In een zaaltje in het tijdelijke Tweede Kamergebouw voeren politici van de PVV, VVD, NSC en BBB gesprekken over het vormen van een nieuw kabinet. Hoe gaan politici van de andere partijen oppositie voeren? Ik leg uit wat we hiervan op basis van politicologische kennis kunnen verwachten.
Het is natuurlijk allerminst zeker uit welke partijen het volgende kabinet gaat bestaan. De uitslag van de verkiezingen bracht een van de grootste veranderingen in het Nederlandse partijlandschap ooit teweeg: niet minder dan 54 Tweede Kamerzetels verschoten van partijkleur. Voor het eerst werd een populistisch radicaal-rechtse partij de grootste. Een voorbode voor een zeer complexe en mogelijk lange kabinetsformatie met een onzekere uitkomst.
Op dit moment lijkt het meest voor de hand dat PVV, VVD, NSC en BBB een kabinet mogelijk gaan maken, of dat nou een meerderheidskabinet, minderheidskabinet met gedoogsteun of een extraparlementair kabinet wordt. Tijdens de kabinetsformatie wordt niet alleen een nieuwe regeringscoalitie gevormd, maar ook een nieuwe oppositie. Wat kunnen we verwachten van het voeren van oppositie tegen een mogelijk rechts kabinet?
Coalitiefracties in de Tweede Kamer stemmen vaak hetzelfde. Om plannen uit het regeerakkoord uit te voeren, begrotingen te steunen en het kabinet te beschermen in vertrouwensstemmingen (bijvoorbeeld een motie van wantrouwen). Zij accepteren van elkaar geen eigen voorstellen of steun aan voorstellen van de oppositie die ingaan tegen het regeerakkoord.
De oppositie heeft juist de neiging om zich te onderscheiden van de regeringscoalitie en stemt daarom vaker tegen de regering. Bovendien kan het verliezen van een belangrijke stemming leiden tot het vallen van een kabinet en nieuwe verkiezingen (en een nieuwe coalitie). Dit is voor coalitiefracties juist weer een reden om voor de regering te stemmen.
Oppositie tegen een nieuw kabinet
Maar coalitie- en oppositiepartijen staan echt niet altijd tegenover elkaar. De meeste kabinetsvoorstellen krijgen ook steun van oppositiepartijen. De mate waarin coalitie- en oppositiepartijen tegenover elkaar staan, verschilt nogal. In onderstaande figuur heb ik de sterkte van de coalitie-oppositietegenstelling in niet-unanieme stemmingen in de Tweede Kamer tijdens verschillende kabinetsperiodes weergegeven. Dit is uitgedrukt in de associatiemaat Phi. Als deze 1 is, staan coalitie en oppositie altijd volledig tegenover elkaar. Als deze 0 is bestaat er nooit een verband tussen coalitiedeelname en stemgedrag.
Uit deze figuur blijkt dat de coalitie-oppositietegenstelling niet altijd even sterk is. Maar wat voor oppositie kunnen we verwachten als de nu onderhandelende partijen een rechts kabinet formeren? Daarvoor kijken we hoe de verhouding tussen coalitie en oppositie was bij eerdere kabinetten deze eeuw.
Het conflict tussen coalitie en oppositie was tijdens Rutte II het zwakst. In dat kabinet zaten dan ook partijen met verder uiteenlopende standpunten (VVD en PvdA). In zo’n kabinet ‘van gemengde samenstelling’ valt er voor coalitiepartijen inhoudelijk iets te winnen door samen te werken met hun ideologische bondgenoten in de oppositie. Daarmee markeren ze ook hun ideologische positie. Ook tijdens de gemengde kabinetten Balkende IV, Rutte III en Rutte IV was de verdeling tussen coalitie en oppositie relatief zwak.
De oppositie tegen de rechtse kabinetten Balkenende I en Rutte I was juist het sterkst, toen de (centrum-)rechtse coalitiepartijen bijna alleen maar linkse oppositiepartijen tegenover zich hadden (ook al was Rutte I een gedoogd minderheidskabinet). Bij een eventuele regeringscoalitie van PVV, VVD, NSC en BBB vallen ook de meeste ideologische tegenstellingen samen met het coalitie-oppositieonderscheid. Daarom verwacht ik dat de oppositie tegen een te vormen rechts kabinet heviger wordt dan tijdens de meest recente kabinetten onder leiding van Mark Rutte.
Doelen van oppositie
De verhouding tussen het nieuwe kabinet en de oppositie hangt ook af van de mate waarin oppositiepartijen bereid zijn zich coöperatief op te stellen om beleid te beïnvloeden. Of om toekomstige samenwerking mogelijk te maken. Of de mate waarin zij juist liever het kabinet zoveel mogelijk dwarszitten om een kabinetsval te bespoedigen en zichzelf te profileren.
In het scenario van een rechts kabinet zou GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans de linkse oppositie aanvoeren. In het NRC gaf hij alvast een voorschot op de manier waarop hij oppositie wil voeren en dat is niet bepaald constructief:
"Nederland is een coalitieland. Onze impuls is altijd geweest om coalities mogelijk te maken. Nu is dat anders. Een kabinet valt nooit omdat de oppositie het zo goed doet, een kabinet valt omdat ze het onderling niet meer eens zijn. Dus ik wil die onderlinge verschillen zó duidelijk maken dat het moeilijk voor ze wordt. (…) PVV, NSC, VVD en BBB moeten onderling niet verder kunnen. Dat moeten we zien te bereiken, zo snel mogelijk, op basis van beloftes die ze niet na zullen kunnen komen."
Oppositie voeren zorgt de komende periode voor spannende politiek
Een rechts kabinet heeft de steun van oppositiepartijen echter nodig om haar wetgeving door het parlement te krijgen. Een coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB heeft een ruime meerderheid in de Tweede Kamer, maar een kabinet met steun van deze partijen ziet een oppositiemeerderheid tegenover zich in de Eerste Kamer. Dat leidt mogelijk tot een patstelling, maar wellicht ook tot samenwerking met een aantal oppositiepartijen. Misschien niet met links, maar mogelijk wel met de kleine oppositiepartijen op rechts: SGP, JA21, FvD en het CDA. Een ding is duidelijk: oppositie voeren zorgt de komende periode voor spannende politiek.