Engelse onderzoekers hebben vastgesteld dat honingbijen ziektes overdragen op wilde hommelpopulaties. De besmetting verloopt waarschijnlijk via bloemen die de insecten gemeenschappelijk bestuiven.
De hommel is een belangrijk insect voor de bestuiving van wilde bloemen en landbouwgewassen. Binnen hommelpopulaties komen ziektes voor die ook bij de honingbij voorkomen, zoals DWV (deformed wing virus, in het Nederlands het verkreukelde vleugelvirus) en de darmparasiet Nosema ceranae. Engelse onderzoekers van de Royal Holloway University of London hebben ontdekt dat honingbijen een belangrijke bron van besmetting van deze ziekten voor wilde hommels zijn.
Genetisch identiek
Matthias Fürst en zijn collega’s voerden het onderzoek zowel uit in het lab als in het veld, op enkele tientallen locaties verspreid over Groot-Brittannië. In gebieden waar geïnfecteerde bijenvolken voorkwamen, bleek de prevalentie van de ziektes onder wilde hommelvolken ook groter te zijn, concludeerden de biologen. Genetisch waren de ziekteverwekkers identiek zodat ze wel van dezelfde bron afkomstig moesten zijn. “De resultaten zijn zeker te generaliseren naar andere regio’s,” licht Fürst toe. “De conditie waarin bijen- en hommelvolken leven is wereldwijd vergelijkbaar.”
Bij de overdracht van bijenziekten op wilde hommelpopulaties speelt de varroamijt indirect een belangrijke rol. Deze parasiet komt weliswaar niet onder wilde hommels voor, maar de overdracht van sommige parasieten op de honingbij verloopt wel via de mijt. Fürst: “Bijenhouders doen er al veel aan om de varroamijt onder controle te houden, maar de vele chemische middelen die worden ingezet maken de mijt resistent”. Volgens de Duitse insectenonderzoeker is het een illusie dat de mijt volledig kan worden uitgeroeid.
“Dit onderzoek betekent dat imkers er nóg beter voor moeten zorgen dat hun bijenvolken niet door de varroamijt worden aangetast,” is de reactie van hommelspecialist Sjef van der Steen van de WUR. “Door infectie met de mijt, die ook virussen bij zich draagt, verzwakt het volk en worden ze vatbaarder voor ziektes. Bovendien kan het DWV-virus zich ook in de mijt vermeerderen.” Van der Steen, die commerciële hommelkweekbedrijven controleert op hygiëne en het voorkomen van ziekten, ziet net als Fürst geen aanleiding om te twijfelen aan de toepasbaarheid van de Engelse resultaten op de situatie in andere landen, zoals Nederland.
Nederland marktleider
Het Engelse onderzoek, dat deze week werd gepubliceerd in Nature, wijst als ziektebron van wilde hommelvolken ook met een beschuldigende vinger naar commerciële hommelkwekers. “In de begintijd van de hommelkweek, ruim twintig jaar geleden, zijn er enkele incidenten geweest,” vertelt Remco Huvermann van het Nederlandse bedrijf Koppert, dat 55 procent van de wereldexport van gekweekte hommels voor zijn rekening neemt.
“Rond 1990 was er nog niet veel bekend over ziektes en plagen in bestuivers, zoals in hommels,” aldus Huvermann. “Inmiddels wordt de commerciële hommelkweek streng gecontroleerd, zowel vanuit de Europese wetgeving als vanuit de landen waaraan wij hommels leveren, zoals China, Rusland, Chili en Marokko. Naast de EU-regels stellen de afzonderlijke landen zo hun eigen, extra eisen. Sommige landen willen zelfs dat we op de vogelgriep testen.”
Lokale hommelsoorten
De productie van wilde hommels is een miljoenenbusiness. Behalve Nederland zijn ook België en Spanje belangrijke hommelproducenten. Wilde en gekweekte hommels zijn in genetisch opzicht identiek. De kweek gaat er bijna steriel aan toe. Huvermann: “Wij selecteren en vermeerderen wilde hommelsoorten in quarantaine, waardoor de hommels die door ons geleverd worden vrij zijn van ziekten”. In de VS, Mexico en Turkije heeft Koppert productiefaciliteiten voor de kweek van lokale hommelsoorten, omdat export naar die landen niet is toegestaan.
Het verbaast Huvermann niets dat honingbijpopulaties een belangrijke bron van ziektes vormen. “Bijenvolken worden vaak intensief binnen, maar ook tussen continenten vervoerd. Dat wij streng controleren op ziektes bij onze hommels is ook in ons eigenbelang en dat van onze klanten. In de zes tot acht weken dat een volk leeft, moeten de hommels hun werk goed kunnen doen en moeten ze daarom gezond zijn.”
Biodiversiteit groter in dorpen en steden
Het onderzoek in Nature toont geen direct verband aan tussen de bevindingen en de wereldwijde teruggang van wilde bijenvolken. Deze achteruitgang en het uitsterven van gespecialiseerde soorten, een fenomeen dat al jaren aan de gang is, wordt meestal verklaard door de globale teruggang in biodiversiteit als gevolg van de grootschalige landbouw. Dat is ook de boodschap van Huvermann en Van der Steen.
Huvermann: “De echte achteruitgang voor de hommel moeten we zoeken in de verarmde biodiversiteit. Waarom floreren stadsimkers? Omdat er tegenwoordig in steden en dorpen meer bloemen bloeien is dan op het platteland. In landbouwgebieden is de bloei beperkt tot het voorjaar, als de boomgaarden in bloei staan. In steden en dorpen kunnen bijen, hommels en andere bestuivers het héle jaar door aan voedsel komen”.