In sciencefiction barst het van de tijdmachines, maar in andere literaire genres zijn ze zeldzaam. In het laatste boek van Rob van Essen reist de hoofdpersoon door de tijd. Hoe laat je de lezer iets geloven wat wetenschappelijk zo buitenissig is?
Tijdmachines zijn er in alle vormen en maten. In de film ‘The Time Machine’ van H. G. Wells’ reist de hoofdpersoon op een soort slee door de tijd, er is die merkwaardige blauwe telefooncel uit ‘Doctor Who’ en in de filmreeks ‘Back to the Future’ rijden de hoofdpersonen in een opvallende DMC DeLorean het verleden tegemoet. Maar waarom zou een tijdmachine er niet uitzien als een bouwtoilet, zoals in de laatste roman van Rob van Essen?
In ‘Ik kom hier nog op terug’ stapt hoofdpersoon Rob Hollander in een soort bouwtoilet op Schiphol om in een fractie van een seconde later in Los Angeles weer uit te stappen. Vanuit daar reist hij naar de jaren 80 en 90, de tijd van zijn jongere ik.
Een tijdmachine? Van Essen noemt het zelf liever niet zo. Het woord heeft wat hem betreft niet de goede lading, veel te technisch voor het verhaal dat hij wilde schrijven. Hij weet ook dat er mensen zijn die bij alleen al dat woord of de term ‘sciencefiction’ onmiddellijk afhaken.
Hardcore sciencefiction is ‘Ik kom hier nog op terug’ allerminst, maar er was geen goed alternatief voor het woord ‘tijdmachine’. Van Essen noemt het uiteindelijk een ‘JUMP-unit’, maar het is wat het is: een tijdmachine. “Ik heb die twijfel ook maar gewoon in het boek gestopt. Dat iemand zegt: ‘Tja, een tijdmachine… Zo noemen we dat liever niet.’”
Wist je meteen dat het verhaal een tijdmachine nodig had?
“Het verhaal draait om dingen goed maken in het verleden, en ik wist dat het niet via een game, virtual reality, of via een hallucinatie moest gaan. Dat zou te vaag zijn, want dan kom je in een soort droomwereld terecht. Een tijdmachine transporteert iemand binnen het verhaal naar iets dat in zekere zin veel werkelijker is.”
“De grap is dat de hoofdpersoon het zelf in eerste instantie óók niet gelooft. Hij denkt: ja, dit is zeker iets met virtual reality. Met zijn twijfel vormt hij een intermediair tussen de lezer en het verhaal. Want de lezer denkt waarschijnlijk ook: wat maken we nu mee, tijdreizen!?”
Heb je naar de wetenschappelijke (on)mogelijkheden van tijdreizen gekeken voor dit boek?
“Nee, eigenlijk niet. Er is geen onderbouwing voor de dingen die ik gebruik. Ik heb vooral gekeken naar wat voor mijn verhaal goed werkt.”
Evolutieleer
Ben je wel in de wetenschap geïnteresseerd?
“Zoals veel schrijvers ben ik een alfa. Afgezien van natuurkunde was ik slecht in de bètavakken. Als je niet goed was in wiskunde dan kon je dat – helaas – bijna als een soort onderscheiding dragen. Ik heb er uiteindelijk niets meer mee gedaan.”
“Toen ik van school af was, heb ik wel veel over wetenschap gelezen. Bijvoorbeeld over quantummechanica, wat een soort openbaring was. Mijn jeugd speelde zich namelijk af in een strenggelovige omgeving. We leerden dat de aarde 6000 jaar oud was en in 7 dagen geschapen.
“Mijn broer en ik mochten gelukkig naar de openbare bibliotheek, waar we lazen over de evolutietheorie of dinosauriërs. Ik weet nog dat ik een evolutieboom overtekende en op mijn kamer hing. Dat was zeer omstreden bij mijn ouders. Ik manoeuvreerde me uit de situatie door te zeggen dat het ‘maar een theorie’ was.
“Ik realiseer me nu pas dat die bibliotheek wetenschappelijk gezien mij redding was. Het heeft later ook de thema’s beïnvloed waarover ik schrijf, zoals de tijd.”
Rookgordijn
De wetenschap is vrij stellig over het fenomeen tijdreizen: het kan niet. Hoe zorg je ervoor dat een lezer een verhaal met tijdreizen pikt?
“Een verhaal vertellen gaat voor een groot deel over bluf. Je moet de lezer meevoeren zodat hij gelooft wat je schrijft. Ik vergelijk het wel eens met een illusionist zoals Hans Klok. Hij voert het publiek mee in zijn shows, met rookgordijnen, spiegels en snelle handelingen. Mensen zien dan niet wat er werkelijk gebeurt. Ik wilde niet te veel technische details over tijdreizen geven, want dan was ik bang dat ik het verhaal niet meer durfde te schrijven.”
