Over orgaanhandel doen de wildste verhalen de ronde. Maar wat is waar en wat is niet waar? Dat is niet altijd makkelijk te achterhalen. In sommige gevallen is onderzoek onmogelijk. Soms is een verhaal niet te verifiëren. Vaak komt de waarheid gelukkig wel boven tafel. Dat concludeert criminoloog Frederike Ambagtsheer na jarenlang onderzoek naar illegale orgaanhandel.
Sinds de jaren negentig duikt het verhaal regelmatig op: reizigers moeten oppassen voor de orgaanmaffia. Criminele bendes zouden actief alleenreizende mensen, zoals backpackers of zakenreizigers, benaderen om hun organen te kunnen stelen. Waarschuwingsmails halen vaak een expliciet voorbeeld aan, waarbij je op het ene moment nog met een drankje in de lounge van je hotel zit en het volgende moment wakker wordt in een bad vol ijs. Op de muur hangt een briefje: ‘we hebben je nier verwijderd. Bel het alarmnummer als je wilt blijven leven.’
Deal met het ziekenhuis
Echte diefstal, ontvreemding van een orgaan zonder dat je het weet, komt gelukkig niet voor. Er bestaat wel illegale handel in organen, waarbij handelaren donoren verleiden om hun orgaan voor een veel te lage prijs te verkopen. Zulke orgaanhandel is waarschijnlijk wijder verbreid dan wij op dit moment denken. Vooral handel in nieren komt veel voor, omdat een donor dat orgaan bij leven kan afstaan. Frederike Ambagstheer, criminoloog aan het Erasmus MC Rotterdam, deed onderzoek naar twee grote zaken in Zuid-Afrika en Kosovo.
De zaak in Zuid-Afrika draaide rond het St. Augustines ziekenhuis in de stad Durban. Een orgaanhandelaar uit Israël nam in 2001 contact op en sloot een deal met het ziekenhuis. Hij zou patiënten en donoren aanleveren, het ziekenhuis zou de benodigde services verlenen. Patiënten kwamen voornamelijk uit Israël en betaalden tussen de 100 duizend en 120 duizend dollar voor een nieuwe nier. Donoren kwamen in eerste instantie ook uit Israël en ontvingen ongeveer twintigduizend dollar voor hun nier.
Later ontdekte de handelaar dat donoren uit Roemenië en Brazilië genoegen namen met drieduizend tot zesduizend dollar voor hun nier. Patiënten en donoren reisden af naar Zuid-Afrika. Het ziekenhuis pleegde fraude met gegevens van de bloedbank, zodat het leek of donor en ontvanger een familiaire relatie met elkaar hadden en de donatie altruïstisch was.
In Kosovo was de Medicus-kliniek in de hoofdstad Pristina betrokken bij de handel in nieren. De zaak kwam in het najaar van 2008 aan het licht, toen ineens veel buitenlanders met een brief van het ziekenhuis op het plaatselijke vliegveld arriveerden. In de brief verklaarden artsen dat de patiënt naar Kosovo kwam voor de behandeling van hartklachten. Dat was vreemd, want in de landen waar de patiënten vandaan kwamen is hartzorg over het algemeen beter geregeld dan in Kosovo.
Patiënten waren afkomstig uit Israël, Polen, Canada, Duitsland, Oekraïne en Turkije en betaalden ongeveer 100 duizend dollar voor een nieuwe nier. Donoren kwamen uit Israël, Rusland, Oekraïne, Turkije, Wit-Rusland, Kazachstan en Moldavië. Hen werd een bedrag van twintigduizend tot dertigduizend dollar beloofd. Vele donoren ontvingen echter maar een deel van het geld of helemaal niks. Bovendien werden ze, bij aankomst in Kosovo, onder druk gezet om documenten te tekenen dat hun donatie altruïstisch was.
Alle betrokkenen strafbaar
In deze twee voorbeelden waren artsen willens en wetens betrokken bij de orgaanhandel, maar dat is lang niet altijd zo. Patiënt en donor kunnen samen naar het ziekenhuis komen en doen alsof donatie altruïstisch is. Ambagtsheer kent dan ook verhalen van artsen die vraagtekens plaatsen bij de herkomst van een nier en vermoeden dat er iets niet pluis is.
Maar daar kunnen en mogen ze weinig mee doen. “Het beroepsgeheim van een arts is vrij heilig”, legt ze uit. “Artsen kunnen hun patiënt ernaar vragen, maar vaak wordt de vraag ontweken of maar half beantwoord. Er komt in de toekomst een meldpunt voor mensenhandel. Orgaanhandel zou daar ook onder kunnen vallen, maar dan moet je als arts wel heel zeker weten dat de donor schade ondervindt. Sommige donoren zijn misschien wel heel blij met het bedrag dat ze voor hun nier hebben ontvangen.”
Orgaanhandel en mensenhandel met het oog op orgaanverwijdering zijn bijna overal ter wereld verboden. Iran is de grote uitzondering (zie kader ‘Nieren kopen in Iran’). In de praktijk is het wel lastig om mensen te veroordelen, want wanneer is iets een misdaad? Als iemand ontvoerd wordt om een nier te kunnen doneren, is de zaak vrij duidelijk. Maar wat als donor en handelaar samen een mooi bedrag afspreken voor de nier? Ook dan zal een rechter dit waarschijnlijk als misdrijf zien, omdat de handelaar gebruik maakt van de vaak kwetsbare (financiële) positie van de donor.
