Met een cochleair implantaat kunnen sommige doven toch horen. Niet zo goed als iemand met een gezond werkend oor, maar sommigen kunnen er vrij makkelijk spraak mee verstaan. Dit is onder andere afhankelijk van hoe lang iemand al doof is en of hij vroeger wel gesproken taal heeft geleerd.
Vroeger had je weinig keus als je helemaal doof was. Je slakkenhuis was nu eenmaal beschadigd. Dat is zo’n fijn mechanisme, daar konden de dokters niks aan doen. Wanneer je nog een beetje restgehoor had, werd dat versterkt met hoortoestellen. Je leerde gebarentaal en ging naar een speciale dovenschool. De laatste 25 jaar is deze situatie veranderd. Met een zogenaamd cochleair implantaat kunnen steeds meer dove kinderen en volwassenen toch horen.
Een cochleair implantaat (CI) is een elektronisch apparaatje dat geluiden direct doorgeeft aan de gehoorzenuw. Het hele oor, dat normaal het geluid omzet in een signaal dat via de hoorzenuw naar de hersenen gaat, speelt dan geen rol meer bij het horen. Om te begrijpen hoe een cochleair implantaat werkt en hoe het is om ermee te horen, is het belangrijk om eerst te weten hoe een normaal oor precies werkt.
Doorsnede van een gezond oor.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Bron: CI-team Radboudumc Nijmegen
Van oorschelp naar slakkenhuis
Bij een gezond, horend oor komen de geluidstrillingen via de oorschelp binnen. Nadat het trommelvlies de trillingen heeft opgevangen, brengen ze de gehoorbeentjes in het middenoor aan het bewegen. De gehoorbeentjes zijn drie minuscule botjes: de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel. Zij brengen op hun beurt weer het ovale venster in beweging, de toegang tot het slakkenhuis. Het slakkenhuis, ook wel cochlea genoemd, bevat vloeistof die door de trillingen gaat bewegen. Deze beweging brengt op zijn beurt de haarcellen in het slakkenhuis in beweging. Zij geven een elektrisch signaal door aan de gehoorzenuw, die dit weer door geeft aan de hersenen. De hersenen kunnen dit signaal verwerken als geluid.
Het slakkenhuis is piepklein; als je het uit zou rollen maar 4 cm lang. Het basilair membraan deelt het slakkenhuis horizontaal in tweeën. Dit membraan is vooraan dikker en stijver dan achteraan in het puntje. Door de geluidsgolf komt het membraan in beweging. Hoge tonen met hoge frequenties brengen alleen het voorste deel van het membraan in beweging. Hoe lager de toon, des te verder naar achteren het membraan beweegt. Op het basilair membraan zitten haarcellen, in totaal zo’n 30.000 stuks. Als een haarcel voelt dat ‘zijn’ gedeelte van het basilair membraan beweegt, geeft hij een zenuwimpuls af naar de hersenen. Zo zet het oor het geluid dat als luchttrillingen via de oorschelp binnenkomt om in een elektrisch signaal voor de centrale gehoorzenuw.
Klik op de afbeelding voor een vergroting
Van microfoon naar elektrode
Bij ernstige beschadigingen van het gehoor kan je vaak nog wel een beetje horen. Een hoortoestel kan eventueel restgehoor versterken, zodat je spraak nog wel kunt horen en zo goed mogelijk kunt verstaan. Soms zijn de beschadigingen ernstiger. De geluidstrillingen kunnen dan bijvoorbeeld wel het slakkenhuis binnenkomen, maar worden niet doorgestuurd naar de gehoorzenuw die naar de hersenen leidt. Een cochleair implantaat zorgt dan dat de gehoorzenuw toch signalen doorkrijgt.
