Naar de content

'Ik geloof niet in de onschuld van kunst'

Interview met Jonas Staal over de relatie tussen macht en kunst

Zach Inglis voor Flickr via CC BY-NC 2.0

Kunstenaar Jonas Staal maakt niet alleen propagandakunst, hij onderzoekt het ook. In zijn promotie-onderzoek laat hij zien dat deze kunst niet alleen gemaakt wordt onder dictatoren of in totalitaire staten. NEMO Kennislink interviewt hem hierover.

6 februari 2018

Het onderzoek van Jonas Staal (Universiteit Leiden) gaat het over de relatie tussen macht en kunst, oftewel propagandakunst, in de twintigste en éénentwintigste eeuw. Staal is zelf een propagandakunstenaar en die ervaring nam hij mee tijdens zijn onderzoek. Deze combinatie vraagt om meer uitleg.

Wat maakt jou een propagandakunstenaar en waarmee verschil je van een ‘gewone’ kunstenaar?

“Als kunstenaar ben ik actief binnen politieke organisaties en bewegingen. Een propagandakunstenaar, in de woorden van de Amerikaanse schrijver Upton Sinclair (1878-1968), maakt namelijk niet alleen kunst in de wereld zoals die is, maar beoogt een ‘wereld te maken’. Propaganda gaat niet alleen over het sturen van boodschappen, maar om het scheppen van een werkelijkheid als zodanig. Het is daarom belangrijk ons begrip van propaganda niet te reduceren tot één kunstwerk, of poster, of campagne.”

Het volksparlement van de autonome Rojava-regering is een kunstproject dat centraal staat in Staal’s onderzoek naar propagandakunst, en heeft als doel democratische besluitvorming tot deel van de publieke ruimte te maken. Het project, New World Summit – Rojava genaamd, is tussen 2015 en 2018 ontwikkeld door Amina Osse, minister van buitenlandse zaken (Democratische Zelf-Administratie van Rojava, de Koerdische regio in Noord-Syrië) en Studio Jonas Staal.

Amina Osse, Sheruan Hassan en Jonas Staal in samenwerking met Paul Kuipers en Remco van Bladel.

Kun je als propagandakunstenaar autonoom werk maken?

“Een propagandakunstenaar erkent dat kunst niet los te zien is van macht, maar benadrukt tegelijkertijd dat niet elke macht hetzelfde is. Je zou kunnen zeggen dat een propagandakunstenaar in die zin niet alleen een esthetische, maar ook een politieke keuze maakt. De notie van ‘autonomie’ is natuurlijk paradoxaal, want het begrip was ondenkbaar zonder de Franse Revolutie (1789 – 1799).”

“Veel kunstenaars verleenden hun steun aan de Franse Revolutie in de hoop hun werk te bevrijden van de ketenen van de aristocratie en kerk. Doch, die ‘autonomie’ bestond niet in isolement, maar juist als deel van een populaire revolutionaire beweging die de eerste republiek tot stand zou brengen. Ze bracht eveneens de eerste publieke kunstsubsidies en openbare musea, zoals het Louvre, voort. In andere woorden, zelfs ons autonomiebegrip – waarmee vaak de ‘soevereiniteit’ van kunst wordt opgeëist – is het product van een politieke revolutie, en dus verre van neutraal.”

Op welke manier ben je als persoon beïnvloed door politieke ontwikkelingen? En hoe heeft dat jouw kunst beïnvloed?

“De aanslag op Theo van Gogh in 2004 was op mij van grote invloed. Het was een aanslag op een kunstenaar, voor zijn werk als cineast aan Ayaan Hirsi Ali’s film Submission (2004). Zelf relativeerde hij zijn provocaties tegen moslims en voor de Oorlog tegen Terreur altijd door zichzelf te verklaren als ‘dorpsgek’; voor hem was de kunstenaar een nar. Maar verbeeldingen doen ertoe, soms zo vergaand dat mensen je voor je verbeelding zullen vermoorden. Politiek en artistiek sta ik in die zin haaks op zijn werk, omdat ik niet geloof in de onschuld van kunst.”

“Tevens heb ik middels veldonderzoek in de Filipijnen, in Azawad (Noord-Mali) en Rojava, zelf ondervonden hoe belangrijk kunst is in revolutionaire bewegingen. Om verandering teweeg te brengen moet je die verandering eerst verbeelden. Daar is kunst in symboliek, in literatuur, poëzie en muziek altijd een cruciaal onderdeel van. Kunst heeft in die zin een transformatieve potentie, en dat is precies waar haar macht gelegen is: zonder de verbeelding van verandering, kan die verandering ook niet plaatsvinden.”

