De reacties in mijn omgeving waren niet bepaald enthousiast toen ik besloot om Nederlands te gaan studeren. Wilde ik dan geen mooie auto, of een eigen huis? Boeken lezen kon ik toch thuis ook wel? En bovendien, daar was ik toch niet zo goed in op de middelbare school?
Om heel eerlijk te zijn, ik wist het zelf ook allemaal niet zo zeker. Toen ik 17 was en een studie moest kiezen, koos ik uit blinde paniek politicologie. Ik hield van politiek, ik hield van lezen en argumenteren, was geïnteresseerd in internationale vraagstukken, en de baanperspectieven waren goed. Op papier een goede beslissing, toch?
Het lot besloot anders. In het eerste half jaar als student kreeg ik een ongeluk en kon ik een half jaar amper naar college. In de tijd dat ik thuis zat merkte ik dat ik niet bepaald zin had om weer terug de collegebanken in te gaan en colleges Economie of colleges Theoretische Politicologie te volgen (veeeeel te veel dingen uit je hoofd leren!!).
Het roer om
Het roer moest om, en ik besloot mijn hart te volgen. Want wat vond ik nu echt leuk om te doen? Lezen! Ik wilde weten waarom mensen versprekingen maakten! En waarom konden mijn buitenlandse vrienden de ‘eu’ en ‘ui’ zo moeilijk uit spreken? Hoe werkt dat precies in je hersenen? Zo kwam ik bij de studie Nederlandse Taal en Cultuur terecht. Ook al was ik er niet zo goed in op de middelbare school, en ook al waren de baanperspectieven een stuk minder dan bij politicologie of een betastudie.
Ik heb geen moment spijt gehad. Bij de studie Nederlandse Taal en Cultuur werd ik uitgedaagd om kritisch naar teksten te kijken, en leerde ik hoe ik een goed argument op kon bouwen. Taal werd niet alleen bekeken vanuit de literatuurkant, maar ook vanuit de informatica, psychologie, cognitiewetenschap, filosofie en biologie. Ik leerde over de geschiedenis van onze cultuur en (inter)nationale literatuur, en welke structuur een goede tekst volgde. En juist al deze kennis bleek enorm van pas te komen tijdens mijn masteropleiding in Cognitieve Neurowetenschappen.
Bij Nederlands leerde ik namelijk niet alleen hoe ik een goed werkstuk schreef, maar ook hoe kansberekening werkte voor experimenten. Ik leerde omgaan met literatuuronderzoek, maar ook met empirisch onderzoek en experimentele studies waarbij programmeren een vereiste was. De onderzoeksvaardigheden die ik moest inzetten voor mijn masteropleiding Cognitieve Neurowetenschappen heb ik dus grotendeels te danken aan mijn opleiding Nederlands, en daar waren mijn medestudenten met een Natuurkunde achtergrond maar wat jaloers op!
En nu? Ik ben bijna klaar met mijn promotieonderzoek naar hoe multimodale taal wordt verwerkt in de hersenen. Kortom, het beste uit beide werelden, met een beetje alfa en een beetje beta.