Het Hollands is zo langzamerhand de dominante taal in Friesland. Het Fries wordt zo weinig gesproken dat het zich als een tweede taal begint te gedragen. De officiële naam hiervoor is Interferentiefries. Het is Fries dat doorspekt is met Hollandse uitdrukkingen en met Hollandse woordvolgordes.
Dat er af en toe Engelse woorden in het Nederlands sijpelen, komt doordat veel Nederlanders regelmatig Engels spreken of in ieder geval hóren. In die zin zijn de meeste Nederlanders tweetalig. En dat heeft gevolgen voor hun moedertaal.
Taalverandering door tweetaligheid wordt vaak gezien als een tweetrapsraket. In de eerste fase doen moedertaalsprekers een beetje kennis op van een tweede taal. Die tweede taal spreken ze niet goed, maar ze lenen er wel eens uit. Zo oefent hun tweede taal invloed uit op hun moedertaal, maar die invloed is niet erg groot. Het blijft vaak bij het lenen van wat woorden. In die fase bevindt zich het Nederlands in relatie tot het Engels. In de tweede fase is de invloed van de tweede taal veel sterker. Maar die zullen we in het Nederlands alleen bereiken als we ooit allemaal óók dagelijks Engels spreken.
In Friesland bestaat Hollands-Friese tweetaligheid al sinds de zestiende eeuw. Zo werd in de zeventiende eeuw de Hollandse uitdrukking ‘van zijn leven niet’ (nooit) geleend als fan syn leven net. Het Friese woord voor ‘leven’ is libben, dus kunnen we duidelijk zien dat de uitdrukking ontleend is aan het Hollands.
Slecht Hollands: Bokwerders
In de eerste fase van taalcontact heeft de moedertaal invloed op de tweede taal, nauwelijks andersom. Immers: een Nederlander die gebrekkig Engels spreekt (steenkolenengels), wordt steevast herkend aan zijn Nederlandse accent of Nederlandse zinsconstructies.
Ditzelfde gebeurde vroeger bij Friezen die Hollands spraken. De Friese schrijver Rink van der Velde nam dit taalverschijnsel in de jaren ’70 als uitgangspunt voor een serie humoristische columns. Hij presenteerde die columns alsof het stukjes waren uit het blad Bokwerder Belang, het blad van de vereniging voor het dorpsbelang van het denkbeeldige dorpje Bokwerd. Daarin schreef hij een vorm van Hollands, rijkelijk doorspekt met Friese uitdrukkingen en woordvolgordes: het zogenoemde Bokwerders.
Bokwerders klinkt Hollands, maar heeft een Friese grammatica en Fries idioom: het is verhollandst Fries, Fries in een Hollands jasje. Een voorbeeld is Ik scheur mij de buisen uit, naar het Friese Ik skuor my de bûsen út, wat betekent dat iemand erg moet lachen of grote pret heeft. Het is moeilijk om tegenwoordig nog Friestaligen te vinden die zulk slecht Hollands spreken. Deze eerste fase van taalcontact is in Friesland voorbij.
Rollen omgedraaid
Tegenwoordig, in de tweede fase, zijn de rollen omgedraaid. Het Hollands is de dominante taal in Friesland, de taal die door velen als moedertaal wordt geleerd. Het Fries wordt zo weinig gesproken dat het zich als een tweede taal begint te gedragen. Nu vinden we een omgekeerd Bokwerders. De officiële naam hiervoor is Interferentiefries. Het is Fries dat doorspekt is met Hollandse uitdrukkingen en met Hollandse woordvolgordes. Het is verfriest Hollands of: Hollands in een Fries jasje.
Een voorbeeld is Wy moatte mar gean begjinne mei de training, in plaats van Wy sille mar hast begjinne mei de training, of Omdat er plotseling is fallen in plaats van Omdat er hommels fallen is. Natuurlijk zijn er altijd sprekers geweest die goed Fries spraken, en sprekers die verfriest Hollands spraken. Het punt is echter dat de sprekers van verfriest Hollands in de meerderheid lijken te raken.
Slecht Fries
Men zou kunnen zeggen dat dit plaatje wat simplistisch is, dat er niet echt twee groepen te onderscheiden zijn maar dat alles binnen een spectrum valt: goed Fries, slecht Fries en alles ertussen in. Het aardige is nu dat onderzoek van een concreet taalverschijnsel laat zien dat er in ieder geval in het onderzochte geval wel degelijk twee groepen te onderscheiden zijn.
Taalwetenschappers uit Friesland en Nijmegen hebben recentelijk onderzocht hoe de tussenklank in boekenkast en de eindklank in boeken wordt uitgesproken in het Fries van jongeren. Het volgende tabelletje laat zien hoe de uitspraak is in het Standaard Fries, in het Nederlands en in het Interferentiefries:
Meervoud in een zin | Samenstelling | |
Fries (Fr) | Boeken, met [n] | Boekekast, zonder [n] |
Nederlands (Holl) | Boeke(n), zonder [n] | Boeke(n)kast, zonder [n] |
Interferentiefries (NE-Dutch) | Boeken, met [n] | Boekenkast, met [n] |
Zonder op alle details in te gaan kunnen we stellen dat er een systeem in de scores zit, en wel zodanig dat we ruwweg de twee groepen sprekers kunnen terugvinden: sprekers van ‘goed’ Fries (driehoekjes) en sprekers van Interferentiefries (rondjes). Bij de eerste groep is de slot-n goed te horen in het meervoud en eigenlijk niet of nauwelijks in de samenstelling. De sprekers van Interferentiefries laten de slot-n in beide gevallen horen. Het is niet zo dat er een toevalsverdeling in de scores zit.
Twee groepen sprekers
Daarmee bevestigt deze figuur, althans voor het verschijnsel van de tussenklanken, dat we bij taalverandering door taalcontact twee groepen sprekers kunnen onderscheiden. Wanneer de sprekers van ‘goed’ Fries nog in groten getale aanwezig zijn, wordt er af en toe wat geleend, maar de taal blijft verder redelijk intact. Dit is ook het stadium waar het Nederlands zich in bevindt in relatie tot het Engels. Wanneer echter de sprekers van ‘slecht’ Fries alomtegenwoordig zijn, dan verwordt de taal snel tot een accent: alleen de uitspraak en een klein deel van de woordenschat zijn dan nog authentiek.
Wat in dit onderzoek onder jongeren in Heerenveen en Buitenpost ook opviel, was dat de meerderheid van de jongeren die het Fries van huis uit spreekt, hier de ‘goede’ Friese variant gebruikt. Het is dus zeker niet zo dat alle jongere sprekers in alle opzichten alleen nog maar verfriest Hollands spreken.