“Een truc die ik gebruik is om iets heel ‘aards’ toe te voegen aan het tijdreizen. Personages in mijn boek tekenen bijvoorbeeld met een krijtje een cirkel op de grond zodat ze later op die plek weer terug kunnen reizen. Iedereen heeft wel eens een krijtje vastgehad, dus dat is voorstelbaar. Dit absurde detail is tegelijk het meest gewone detail. Dat helpt mij om het verhaal te vertellen, veel meer dan bijvoorbeeld technische details over een tijdmachine. Het krijtje is mijn rookgordijn.”
“Verder geef ik bewust niet veel details over de omgevingen waarin de karakters zich bevinden. Ik lees vaak boeken van mensen die heel graag laten zien hoeveel research ze wel niet gedaan hebben. Dan krijg je als lezer een straatbeeld voorgeschoteld met enorm veel irrelevante details. De schrijver probeert je zó hard die wereld in de slepen dat het niet werkt. Ik zekere zin moet je ook een rookgordijn over je eigen research leggen.”
Heb je veel research gedaan?
“Ik woonde zelf in Amsterdam in de jaren 80 en 90, dat zat nog redelijk in mijn hoofd. Ik wist welke stukken van het KNSM-eiland bebouwd waren, en wat er braak lag. Op een gegeven moment heb ik het wel over een Albert Heijn in de Sarphatistraat. Toen kreeg ik commentaar van een lezer dat die winkel er pas in de jaren 90 was. Shit, dacht ik, ik ging in die tijd inderdaad naar een andere winkel.”
“Ik ben bij het Amsterdamse gemeentearchief geweest voor oude edities van het Parool. Als de hoofdpersoon de krant openslaat, dan kloppen de koppen. Ook achterhaalde ik welke films er op 13 november 1998 in filmtheater Kriterion draaiden. Das Leben ist eine Baustelle bijvoorbeeld, dat vergeet ik nu nooit meer, haha. Ik vind het erg prettig om zoiets op te zoeken en in een boek te verwerken.”
Is het belangrijk dat het klopt? Het is immers fictie.
“Misschien is het voor mij als schrijver belangrijker dan voor de lezer. Ik veranker hiermee mijn verhaal. Dat de hoofdpersoon terugreist naar de jaren 80 en jaren 90 kan niet. Maar de wereld waarin hij rondloopt, met die straten, de winkels en films, klopt wel.”
Tijdparadox
Hoe voorkom je de paradoxen van tijdreizen? Wat als een karakter zijn eigen ouders vermoordt?
“Ik weet dat dit onmogelijk is. Het verleden is het verleden. Ik dacht: ik kan verzinnen wat ik wil om van die tijdparadox af te komen. Iets om te voorkomen dat je het verleden verandert en dan eigenlijk niet meer degene bent die terugreist in de tijd.”
“Dus op een gegeven moment legt iemand in het boek uit dat ze naar een ándere tijdlijn reizen. Alles wat je daar verandert heeft geen effect op de toekomst van de hoofdpersoon.”
Een verhaal met tijdreizen geeft je als auteur veel vrijheden, maar is het ook moeilijker om te schrijven?
“Ik denk inderdaad dat het moeilijker is. Je moet goed in de gaten houden waar het personage zich bevindt, en wannéér. Ik kreeg bij de drukproef nog het commentaar dat de personages tegen elkaar zeggen: ‘dit is typische jaren 90-koffie’, terwijl ze zich op dat moment in de jaren 80 bevinden. Ook de continuïteit is lastig. Hadden de karakters bepaalde kennis al op een specifiek moment?”
Ik verweef graag autobiografische elementen met volkomen verzonnen sciencefictionachtige elementen.
“Ik maak het me als schrijver moeilijk, maar dat vind ik wel prettig. Ik heb altijd een soort naïef vertrouwen dat het gaat lukken met een verhaal. Maar er is vaak, ergens halverwege het schrijven, een moment waarop je denkt: nee, ik raak het kwijt... Het verhaal glipt nu als los zand door mijn vingers. Gelukkig bleek dat niet waar te zijn.”
Is dit boek autobiografisch?
“Er zitten veel componenten uit mijn leven in. Dat ik – net als de hoofdpersoon – als iemand uit het westen van het land in Twente ging wonen. Sommige gebeurtenissen zijn echt gebeurd, zoals de ontmoeting met G.B.J. Hiltermann op de brug in Amsterdam waarnaar de hoofdpersoon steeds terugreist. Ook heb ik karakters gebaseerd op studiegenoten. Ik verweef graag autobiografische elementen met volkomen verzonnen sciencefictionachtige elementen.”
Zou je zelf in een JUMP-unit stappen?
“Ik zou niet met een missie vertrekken. Maar stel dat iemand zo’n ding in zijn schuur heeft staan en het aanbiedt… De verleiding zal groot zijn om eens te kijken of het werkt. Ik zou niet naar mijn eigen leven teruggaan, maar juist veel verder terug in de tijd of naar de toekomst om te zien hoe bepaalde ontwikkelingen doorgaan. Ik hou m’n hart daarvoor wel vast. In The Time Machine komt de hoofdpersoon in een desolate toekomstwereld terecht. Maar toch lijkt me dat het meest interessant, om te zien hoe we er dan voorstaan.”