Op vakantie in Turkije werd ik als vijftienjarige gegrepen door een bezoek aan een archeologische site. Bij het zien van de opgraving van een millennia-oud skelet wist ik wat ik later wilde worden.
Ik was vijftien en ging met mijn ouders op vakantie naar Turkije. De blauwe Citroën werd volgeladen met tenten, slaapzakken, opblaasmatjes, gasbranders, een kartonnen doos met stapels boeken en een totaal versleten koffertje met altijd weer dezelfde cassettebandjes. We gingen zeker zes weken op reis – mijn ouders werkten allebei als docent op een middelbare school en hadden dus lange zomervakanties. Er was nauwelijks een plan; de reisgidsen (altijd meervoud) en de intuïtie van mijn moeder bepaalden grotendeels de bestemming. Enkel de boot van Venetië naar het Griekse Igoumenitsa was vooraf geboekt.
Via Duitsland en Oostenrijk bereikten we Italië, we overnachtten in een kleine kajuit op de veerboot, doorkruisten Griekenland en na ongeveer vijf dagen reizen bereikten we op een bloedhete namiddag de Turkse grens. De streng kijkende douanebeambte hamerde een stempel in onze paspoorten en maande ons door te rijden.
Op reis
De vakanties met mijn ouders waren meer gericht op avontuur dan op ontspanning. We bleven nooit langer dan een paar dagen op dezelfde plek en de dagindeling was op z’n zachts gezegd ambitieus. Het kwam geregeld voor dat er op één dag tien kilometer door de bergen werd gewandeld, gevolgd door twee museumbezoeken en daarna nog een zoektocht naar dat ene pittoreske dorpje uit de reisgids.
Behalve musea en wandelingen waren mijn ouders ook erg geïnteresseerd in archeologie. Mijn vader had als veertienjarige een studie Archeologie overwogen – het werd wis- en natuurkunde – en mijn moeder werkte als geschiedenislerares. In Turkije bezochten we dus de ene na de andere archeologische opgraving. Uiteraard gingen we naar Troje, de mythische stad, bekend uit de Odyssee en de Ilias.
Ook bezochten we Ephese, waar de beroemde bibliotheek van Celcus staat (fig. 1). En de Hellenistisch-Romeinse stad Hierapolis (fig. 2), vlakbij de sprookjesachtige kalkformaties van Pamukkale. Verder naar het oosten kwamen we in Cappadocië, waar vroeg-christelijke gemeenschappen zich vestigden in een surreëel landschap van paddestoelvormige grotwoningen (fig. 3).
Ondanks de hitte en de Spartaanse dagindeling was ik die zomer overdonderd door de rijkdom van het Turkse landschap en haar geschiedenis. Mijn moeder vertelde mijn broer en mij met veel handbewegingen en humor over de geschiedenis van Turkije, van de vroegste bewoning tot aan het meest recente verleden. Mijn vader bestudeerde eindeloos de kaart en sprak met mijn broer (die aardwetenschappen ging studeren) over de geologische totstandkoming van het landschap.
Allesbepalende ommezwaai
Hoewel het nog een paar jaar zou duren, moest ik in die periode ook al nadenken over een studiekeuze. Ik vond het vreselijk ingewikkeld, vooral omdat ik zoveel verschillende zaken interessant vond. Ik zag het kiezen van een profiel en later van een studie eigenlijk meer als een soort fuik dan een welkome focus of verdieping. Iedere keuze betekende dat ik heel veel andere richtingen niet kon kiezen, een gedachte die me benauwde. Hoewel ik al veel langer met mijn ouders archeologische opgravingen bezocht, kwam er in Turkije een allesbepalende ommezwaai. Ik weet het moment nog precies. Van de een op de andere dag had ik mijn keuze om archeoloog te worden gemaakt.
We bezochten Çatalhöyük, een van de bekendste archeologische opgravingen ter wereld (fig. 4). Hoewel wereldberoemd, was de site niet makkelijk te vinden. We reden zeker een uur over een stoffige, onverharde weg. Twee keer raakten we verdwaald en belandden in kleine, vaak nogal vervallen dorpen, waar groepjes kleine kinderen ietwat beteuterd naar ons keken omdat we geen snoep hadden meegebracht. Een klein houten bordje wees ons uiteindelijk de richting van de site.
Witte botten
Deze plek in zuid Anatolië werd al bewoond in het Neolithicum (zo’n 9500 jaar geleden) en staat daarmee bekend als een uitzonderlijk vroege en goed bewaarde nederzetting met grootschalige bewoning. De huizen werden er gemaakt van gedroogde klei en boden waarschijnlijk enkel toegang via het plafond; er werden geen deuren gevonden en de huizen waren zodanig aaneengesloten dat er geen ruimte was voor straten of pleinen. De doden werden veelal binnenshuis begraven in kuilen onder de vloer.
We bezochten de site terwijl de opgravingen gaande waren. Een Turks meisje was bezig een skelet op te graven. Ze zat op haar knieën, in opperste concentratie gebogen over de botten van de millennia-oude dode. Met een klein haakje peuterde ze heel secuur de harde grond weg rondom het lichaam. Met kleine kwastjes veegde ze de losgekomen aarde opzij. De witte botten contrasteerden prachtig met de bruingrijze bodem eromheen. Het had bijna iets sacraals: de schedel was zo goed bewaard gebleven dat ik opeens besefte dat hier een echt mens lag. De slowmotion-handbewegingen van de archeologe leken wel een ritueel waarin iets weer tot leven werd gewekt. Een verleden dat weer deel werd van het heden en met de uiterste zorg en aandacht werd behandeld.
Volledig in de ban
Later hoorde ik dat ik zeker een uur in stilte naast het meisje heb gezeten, geobsedeerd door het peuterende haakje, de kwastjes en het langzaam uit de grond verrijzende skelet. Ik was er volledig door in de ban geraakt. Mijn ouders en broer hadden in de tussentijd al de rest van de opgraving bezocht en waren klaar om te vertrekken – waarschijnlijk stond er nog een wandeling op het programma. In dat uur van verstilde verwondering besloot ik archeologie te gaan studeren.
Het kiezen van een studie is ontzettend lastig en het is voor iedereen een ander proces. Daarbij: studeren op de universiteit is zeker niet de enige mogelijke route en het is op geen enkele manier ‘beter’ of ‘belangrijker’ dan andere opleidingen of keuzes. Er zijn ontelbaar veel voorbeelden van mensen die nooit een stap in een universiteit hebben gezet en toch heel gelukkig en succesvol werden.
Het enige advies dat ik kan geven is nogal een open deur, maar hopelijk door bovenstaand verhaal wel overtuigend: als je echt wilt gaan studeren, kies dan een studie die je zodanig interesseert dat je er van in de ban raakt. Een studie die je jezelf een beetje doet vergeten omdat het object van je interesse haast te groot is. Studeren doe je namelijk niet om later werk te vinden: het is niet iets instrumenteels. Je studeert vooral om je nieuwsgierigheid te voeden, jezelf te verrijken en om daadwerkelijk zelf te leren nadenken.