Ze werkt aan duurzame systemen, enthousiasmeert kinderen voor chemie en zet zich in voor meer gelijkheid voor vrouwen in de wetenschap. Het werk van Moniek Tromp is nu beloond met de Athenaprijs voor excellente vrouwelijke onderzoekers in de chemie. NEMO Kennislink sprak haar een paar uur voor de uitreiking over haar drukke leven.
Het is bijna onmogelijk om binnen de wereld van de katalyse Moniek Tromp niet ergens tegen te komen. De universitair hoofddocent duurzame materialen aan de Universiteit van Amsterdam zit in het bestuur van de Nederlandse Katalyse Vereniging, geeft gastlessen over chemie op basisscholen, reist de wereld over voor vergaderingen van wetenschappelijke adviesraden en ontwikkelt lesprogramma’s om de vooroordelen over vrouwen weg te nemen.
Daarnaast komt ze ook nog aan onderzoek toe. Ze probeert reacties en materialen met nieuwe technieken te karakteriseren. Dit heeft onder andere al geleid tot samenwerkingen in de auto-industrie en met het Rijksmuseum. Onlangs mocht ze namens de regio Noord-Holland al de Innovatieprijs in ontvangst nemen. Nu is haar harde werk beloond met de NWO-Athenaprijs voor excellente vrouwelijke onderzoekers in de chemie.
Had je verwacht dat je de Athenaprijs zou winnen?
“Ik wist dat de decaan mij had genomineerd, maar dan is het natuurlijk nog afwachten. Ik kreeg het telefoontje tijdens een vergadering in Engeland dus ik kon eerst niet opnemen. Toen ik het nummer uiteindelijk opzocht zag ik dat het van NWO kwam, dus in de taxi naar het vliegveld heb ik meteen teruggebeld. Het is een eer.”
Waarom win juist jij deze prijs?
“Volgens mij heb ik al een heel eigen stijl van onderzoek doen en ook volg ik mijn eigen weg in de onderwerpen die ik kies. Daarnaast vind ik het leuk om veel dingen naast het onderzoek te doen. Ik geef les op lagere scholen en organiseer van alles rondom katalyse. Het lijkt soms wel een beetje veel, want ik vind eigenlijk alles leuk. Maar ik kan het nog goed balanceren en het geeft me veel energie, zeker de projecten over vooroordelen.”
Wat voor projecten zijn dat?
“Samen met het VHTO (het landelijk expertisebureau voor meisjes en vrouwen in bètawetenschappen en techniek – red.) hebben we lessen ontwikkeld om jonge kinderen bewuster te maken van de vooroordelen die bestaan. Onderzoek heeft aangetoond dat wij deze vooroordelen al vormen als we vier tot zes jaar oud zijn. Dit gaat lang niet allemaal bewust, maar meer via de dingen die je meekrijgt in je omgeving en je cultuur. Daarom moeten we op die jonge leeftijd al beginnen.”
“In de lessen vertellen we de kinderen iets over een persoon met een bepaald beroep die vaak als echte ‘mannenberoepen’ worden gezien. Als we de kinderen daarna vragen om iemand met dit beroep te tekenen, tekenen ze bijna alleen maar mannen. En dan komt er bijvoorbeeld een vrouwelijke kapitein of politieagent binnen, om te laten zien dat het heus wel kan. Al denken veel kinderen vaak eerst dat de vrouwen ‘verkleed’ zijn, uiteindelijk leren ze wel dat vrouwen ook succesvol kunnen zijn.”
Zie je jezelf ook als een rolmodel voor deze meiden?
“Als een moeder mij vertelt dat haar dochter helemaal blij is dat ze ook kapitein kan worden, geeft dat zeker voldoening. Maar soms hoor ik van mijn eigen dochters ineens dat ze moeder willen worden dus dat ze dan niks anders kunnen doen. Die cultuur blijft erg hardnekkig. Ik probeer ze altijd in te laten zien dat ik ook altijd heb gewerkt, maar dat dringt nog niet erg door. Ik hoop dat dat nog komt.”
