Als er verspreid over de aarde twaalf ruimteschepen landen, krijgt taalkundige Louise Banks van het Amerikaanse leger de opdracht om de taal van de buitenaardse bezoekers te ontcijferen. Hoe realistisch is de taalkunde in de film Arrival, die momenteel in de Nederlandse bioscopen draait?
“Eigenlijk komt de taak van de taalkundige in de film neer op veldwerk”, aldus Luis Miguel Berscia, die zelf als promovendus binnen het Language in Interaction-consortium veldwerk doet in de Amazone. “Ze komt in contact met een volk en cultuur waar ze niks vanaf weet en die moet ze leren begrijpen. Waar begin je dan?”
Dat het Amerikaanse leger voor deze klus een taalkundige als Louise Banks vraagt, vindt Berscia merkwaardig. “Zij is geen veldwerker, maar eerder een filoloog: ze houdt zich bezig met dode talen. We zien dat ze lesgeeft in Romaanse talen en ook Sanskriet kent. Ze richt zich op talen die vooral op schrift bestaan. Het eerste wat ze dan ook doet als ze oog in oog staat met de aliens en geen wijs kan worden uit de geluiden die ze hoort, is schrijven op een whiteboard.”
Een taalkundig veldwerker zou kiezen voor een heel andere benadering, stelt de jonge onderzoeker. “Veldwerkers gebruiken vaak een lingua franca, een gemeenschappelijke taal die je beiden spreekt. In de Amazone is dat meestal Portugees, maar in deze film is zo’n aanpak natuurlijk niet mogelijk. De laatste jaren is onder invloed van taalkundige Daniel Everett monolinguaal veldwerk populair. Je leert dan de taal ‘from scratch’ door de mensen voorwerpen en acties te laten benoemen. Stap voor stap bouw je zo een hele woordenschat en grammatica op. Dat zou hier een logische aanpak zijn.”
Schrift of symbolen
De taal die de aliens spreken, Heptapod A, klinkt als laag walvisgezang met gefluister en klikjes tussendoor. Onmogelijk voor een mens om na te bootsen, dus de hoofdrolspeelster concludeert al snel dat dit een dood spoor is. Ze richt zich daarom op het schrift van de buitenaardse wezens, dat Heptapod B wordt genoemd.
Ook daarbij heeft Berscia zijn bedenkingen: “Je moet je als taalkundige afvragen of dat schrift echt de taal representeert of dat het alleen een systeem van symbolen is.” Als voorbeeld noemt hij de Quipu’s van de Inca’s. “De Spanjaarden zagen in de zestiende eeuw in Zuid-Amerika hoe de Inca’s boodschappen overbrachten met knopen in koorden. Dit bleek geen weergave van de gesproken taal – ze konden er alleen bepaalde informatie mee overbrengen. We weten dus niet of de taalkundige in de film echt een taal ontcijferde of alleen een systeem van symbolen.”
Lineair of circulair
Berscia zag Arrival tijdens het wetenschappelijke filmfestival InScience samen met collega’s van het Max Planck Instituut, waaronder Mark Dingemanse. Beiden zijn te spreken over de ‘rijke aanpak’ waar dr. Banks voor kiest. Dingemanse: “Ze wordt in haar kantoor overvallen met de vraag een alien-boodschap te vertalen. Ze staat er echter op de taal in context te aanschouwen: een opname alleen is niet genoeg. Zo zou een echte veldwerker het ook doen.” Berscia: “Ze maakt contact met ze, probeert een band te creëren. Dat leidt er uiteindelijk toe dat ze de puzzel weet te ontrafelen.”
Het schrift van de Heptapods blijkt daarbij cruciaal: dit is niet lineair, zoals wij gewend zijn, maar circulair. Het ziet eruit als koffiekringen met her en der wat uitsteeksels, zonder begin en eind. Dat weerspiegelt hoe de Heptapods tijd zien: verleden, heden en toekomst vloeien in elkaar over. Dit is een ruwe versie van de Sapir-Whorfhypothese, die stelt dat de taal die je spreekt bepaalt hoe je de wereld om je heen ziet.
