Vrijwel iedereen kent de plaatjes van ruimtetelescoop Hubble, maar die waren niet mogelijk geweest zonder zijn ‘bril’. Toen de telescoop op 24 april 1990 werd gelanceerd bleek hij namelijk onscherpe beelden te maken. Kennislink spreekt ter gelegenheid van het 25-jarige jubileum van Hubble met een van de astronauten die de ruimtetelescoop repareerde.
De Hubble-telescoop is misschien wel de meest succesvolle PR-machine ooit voor de wetenschap. “De prachtige beelden zorgden voor een enorme promotie van de wetenschap”, zegt Claude Nicollier, de Zwitserse astronaut die in de jaren ’90 eigenhandig aan Hubble sleutelde, ruim 500 kilometer boven de aarde.
Maar natuurlijk deed Hubble ook waar hij in eerste instantie voor bedoeld was: een revolutie veroorzaken in de astronomie. Nicollier: “Hubble heeft een relatief groot blikveld, veel groter dan veel telescopen op aarde. Ook is het voor een telescoop in de ruimte erg makkelijk om lange tijd op een object gefocust te blijven. Op de draaiende aarde is dat wat moeilijker.”
Hubble keek daardoor dieper dan ooit te voren het heelal in. Een ogenschijnlijk leeg stukje nachthemel bleek na dagen belichting bomvol te zitten met verre sterrenstelsels.
De ‘geboortes’ van sterren werden gezien, poollichten op Saturnus, de inslag van een komeet op Jupiter. Stofwolken, protoplanetaire schijven en de resten van supernova’s werden beter dan ooit gefotografeerd. De uitdijing van het universum werd met grote precisie bepaald, alsmede de leeftijd van het universum. De lijst is te lang om op te noemen. (klik op de slideshow voor meer informatie)
Nieuwe bril
Maar het had weinig gescheeld of Hubble had helemaal niet zo’n belangrijke rol in het ruimteonderzoek gespeeld. Toen Hubble vanuit zijn baan op ongeveer 550 kilometer hoogte foto’s naar de aarde begon te sturen bleek er iets grondig mis te zijn. Het licht dat Hubble opving werd op foto’s als het ware uitgesmeerd. Nog steeds was de telescoop daarmee beter dan veel telescopen op de grond, maar lang niet zo scherp als de wetenschappers hadden gehoopt.
Het bleek zelfs dat Hubble het grootste deel van de wetenschappelijke waarnemingen níet kon uitvoeren. Bij NASA zat men met de handen in het haar. De betrokken ingenieurs gingen op zoek naar de fout en sloegen zich voor het hoofd toen ze hem vonden.
Wat bleek? De hoofdspiegel met een diameter van 2,4 meter was weliswaar met de grootste precisie ooit geslepen, maar in de verkeerde vorm! De randen van de holle spiegel bleken 2,2 micrometer te vlak te zijn.
Het duurder ruim drie jaar voordat er een oplossing was. De vorm van de hoofdspiegel was helaas niet meer te veranderen, maar wel de vorm van de veel kleinere zogenoemde secundaire spiegels. Deze vangen het licht van de hoofdspiegel op en weerkaatsen dat naar de meetinstrumenten.
In 1993 vertrok Spaceshuttle Endeavour naar Hubble met een aantal fout geslepen spiegels. De fout was echter precies de tegenovergestelde fout als die van de hoofdspiegel. Door het licht via deze spiegels op de meetinstrumenten te laten vallen werd het euvel van de hoofdspiegel verholpen. Hubble kon weer scherp zien.
Overigens heeft Hubble tot hij een bril kreeg nog wel nuttige foto’s gemaakt. Bijvoorbeeld van minder zwakke objecten, waarbij de precisie van de telescoop een kleinere rol speelde. Doordat de ‘fout’ precies bekend was konden de wetenschappers daarmee rekeningen houden in hun analyses.
Het ‘geheim’ van oud worden
En, wat is nu het geheim van zo oud worden, wordt er op tv altijd gevraagd aan hoogbejaarden op hun verjaardag. Voor Hubble is het in ieder geval het grote aantal onderhoudsbeurten. Vijfmaal kwam er een Spaceshuttle op bezoek. De astronauten vervingen tijdens die missies versleten onderdelen of installeerden nieuwe en vaak betere apparatuur.
Nicollier zegt dat Hubble door de grondige service die hij ontving een relatief moderne telescoop is, nog steeds. “Als we er niks aan hadden gedaan dan was het nu een erg ouderwets apparaat geweest.” De vraag is of hij überhaupt nog zou werken…
Hubble presteert momenteel nog prima, en al enkele jaren langer dan de maximaal 20 jaar die in 1990 werd voorzien. NASA hoopt de telescoop, na de laatste servicebeurt in 2009, in ieder geval tot 2020 te kunnen gebruiken, maar als er ondertussen iets kapot gaat dan is het wellicht gedaan. Sinds het pensioen van de Spaceshuttle is er geen mogelijkheid meer om reparatiemissies uit te voeren.
Ruimte versus de grond
Ondertussen gaan de ontwikkelingen op de grond flink door. Telescopen zoals de VLT, ALMA en LOFAR weten steeds betere plaatjes te maken, bovendien in een enorm frequentiebereik. En ook de vervelende invloeden van de atmosfeer gaat men succesvol te lijf met adaptieve optiek. Is het dan eigenlijk nog wel nodig om dure ruimtetelescopen te ontwikkelen?
Volgens Nicollier wel: “Er zijn een paar soorten straling die door de atmosfeer worden geabsorbeerd, bijvoorbeeld UV-licht en infrarood. Je kunt dan nog zo’n grote telescoop op aarde bouwen, maar ze zijn voor die golflengtes waardeloos.”
Daarom wordt in 2018 ruimtetelescoop James Webb gelanceerd, de opvolger van Hubble. De hoofdspiegel van Webb wordt met een diameter van 6,5 meter bijna drie keer groter de Hubble. Verder zal hij (net als Hubble) gevoelig zijn voor zichtbaar licht en infrarode straling.
De missie van Webb duurt vijf jaar, maar men hoopt dat hij tien jaar meegaat. “Toch kunnen er helemaal niets aan doen als hij stuk gaat,” zegt Nicollier, “dus zo oud als Hubble gaat hij zeker niet worden.”