Een cochleair implantaat bestaat uit twee delen. Het uitwendige deel vangt met een microfoontje de geluiden op, waarna een spraakprocessor dit omzet naar een elektrisch signaal. Dit signaal wordt via de zendspoel doorgegeven aan de ontvanger. De ontvanger is het begin van het inwendige deel en zit onder de huid geïmplanteerd. Hij stuurt het signaal vervolgens door naar de elektroden in het slakkenhuis. In het slakkenhuis zitten 16 of 22 elektroden die de CI afzonderlijk kan activeren. Deze elektroden nemen als het ware de functie van de haarcellen over.
Doorsnede van een oor met cochleair implantaat.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Bron: CI-team Radboudumc Nijmegen
Afhankelijk van de locatie van de actieve elektrode in het slakkenhuis worden gehoorzenuwen voor de hoge frequenties of voor de lage frequenties gestimuleerd. Een gezond menselijk oor kan wel duizenden verschillende toonhoogtes waarnemen. Een CI heeft maximaal 24 elektroden, die dus 24 “toonhoogten” kunnen doorgeven. Het gehoor met CI is hierdoor niet zo nauwkeurig als een gezond gehoor, maar veel CI-gebruikers kunnen wel leren spraak te verstaan.
Prelinguaal of postlinguaal
In Nederland zijn er acht universitair medisch centra die CI’s implanteren. Het Nijmeegse UMC St. Radboud heeft sinds 1987 bij ruim driehonderd kinderen en ruim vierhonderd volwassenen een CI geïmplanteerd. Wendy Huinck en Esther Dekkers coördineren hier in het CI-team de begeleiding van respectievelijk de volwassen en de kinderen tot en met de eventuele operatie. Ze leggen uit dat niet bij iedereen zomaar een CI geïmplanteerd wordt. “Van iedereen die zich bij ons aanmeldt, valt zo’n 70 tot 80% daadwerkelijk binnen onze criteria voor een CI.”
Na aanmelding vindt een uitgebreide informatie- en adviesprocedure plaats. Hierbij bekijkt het medisch centrum of de patiënt geschikt is voor een CI. Een team van specialisten onderzoekt niet alleen of het medisch mogelijk is, maar ook of de patiënt er wel voldoende baat bij zal hebben. Hierbij speelt een grote rol of de patiënt al lange tijd doof is en of hij ooit wel gesproken taal heeft gehoord. Na ongeveer het achtste a tiende levensjaar is het namelijk steeds moeilijker om nog goed spraak te leren verstaan. Mensen die doof worden voor ze gesproken taal hebben kunnen leren, noemen we prelinguaal doof.
“Vroeger kwamen volwassenen met een prelinguaal gehoorverlies niet in aanmerking voor een CI”, vertelt Wendy. De resultaten vielen tegen in vergelijking met de CI-gebruikers die op latere leeftijd doof waren geworden. “Maar tegenwoordig is dat anders, mede ook door een verbeterde techniek. Ook al zijn de resultaten nog altijd minder goed dan bij mensen die op latere leeftijd doof zijn geworden.” Maar dit maakt ze dus niet langer al bij voorbaat ongeschikt voor een CI. “Alleen al detectie van geluid kan voor sommige mensen in de dagelijkse praktijk een boel winst opleveren”, aldus Esther.
Dit meisje draagt een cochleair implantaat. Als zij vroeger wel heeft kunnen horen en toen ook heeft leren spreken, zal het voor haar nu makkelijker zijn om weer te leren spraak te verstaan.
Soms kan prelingualiteit bij volwassenen toch een reden voor een negatief advies zijn. “Vooral bij mensen die niet auditief ingesteld zijn en geen gesproken taal ontwikkeld hebben”, legt Wendy uit. “De gehoorzenuw en de hersenen zijn dan onvoldoende in staat het aangeboden geluid door te geven of te verwerken.” Ook mensen met nog teveel restgehoor krijgen een negatief advies als zij beter af zijn met een hoortoestel.
Bij kinderen is prelingualiteit geen reden voor een negatief CI-advies. In tegendeel zelfs. Als zij op tijd, meestal rond de eerste verjaardag, een CI krijgen, zal hun spraak- en taalvermogen zich op een natuurlijke manier ontwikkelen. Net als bij normaal horende kinderen.
