De efficiëntie van de intensieve veehouderij in Nederland heeft succes – ons land is de grootste exporteur van vlees in de Europese Unie – maar komt het dierenwelzijn niet ten goede. Wat is er nodig om het dierenleed in de veehouderij te verminderen? ‘Als boeren meer verdienen per dier, ontstaat er ruimte om te investeren in dierenwelzijn.’
In Nederland worden al duizenden jaren veedieren gehouden. Vroeger gebeurde dat op kleine schaal, maar inmiddels is ons kleine landje de grootste exporteur van vlees in heel Europa. Hoe dat kan? Door een sterke intensivering van de veehouderij waarbij efficiëntie centraal staat. Dit komt de dieren echter vaak niet ten goede. Wat is er nodig om het dierenleed in de veehouderij te verminderen?
Bart Gremmen, hoogleraar Ethiek in Levenswetenschappen aan de Universiteit van Wageningen, buigt zich over het onderwerp dierethiek in de veehouderij. Volgens hem zijn wij, als maatschappij, de connectie met onze veedieren verloren. “Waar vroeger meer dan negentig procent van de samenleving in de landbouw werkte, is dat nu nog maar twee procent. Hierdoor hebben we geen ervaring met veedieren meer, alleen met huisdieren”, zegt hij. Maar het houden van veedieren is niet te vergelijken met het hebben van een hond of kat. Gremmen: “Voor mij is het belangrijkste verschil dat je niet één individu, maar een hele groep dieren verzorgt. Als je dertigduizend kippen hebt, kun je ze niet allemaal een naam geven. Het is een vak apart.”
De intensivering van de veehouderij is direct te linken aan de Tweede Wereldoorlog. Onder het motto ‘nooit meer honger’ werd er na de oorlog in een korte tijd zo veel mogelijk voedsel geproduceerd. “Mensen waren toen niet met dierenwelzijn bezig; tijdens een hongersnood eet je alles”, zegt Gremmen. Pas in de jaren zeventig, toen er genoeg eten beschikbaar was, konden mensen zich druk gaan maken over andere zaken, zoals voedselveiligheid. Inmiddels hebben we het punt bereikt dat steeds meer mensen zich bekommeren over waar dierlijke producten vandaan komen. Gremmen: “Verschuiving in ons welzijn geeft ons de ruimte om over dierenwelzijn na te denken.” Toch is het dierenwelzijn volgens hem in de laatste twintig jaar nauwelijks verbeterd.
Medaille met twee kanten
De grote vraag is nu natuurlijk: wat is er nodig om het dierenleed in de veehouderij te verminderen? Als oplossing wordt er al snel naar technologische innovaties gekeken. Gremmen: “Technologische ontwikkelingen bieden inderdaad mogelijkheden, maar het is een medaille met twee kanten.” Er zijn genoeg positieve innovaties op te noemen die de vee-industrie inderdaad een beetje beter maken. Maar tegelijk is de vee-industrie, zoals we die nu kennen, mogelijk gemaakt door technologische innovatie. “Technologische vooruitgang staat niet gelijk aan minder dierenleed. Dat hangt maar net van de insteek af”, stelt Gremmen.
In een interview met de Universiteit van Wageningen vertelde Gremmen het volgende: “Om de ongewenste gevolgen van een nieuwe technologie te vermijden, moet worden voldaan aan twee voorwaarden. Eerst moet het bekend zijn dat een nieuwe technologie schadelijke gevolgen kan of zou kunnen hebben. En het moet mogelijk zijn om die technologie dan aan te passen om deze gevolgen te vermijden. Een of allebei van deze voorwaarden ontbreken veelal.” Om aan verantwoorde innovatie te kunnen doen, is vanaf het begin aandacht voor ethische kwesties nodig. Niet vanuit de gedachtegang van mensen, maar vanuit de dieren zelf. De belangen van de dieren en de belangen van de mens staan namelijk recht tegenover elkaar in de vee-industrie.