In de film wordt de relatie tussen het schrift en het circulaire denken geleidelijk aan duidelijk. Naarmate de taalkundige het schrift beter leert ontcijferen en de taal van de Heptapods beter begrijpt, ziet ze ook steeds meer flashes. In het begin denk je als kijker nog dat dit gebeurtenissen uit het verleden zijn, maar na een tijdje besef je dat dr. Banks een blik in de toekomst werpt. De nieuwe taal verandert haar manier van denken, waardoor ook haar concept van tijd verandert.
Berscia en Dingemanse vinden het beiden mooi dat deze hypothese aan bod komt in de film, al zien ze ook wat onvolkomenheden. “Het uitgangspunt dat onze taal lineair is, klopt niet”, stelt Berscia. “Spraak en schrift zijn dat in zekere zin inderdaad, maar dat betekent nog niet dat het in ons hoofd ook zo is.” Dingemanse valt ook over de gedachte dat taal bepaalt hoe je denkt: “Ik huldig een meer gematigde opvatting van taalkundige relativiteit, waarin taal je waarneming wel stuurt en je denken structuur biedt, maar waarin taal je denken niet begrenst.”
De vraag is of de gemiddelde filmbezoeker de Sapir-Whorfhypothese überhaupt zal begrijpen tijdens het kijken. “De hypothese wordt wel even genoemd, maar er wordt vervolgens niet dieper op ingegaan”, aldus Berscia. “Ik hoop dat mensen thuis gaan googelen en zich er zo verder in zullen verdiepen.”
Taal verbindt
Een ander aspect dat aan bod komt in Arrival is de complexiteit van de ‘waarom’-vraag. De kolonel wil dat Banks de aliens zo snel mogelijk vraagt waarom ze hier zijn, maar zij legt uit dat ze die vraag nog lang niet kan stellen. “Voor ons lijkt zo’n zin heel eenvoudig, maar er gaan zo veel structuren achter schuil die je eerst moet onderzoeken”, legt Berscia uit. “Je moet weten of de taal bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden kent, en of die verwijzen naar dezelfde concepten als bij ons. Je moet weten wat de structuur van een zin is, of er een onderwerp en een lijdend voorwerp is, naamvallen, vervoegingen, ga zo maar door.”
“Het is goed dat dat in de film naar voren komt, want we beseffen vaak niet dat we over zo’n complex systeem beschikken dat we elke dag moeiteloos gebruiken”, vindt de onderzoeker. Die bewustwording zien Berscia en Dingemanse als een sterk punt van de film. “De mensheid kan de boodschap van de aliens alleen ontcijferen als de verschillende naties samenwerken. Wat mij betreft een mooi beeld van wat taal voor talige wezens doet: zorgen dat samenwerking op rolletjes kan verlopen”, aldus Dingemanse.
“Taal verbindt mensen”, stelt Berscia. “Dat is wat we allemaal gemeenschappelijk hebben, ondanks onze culturele verschillen. Het is goed om dat te beseffen, dat kan de wereld beter maken. Niet alleen wanneer er aliens komen, maar in het algemeen.”
Momenteel zijn taalkundigen niet voorbereid op een scenario zoals in Arrival, denkt Berscia. “De laatste jaren is er steeds minder geld beschikbaar voor veldwerk, dus er zijn onvoldoende getrainde taalkundigen. Het is natuurlijk ook lastig om je op zoiets voor te bereiden, omdat je niet weet met wat voor taal je te maken zult krijgen – als er al sprake is van taal. Maar het is extreem belangrijk dat we niet-westerse talen analyseren, zodat we ons héle taalvermogen begrijpen, met alle mogelijkheden die daarbij horen om ons uit te drukken. De nadruk ligt momenteel in het begrijpen van taal in ons brein, maar als we geen compleet beeld hebben van wat taal is, zijn zulke bevindingen altijd cultureel gebiast.”
Maar mocht het ooit zo ver komen, dan mag NASA of de overheid hem zeker bellen. “Het lijkt me geweldig om een communicatiesysteem te onderzoeken in heel andere wezens waarin alles anders kan zijn. Een prachtige uitdaging, maar ook extreem moeilijk. En dan hoop ik maar dat die taal niet circulair is, want het lijkt me erg frustrerend om de toekomst te kennen.”