Spraakfrequenties
Tijdens een operatie plaatst de KNO-arts de elektrodenbundel van het cochleair implantaat in het oor. Het lijkt misschien een beetje weinig om 16 of 22 elektroden te plaatsen in een slakkenhuis met 30.000 haarcellen die 10.000 frequenties kunnen waarnemen. Maar meer elektroden leidt niet tot betere geluidswaarneming. “Een CI blijft een hulpmiddel”, legt Esther uit. “Het zal nooit een normaal horend oor worden.”
Een CI is er vooral op gericht om spraak te verstaan, dus de elektroden komen vooral op het frequentiegebied van spraak, van circa 250 tot 6000Hz. Wendy: “De elektroden met de verschillende contactpunten worden ongeveer 1,5 keer rond in het slakkenhuis gedraaid. Hierdoor kunnen hoge tonen maar ook de lagere spraakfrequenties worden waargenomen. Dit maakt het spraakverstaan makkelijker.”
Ongeveer vijf weken na de implantatie wordt de CI voor het eerst geactiveerd. Daarna begint de patiënt met een intensieve revalidatie, die een jaar in beslag kan nemen. “In het begin is het moeilijk om verschillende geluiden van elkaar te onderscheiden en te herkennen. Dat moet je leren”, aldus Wendy. “Bij mensen die vroeger wel gehoord hebben gaat dat makkelijker”, vult Esther aan. Het geluid klinkt dan wel anders, maar ze kunnen er vaak nog wel iets bekends in herkennen. Sommige van de patiënten kunnen zelfs meteen bij de eerste afregeling al vrij goed spraak verstaan. Een CI klinkt bij niemand precies hetzelfde. Mensen die vroeger wel gehoord hebben en pas op latere leeftijd doof zijn geworden, zeggen vaak dat geluid nu ‘robotachtig’ of ‘blikkerig’ klinkt. Sommigen vergelijken het met een radio die niet goed staat afgesteld.
Spraak verstaan
De revalidatie van de Nijmeegse CI-patiënten vindt plaats bij Viataal in Sint Michielsgestel. Hier gaat de patiënt met een revalidatietherapeut aan de slag om zo goed mogelijk van de CI te kunnen profiteren. Bij heel jonge kinderen komt de spraak- en taalontwikkeling na enige tijd meestal goed op gang; zij zijn nog niet voorbij de kritische leeftijd om gesproken taal te leren. Bij postlinguaal dove jongeren en volwassenen, die wel ooit gesproken taal hebben geleerd, gaat het soms heel snel. Dat hangt onder andere af van hoelang ze al doof zijn vóór de operatie. Het moeilijkst is het voor volwassenen die nooit gesproken taal gehoord hebben, vooral als ze in hun dagelijks leven meer gebarentaal gebruikt hebben dan liplezen. De resultaten met CI lopen dus (afhankelijk van de voorgeschiedenis) uiteen van “zonder grote problemen in gesproken taal kunnen communiceren” tot enkel “het horen van geluid als waarschuwingsfunctie”.
Het taalbegrip van jonge kinderen met een CI zonder bijkomende beperkingen ontwikkelt zich in ongeveer 5 jaar na de implantatie tot bijna hetzelfde taalbegrip als normaal horende kinderen. Dove kinderen met een hoorapparaat hebben duidelijk een slechter taalbegrip dan de andere groepen.
Bron: Cochlear Implant Centrum Nijmegen/Sint-Michielsgestel
Lang niet iedereen met een CI kan van muziek genieten. “Sommige mensen wel, maar ze moeten er vaak hun best voor doen”, aldus Esther. “Vooral klassieke muziek met veel verschillende instrumenten, dat is lastig.” Ook hier geldt dat de gewenning makkelijker gaat als de patiënt ooit wel muziek gehoord heeft. “En kinderen weten gewoon niet beter; zij hebben geen idee hoe het normaal zou klinken. Vaak luisteren zij het liefst naar muziek met een stevig ritme.”