Te goedkoop
Volgens Gremmen kun je in de vee-industrie eigenlijk niet om dierenleed heen. “Het is belangrijk om te beseffen dat bij het eten van dierlijke producten altijd dierenleed komt kijken”, zegt de Wageningse professor. Hoe goed een stal ook is voorzien van nieuwe snufjes, uiteindelijk zul je altijd tegen de belangen van de dieren ingaan als je ze doodmaakt voor hun vlees. Nu zijn het vooral de boeren die ‘de schuld’ krijgen van dit lijden. Volgens Gremmen is dat krom: “Het grote probleem is dat vlees te goedkoop is voor de boeren om een eerlijke boterham te verdienen. Zij worden daarom gedwongen tot intensivering, anders kunnen zij niet aan de vraag van de consument voldoen.”
“We zijn allemaal collectief verantwoordelijk voor het dierenwelzijn in de veehouderij, als consument, supermarkt, overheid en boer”, stelt Gremmen. Elke maatregel die boeren zouden kunnen en soms moeten nemen om dierenleed te verminderen, moeten zij op dit moment uit eigen zak betalen. Daarom moet de landbouw volgens Gremmen van de vrije markt af. “Net als met de zorg hoort de vee-industrie daar niet thuis. Er is een collectief belang bij het eten van kwaliteitsvoedsel. Daar hoort bij dat de dieren een goed leven gehad hebben. En dus moet de overheid ingrijpen en de boel subsidiëren”, vindt Gremmen. Nu mag de overheid dit volgens de Europese wetgeving niet doen, omdat het subsidiëren van de vleesproductie tot valse concurrentie zou leiden.
Bernice Bovenkerk, universitair hoofddocent van de leergroep Filosofie aan de Universiteit van Wageningen en collega van Gremmen, vindt ook dat de overheid moet ingrijpen. “Er zijn vele stappen te zetten op het gebied van dierenwelzijn in de veehouderij, maar die kosten allemaal geld. Het is niet eerlijk om van boeren te vragen om die kosten alleen te dragen.” Dat nieuwe innovaties die dierenleed daadwerkelijk verminderen, nu nog niet op grote schaal worden toegepast, hangt volgens haar volledig van het financiële plaatje af. “Als boeren meer verdienen per dier, ontstaat er ruimte om te investeren in dierenwelzijn”, zegt Bovenkerk. De prijs van vlees is nu, mede door concurrerende supermarkten, onrealistisch laag. Daarom moet er volgens Bovenkerk een vleestaks en aangescherpte wetgeving komen.
Bewust onwetend
In de natuur is het heel normaal dat dieren elkaar opeten, maar geldt dat nog steeds voor ons? Wij zijn en blijven omnivoren, wat betekent dat mensen zo’n beetje alles kunnen eten. Precies daardoor hebben we een breed scala aan voedselkeuzes. Mogen wij nog wel dieren eten nu we principes, ethiek, vitaminetabletten en supplementen hebben ontwikkeld? Volgens Bovenkerk niet. “Je kunt onderscheid maken tussen basale belangen, dingen die je nodig hebt, en triviale belangen, dingen die je graag wilt, zowel bij mensen als dieren. Ik ben ervan overtuigd dat het eten van vlees geen basaal belang meer dient in een welvarend land als Nederland. Het is een luxeproduct.”
Het liefst zou Bovenkerk zien dat we helemaal stoppen met het nuttigen van dierlijke producten. “Veel mensen zijn bewust onwetend over wat zich in de vleesindustrie afspeelt”, stelt zij. Ook bij het produceren van melk en eieren komt veel dierenleed kijken. Bovenkerk vindt dat we überhaupt geen productiedieren meer moeten houden. Gremmen staat daar genuanceerder in. Wel zijn de Wageningse ethici het erover eens dat een groot deel van onze vleesconsumptie enkel gebaseerd is op gewoontes. “Mensen willen vlees eten omdat ze het lekker vinden en het gewend zijn, maar je hebt niet zo veel vlees nodig”, zegt Gremmen. Het veranderen van deze eetcultuur is een langzaam proces, maar dat is precies waar Bovenkerk naar streeft. Bovenkerk: “Zolang wij geen basaal belang hebben bij het eten van dierlijke producten, maar het basale belang van dieren wel in het geding komt, valt de huidige manier van doen in de intensieve vee-industrie niet goed te praten.”