Jonas Staal over de wederzijdse beïnvloeding van kunst en politiek, naar aanleiding van het winnen van de Charlotte Köhler prijs 2016 voor veelbelovende kunstenaars.

Bij propaganda denken we eerder aan Nazi-Duitsland of andere totalitaire staten. Maar jij begint bij de Britten. Hoe dat zo?

“De Britten creëerden in 1902 de ‘All Red Line’, het overzeese kabelnetwerk voor telegramboodschappen waarmee zij controle voerden over hun koloniën. Dat netwerk was ook cruciaal om Duitse boodschappen aan de Amerikanen te onderscheppen, en fungeerde in die zin als een enorm informatiefilter. Het Verenigd Koninkrijk probeerde hiermee, middels onderschepping en manipulatie, de Verenigde Staten aan haar zijde te krijgen.”

“Menselijke gemeenschappen hebben altijd boodschappen gepropagandeerd, maar nooit op een dergelijke globale schaal. Concreet kun je dus zeggen dat dit enorme communicatienetwerk van de Britten de voorwaarde vormde voor hun eerste moderne propagandabureau, Wellington House genaamd. Moderne propaganda is in die zin ook een erfenis van de tweede industriële revolutie – waarin de Britten voorop stonden – ook wel de communicatierevolutie genoemd.”

The All Red Line – The Annals and Aims of the Pacific Cable Project (door George Johnson (1836-1911) in 1903) geeft het onderzeese kabelnetwerk van de Britten weer door middel van rode lijnen.

Wikimedia Commons, Publiek domein

Hoe komt het volgens jou dat we desondanks denken dat propaganda iets is dat bij dictaturen hoort?

“Adolf Hitler zelf was overtuigd dat de Duitsers de Eerste Wereldoorlog hadden verloren door de propagandaoorlog. En zijn persoonlijke ervaring met de effectiviteit van Britse propaganda, vormde aanleiding voor de ontwikkeling van zijn eigen krankzinnige propagandamachine. Maar een groot verschil tussen democratische propaganda en propaganda van dictaturen, is dat de eerste vaak nadrukkelijk niet als propaganda herkenbaar wil zijn. De Britten richtten zich met Wellington House op informatiemanipulatie, en het publiceren van ogenschijnlijk ‘neutrale’ boeken die hun zaak bekrachtigden.”

“In propagandastudies wordt dit ook wel ‘black propaganda’ genoemd, waarbij de bron, afzender en doel van een boodschap voor een ontvanger niet per se duidelijk zijn. De propaganda van dictaturen is daarentegen voor een groot deel ‘white propaganda’: propaganda waarin zender en doel nadrukkelijk aanwezig en intimiderend zijn. De ‘white’ propaganda van Hitler en Stalin hebben door hun agressief zichtbare vorm van propaganda in die zin ons begrip van propaganda gekaapt, en haar oorsprong in de Britse democratie in de vergetelheid gebracht.”

Je hebt ook naar huidige democratieën gekeken en volgens jou bestaat propaganda nog steeds. Wat is daarvan het effect op kunst?

“Waar macht is daar is propaganda, en dus ook propagandakunst. Dat we het woord niet meer actief gebruiken, omdat we het nadrukkelijk in verband zijn gaan brengen met dictaturen van de vorige eeuw, betekent natuurlijk niet dat propaganda ook niet meer werkzaam zou zijn. Zeker in het kader van de Oorlog tegen Terreur is propagandakunst cruciaal geweest.”

“Spectaculaire rampenfilms zijn daar een goed voorbeeld van. Denk bijvoorbeeld aan Phil Strub, de entertainment liaison van het Amerikaanse Ministerie van Defensie sinds 1989. Strub beoordeelt in die hoedanigheid scripts van regisseurs voor mogelijke ‘sponsoring’ door het leger, middels figuranten, wapens, tanks, vliegtuigen, et cetera – hetgeen filmstudio’s miljoenen bespaart. In ruil dient een dergelijk script wel ondersteunend te zijn voor wat het Pentagon als ‘accurate’ representatie van het leger verstaat, en dat leidt tot veel scriptwijzigingen en aanpassingen.”

“Op die manier beïnvloedt het leger de populaire beeldvorming van het leger in allerhande rampencinema. In de Oorlog tegen Terreur mag de vijand geen geschiedenis of motief hebben, behalve oprechte haat tegen het ‘vrije’ westen. War on Terror Propaganda moet helden een gezicht en geschiedenis geven, en vijanden in een duister vacuüm gehuld houden.”

Bron

Jonas Staal, Propaganda Art from the 20th and 21st century (Universiteit Leiden, 25 januari 2018)
De promotie is onderdeel van het NWO-programma Promoveren in de kunsten.

ReactiesReageer