In principe kunnen alle betrokkenen bij orgaanhandel strafbaar zijn. Dus niet alleen handelaren en ronselaars, maar ook artsen die actief een bijdrage leveren en zelfs patiënten en donoren. “Donoren worden zelden als slachtoffer gezien”, vertelt Ambagtsheer. “In Jordanië is zelfs weleens een donor veroordeeld voor het verkopen van zijn nier. In de praktijk worden patiënten eigenlijk nooit veroordeeld, maar als getuige gebruikt om bewijsmateriaal te verzamelen tegen de handelaren.”
Medische tests
Naast de vraag of orgaanhandel wettelijk is toegestaan, spelen er ook praktische beperkingen. Ten eerste is het niet mogelijk om organen voor langere tijd te bewaren. Een hart moet binnen vier uur na verwijdering bij de donor worden getransplanteerd naar een ontvanger, een lever binnen zes uur en een nier binnen vierentwintig uur. Donor en ontvanger moeten dus al bij elkaar in de buurt zijn op het moment dat de transplantatieoperatie gaat beginnen. Dat kan best lastig zijn als donor en ontvanger afkomstig zijn uit verschillende landen.
Ten tweede worden zowel donor als ontvanger bij een standaard transplantatieoperatie uitgebreid getest. Daarbij bekijken artsen of de conditie van de ontvanger en de donor (in het geval van donatie bij leven) goed genoeg is om de operatie aan te kunnen, of de donor geen infecties onder de leden heeft en of er een goede ‘match’ is tussen donor en ontvanger. Door te kijken naar de bloedgroep en naar speciale eiwitten (antigenen) op de lichaamscellen kunnen artsen voorspellen hoe groot de kans is dat het donororgaan na transplantatie zal worden afgestoten. Transplantatie kan ook plaatsvinden zonder deze tests, met afweeronderdrukkende medicijnen die dan afstoting kunnen voorkomen, maar dan is de uitkomst voor patiënt en donor een stuk onzekerder.
Zowel in Zuid-Afrika als in Kosovo werd, in ieder geval een aantal, medische tests gewoon gedaan. Maar volgens Ambagtsheer is dat lang niet altijd het geval. Zo vertelt ze bijvoorbeeld over een zaak op de Filippijnen waarbij niet gescreend was en waar achteraf duidelijk werd dat de donor nooit een nier had mogen afstaan, omdat zijn overgebleven nier niet goed genoeg functioneerde.
Eerlijke prijs
Naar schatting zijn wereldwijd vijf tot tien procent van alle nierdonaties illegaal. Handelaren en ronselaars verdienen daar tussen 600 miljoen en 1,2 miljard dollar mee. De nieren zijn wereldwijd serieuze handelswaar geworden. Internet speelt daarbij een belangrijke rol. Patiënten doen via social media en vraag- en aanbodsites een oproep voor een nieuwe nier. Sommige donoren plaatsen via dezelfde kanalen advertenties waarin ze een nier aanbieden vanwege financiële problemen.
In Nederland is, net als in veel andere Westerse landen, een tekort aan donornieren. Jaarlijks overlijden ongeveer zestig tot tachtig mensen terwijl ze op de wachtlijst staan voor een niertransplantatie, zo blijkt uit cijfers van de Nederlandse Transplantatiestichting. Uit diezelfde cijfers blijkt ook dat er jaarlijks twee of drie patiënten van de wachtlijst verdwijnen na transplantatie in een niet-Eurotransplant land. Eurotransplant is een organisatie waarin acht verschillende landen (Nederland, België, Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk, Hongarije, Kroatië en Slovenië) samenwerken voor de beste transplantatiezorg. Zijn patiënten die buiten Eurotransplant om worden behandeld betrokken bij orgaanhandel? Dat hoeft niet, maar het zou wel kunnen.
Ambagtsheer sprak tijdens haar onderzoek ook met een aantal patiënten, afkomstig uit Nederland, die voor transplantatie naar het buitenland zijn afgereisd. De meeste van hen zijn tegen orgaanhandel, maar zijn wel bereid om een ‘eerlijke’ prijs te betalen voor het orgaan van een donor.
Wat zou zo’n eerlijke prijs dan kunnen zijn? Daar denkt het Centrum voor Ethiek en Gezondheid serieus over na. Al in 2007 publiceerden zij het rapport ‘Financiële stimulering van orgaandonatie – Een ethische verkenning’. Daaruit blijkt dat altruïsme en betaling goed samen kunnen gaan. Wel adviseren de auteurs om betaling uit te keren in de vorm van een levenslange korting op de verplichte zorgverzekering, een beloning die voor een dertigjarige donor kan oplopen tot een bedrag van zeker veertigduizend euro. Op die manier voorkom je dat gezonde mensen onder het mes gaan om in één keer een groot geldbedrag te ontvangen.