“Toch heb ik ondanks al mijn inzet ook maar een vrouwelijke promovendus in mijn groep, dus daar kan ik mezelf nog verbeteren. Veel vrouwelijke promovendi zeggen dat ze geen rolmodel hebben, ze denken dat een gezin niet te combineren is met een academische carrière dus gaan ze de industrie in. Maar volgens mij kun je zo’n carrière juist wel goed combineren. Ik moet wel op vaste tijden college geven, maar verder ben ik heel flexibel in het indelen van mijn uren. En tot nu toe gaan al die verschillende activiteiten van mij echt niet ten koste van iets, hoogstens ten koste van mijn slaap.”
Als je moest kiezen tussen al die werkzaamheden, wat vind je dan het allerleukste om te doen?
“Samen met mijn promovendi in het lab discussiëren en nieuwe dingen bedenken blijft toch het leukste. Op ons lab ontwikkelen we technieken om chemische reacties te karakteriseren. Dit betekent dat we met verschillende methodes zoals röntgenstraling kijken welke bindingen er ontstaan en welke moleculen er worden gevormd. Dit klinkt redelijk fundamenteel, maar wij zetten de kennis vaak meteen om in de praktijk. Als je snapt hoe een reactie precies verloopt, kun je hem ook verbeteren.”
“Zo werken we bijvoorbeeld samen met het Rijksmuseum, waar we kijken naar de reacties die ervoor zorgen dat de verf van een schilderij vervaagt of er stukken loslaten van een beeld. Ook doen we veel onderzoek naar katalysatoren en batterijen en werken samen met bedrijven zodat we onze bevindingen makkelijk om kunnen zetten naar een toepassing.”
Wat wil je uiteindelijk bereiken met je onderzoek?
“Het is eigenlijk de ultieme jacht naar het actieve deeltje. Tijdens een chemische reactie gebeurt er een heleboel, maar er is altijd een deeltje, of een combinatie van deeltjes, dat ervoor zorgt dat het proces verloopt. Helaas verdwijnt dat deeltje altijd heel snel en kun je het niet makkelijk isoleren. Daarom passen wij de experimenten en de meetapparatuur aan om te proberen dit deeltje te vinden. Want als we dit deeltje vinden, weten we ineens veel meer over de reactie. En dan kunnen we bijvoorbeeld achterhalen waarom een batterij explodeert of een stukje verf verkleurt.”
En met dit alles wil je de wereld een stukje beter maken?
“Wij werken vooral met materialen die we in de natuur terugvinden. Daarnaast proberen we chemische processen zo te sturen dat ze minder energie gebruiken en minder afval produceren. We proberen niet-duurzame systemen, bijvoorbeel katalysatoren op basis van schaarse edelmetalen in detail te begrijpen en ze dan aan te passen door de edelmetalen te vervangen voor beter beschikbare en goedkopere metalen als ijzer. Het liefst maken we ze zo simpel mogelijk. Want hoe minder grondstoffen en energie je nodig hebt, hoe beter het is. Maar dat is nog niet zo makkelijk. Die oorspronkelijke processen en systemen zijn natuurlijk al jarenlang onderzocht en aangepast, zover zijn wij nog niet.”
Heb je nog tips voor vrouwen die ook hopen ooit de Athenaprijs te winnen?
“Doe vooral wat je leuk vindt. In de universitaire wereld moet je hard werken, maar als je het echt leuk vindt geeft het juist energie en dan hou je het wel vol. Zorg ook dat je in een omgeving zit waar je niet wordt tegengewerkt. Ik zie te veel vrouwen die actief worden tegengewerkt in hun onderzoek of functioneren binnen een groep en uiteindelijk overspannen thuis zitten. Hier moeten universiteiten eigenlijk ook meer toezicht op houden, maar tot die tijd moeten vrouwen vooral een plek vinden die ze stimuleert en waar ze zichzelf kunnen zijn.”