Sinterklaas werd ‘Santa Claus’ en kreeg een ‘sleigh’. De daalder werd de ‘dollar’ en koolsla ‘coleslaw’. Jan-Kees werd verbasterd tot de geuzennaam ‘Yankee’. Het Nederlands heeft duidelijk invloed gehad op de huidige taal in Amerika.
Dit jaar vieren we dat het 400 jaar geleden is dat de Engelse zeevaarder Henry Hudson onder Nederlandse vlag Manhattan (‘Manna Hatta’ voor de lokale bewoners) binnenvoer. Hoewel Nieuw-Amsterdam maar 55 jaar—tot 1664—in Nederlandse handen was, zijn de sporen van onze aanwezigheid nog altijd in de Amerikaanse taal terug te vinden. Taalkundige Nicoline van der Sijs schreef er het boek ‘Yankees, cookies en dollars. De invloed van het Nederlands op de Noord-Amerikaanse talen’ over.
Staatsinrichting
In haar boek beschrijft Van der Sijs 246 Nederlandse leenwoorden die zijn opgenomen in het Amerikaans-Engels. Veelal zijn dit woorden voor concrete zaken, zoals ‘coleslaw’ (‘koolsla’), ‘skate’ (‘schaats’) en ‘cookie’ (‘koekje’). Woorden voor abstracte en ‘elitaire’ zaken zijn opvallende afwezigen in de lijst. “De Nederlanders die naar Noord-Amerika trokken waren voornamelijk van eenvoudige komaf”, zo verklaart Van der Sijs. “Zij gingen er niet heen om cultuur te verbreiden of om de vooraanstaande Nederlandse wetenschap, literatuur, schilderkunst en dergelijke bekend te maken, maar om hun financiële positie op het nieuwe continent te verbeteren.” De woorden die zo in het Amerikaans-Engels werden opgenomen waren vooral namen voor voedingsmiddelen, huisraad, gereedschap, kleding en kinderspelletjes. Begrippen waar de Indianen en de Engelse kolonisten zelf nog geen woorden voor hadden.
Toen in 1664 de Engelsen Nieuw-Amsterdam overnamen en het New York noemden, namen zij tevens veel Nederlandse ideeën over staatsinrichting en de bijbehorende woorden over. Hoewel deze woorden later werden vervangen door Engelse begrippen, zijn in vroege documenten Nederlandse termen als ‘burgher’, ‘burgomaster’, ‘schepen’ en ‘stadt-house’ terug te vinden. Dat de Amerikanen ‘boss’ niet hebben vervangen voor het Engelse ‘master’ is vooral te danken aan het nare gevoel van ongelijkwaardigheid dat ‘master’ hen gaf.
Dope
246 Nederlandse leenwoorden in een hele taal lijkt misschien niet veel, maar Nederland mag hier toch best trots op zijn. “De contacten tussen het Nederlands en het Brits-Engels hebben 11 eeuwen geduurd”, vergelijkt Van der Sijs. “Volgens het Oxford Dictionary of English Etymology hebben die elf eeuwen contact geleid tot ongeveer vijfhonderd Brits-Engels woorden die rechtstreeks ontleend zijn aan het Nederlands. Daarentegen hebben de contacten met het Amerikaans-Engels ‘slechts’ vier eeuwen bedragen en dat leidde tot 246 woorden; dan blijkt dus dat de invloed op het Amerikaans-Engels verhoudingsgewijs—laten we zeggen jaarlijks—groter is geweest dan die op het Brits-Engels.”
De afgelopen eeuw zijn de rollen eerder omgedraaid: het Engels heeft veel invloed op de Nederlandse taal, bijvoorbeeld met woorden als ‘computer’ en ‘internet’. Sommige Nederlandse leenwoorden komen zo met een omweg en wat veranderingen terug in de Nederlandse taal. Zo heeft het Amerikaans-Engels ‘dope’ oorspronkelijk overgenomen van het Nederlandse ‘doop’, dat ‘saus, jus’ betekende. In de loop der tijd heeft het woord zich daar via de betekenis van ‘dik mengsel van opium’ ontwikkeld tot een algemene aanduiding voor verdovende middelen. In deze betekenis is het tegenwoordig ook in de Van Dale opgenomen.
Een ander voorbeeld is ‘Santa Claus’, die oorspronkelijk is afgeleid van de Nederlandse ‘Sinterklaas’. In de loop der eeuwen hebben de Amerikanen Santa Claus getransformeerd tot een dikke man met een rode neus die op een slee met rendieren ervoor door de lucht vliegt. Bovendien hebben ze het feest verplaatst van begin december naar kerstmis. Deze Kerstman is ondertussen weer teruggevlogen naar Nederland, waar de speelgoedwinkels in december nu twee keer kunnen profiteren van het kinderfeest.
Lees verder:
- Yankees, cookies en dollars (Amsterdam University Press)
- Henry Hudson 400 (Engels)
- NY400