit ook uitvoeren. En direct nadenken over de verdere ontwikkeling van dit soort apparaten, meent de hoogleraar.

Dit is de Da Vinci-robot. Links de instrumenten waarmee de operatie wordt uitgevoerd. De chirurg bedient het apparaat rechts.

Cmglee, wikimedia commons, CC BY-SA 3.0

U heeft ruim dertig jaar ervaring in ziekenhuizen als technoloog en woonde vele operaties bij. Waarom vindt u dit een goed voorbeeld?

“Stel nou dat iemand met een ingenieursachtergrond deze operatie doet, dan valt diegene andere dingen op dan een arts. Ik zal een voorbeeld geven. Ik was een tijdje geleden bij een prostaatoperatie. De arts was openhartig en ze kon het niet goed zien. Ze zei eerlijk ‘ik ben er onzeker over maar moet een beslissing nemen’. De prostaat moest verwijderd worden en die zit vlakbij de plasbuis. Maar het verschil tussen prostaat en plasbuis was niet te zien. Ik was toevallig aanwezig en wist dat je het beter kon verlichten met UV-licht. Ik zag dat het technisch mogelijk was om dat vanuit de plasbuis zo aan te lichten, zodat het onderscheid met de prostaat duidelijk werd en de chirurg beter zag waar zij moest snijden. Zo vul je elkaar aan, help je mensen beter en dat is het meest waardevol.”

ReactiesReageer