Wetenschappelijke conferenties zijn een belangrijke onderdeel van je leven als onderzoeker. Je hoort first-hand van actuele onderzoeksvragen, leert nieuwe mensen kennen en je krijgt nieuwe inspiratie voor je eigen project. Net voor de kerst was ik op een conferentie in Berlijn waar bijna honderd jaar geleden Albert Einstein, Max Planck en Max von Laue in dezelfde collegezaal naar lezingen luisterden!
Dinsdagochtend, station Amsterdam centraal: mijn drie PhD-collega’s en ik staan met een hoop rugzakken en enorme posterrollen op het perron en wachten op de trein naar Berlijn. Het voelt als een schooluitje: in de trein zitten we zeven uur lang grapjes te maken en ontzettend veel snacks te eten. Met een verschil: op een schooluitje zou ik zeker niet urenlang wetenschappelijke papers lezen. Maar dit is een werktrip, want we gaan naar de Biomembranedays in Berlijn. Dat is een conferentie die een keer in de paar jaar plaatsvindt, en waar topwetenschappers uit de hele wereld hun onderzoek laten zien.
Op het programma staan veel namen die ik goed uit de literatuur ken, omdat ik bijna dagelijks informatie of technieken uit hun publicaties gebruik. Ik kijk ernaar uit hen persoonlijk te ontmoeten!
Hoofd vol informatie
Woensdagochtend om negen uur begint de conferentie met een paar inleidende woorden van de organisatoren, die allemaal onderzoeksgroepen met focus op biologische membranen leiden. Het is duidelijk dat iedereen enthousiast is voor deze conferentie, en de eerste praatjes beginnen dus ook meteen.
Binnen de drie dagen horen we een enorm spectrum van wetenschappelijke verhalen: Hoe stimuleren eiwitten op je celmembranen het immuunsysteem als je een infectie hebt? Waarom moet je erg voorzichtig zijn als je ultrahoog-opgeloste microscoopbeelden interpreteert? Hoe veranderen skeleteiwitten de eigenschappen van een celmembraan? Waarom gebeuren er zo vaak rare dingen als je kunstmatige celletjes probeert te maken? Er is enorm veel te leren, en vrijdagmiddag zit mijn hoofd propvol met nieuwe informatie.
Maar natuurlijk ga je niet alleen op een conferentie om naar praatjes te luisteren. Je kunt ook je eigen onderzoek presenteren, en er van andere deelnemers feedback op krijgen. Daarom hadden wij ook allemaal onze posterrollen mee! Iedereen die geen praatje geeft, hangt een grote poster op waarin je uitlegt waar je aan werkt. Ik vind de postersessies altijd zeer spannend, want hier kun je vaak over onderzoek discussiëren dat nog niet af is, met de mensen die er dagelijks aan werken. En natuurlijk kom je hier niet alleen oude vrienden en collega’s tegen, maar je leert ook steeds nieuwe mensen kennen.
Ik vond het bijvoorbeeld heel interessant om een keer met een voormalige onderzoeker te lunchen, die nu uitgever van een wetenschappelijk tijdschrift is – zo leerde ik ook iets over alternatieve banen voor mensen met mijn achtergrond.
De geest van Albert Einstein
Als bonus ontdek ik nog een kleine tentoonstelling over de geschiedenis van de collegezaal waarin we de laatste drie dagen doorgebracht hebben. Bijna honderd jaar geleden gaven de stars van de natuurkundewereld hier lezingen. Wie weet, misschien worden wij aanwezige promovendi niet alleen door de praatjes nu, maar ook door de geest van Albert Einstein van toen slimmer?
Vrijdagavond na de laatste lezing zitten mijn hersenen zo vol dat mijn hoofd twee keer zo zwaar voelt. Ik heb nieuwe ideeën voor mijn eigen project gekregen, ben enthousiast geworden over technieken waarvan ik hiervoor niet eens wist dat ze bestonden, en heb wetenschappers ontmoet die ik echt hoog acht. Het duurt vast nog een paar dagen voordat ik al mijn notities op orde heb, maar wat mij betreft was deze conferentie een echt succes.