Door bezuinigingen en stroombesparingen gaan er ‘s nachts steeds meer straatlantaarns uit. Groningse wetenschappers meten nu voor het eerst hoe donker de Nederlandse straten zijn. In het project Zicht op Licht schakelen ze de hulp in van iedereen met een smartphone.
Vanuit de ruimte lijkt Nederland niet het meest voor de hand liggende land voor het onderzoek naar de duisternis van Ronald Bierings en Nomdo Jansonius van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Waar grote delen van Europa, zoals oostelijke landen of het binnenland van Spanje pikdonker blijven, zijn vooral Nederland en België een baken in de nacht met hun glastuinbouw en het dichte (verlichte) wegennet. Toch zeggen de Groningse oogonderzoekers dat veel Nederlanders in de nacht moeite hebben met zien.
Bierings en Jansonius willen nu binnen het project Zicht op Licht met de hulp van duizenden smartphonebezitters een nachtelijke lichtkaart van Nederland maken. Met een app bepalen de vrijwilligers de lichtsterkte op locatie. Daarnaast geeft de gebruiker aan hoe goed hij of zij er ziet en of hij of zij een oogaandoening heeft. Het uiteindelijke doel: bepalen hoe toegankelijk Nederland in de nacht is.
Van ongezonde naar gezonde ogen
Doorgaans focussen de Groningers zich op ogen die door een oogaandoening minder goed werken. “We kijken onder anderen naar glaucoom, een oogziekte waarbij patiënten met een verhoogde oogdruk delen van hun gezichtsveld kunnen verliezen”, zegt Bierings. “In een recent vragenlijstonderzoek wilden we erachter komen hoeveel moeite mensen met glaucoom hebben met zien in het donker. Wat echter bleek is dat ook de gezonde controlegroep aangaf dat ze moeite hebben om ‘s nachts de straat op te gaan.”
Natuurlijk zie je in het donker minder. En dat heeft met verschillende factoren te maken, legt Bierings uit. Hij zegt dat ogen minder goed kleur waarnemen, minder scherpte zien en bovendien trager worden in het duister. Het duurt bij een lage lichtintensiteit als het ware langer voordat lichtreceptoren in het oog genoeg informatie hebben verzameld om te versturen naar de hersenen.
Dat is allemaal niet nieuw voor oogartsen, maar over de gevolgen van die beperkingen is minder bekend. In het onderzoek van Bierings en Jansonius bleek de helft van de ondervraagden met gezonde ogen aan te geven dat ze moeite hebben de straat op te gaan als de lantaarns uit zijn. Een derde laat de auto ‘s nachts staan. “Dat zijn grote getallen en dat verraste ons”, zegt Bierings. “We wilden dat verder onderzoeken. Hoe donker is het ‘s nachts in Nederland en wie heeft er dan moeite met zien?”
Lichtsterkte
Goed, het gaat dus om het onderzoeken van nachtelijke lichtomstandigheden. Maar dat is toch al lang gedaan? Dat beaamt Bierings maar het ging in het verleden vooral om de hoeveelheid lichtvervuiling, licht van bijvoorbeeld straatlantaarns dat onbedoeld ‘weglekt’ en omhoog gaat. Er zijn talloze kaarten gemaakt, onder andere op basis van satellietbeelden, maar daar zijn de onderzoekers minder in geïnteresseerd. “Wij proberen juist het licht te meten dat van de straat afkomt, en hoe goed deze te zien is om je voort te bewegen”, zegt Bierings.
Maar net zo belangrijk is volgens Bierings de ervaring van de duisternis door mensen. Bijvoorbeeld hoeveel moeite ze daarbij hebben. “We kunnen de lichtmetingen van de smartphones vergelijken met gegevens uit het laboratorium, waar we precies bepalen tot welke handelingen mensen nog in staat zijn bij een bepaalde lichtsterkte”, zegt Bierings. “In Zicht op Licht gaan we op zoek naar verschillen tussen bevolkingsgroepen. In welke mate heeft bijvoorbeeld een senior met een bepaalde oogziekte meer last van het duister dan een puber met gezonde ogen? Hiervoor vragen we dus ook gegevens over de gezondheid van de deelnemers.”
Straatwetenschap
Uiteindelijk komt het onderzoek neer op metingen van duizenden smartphone-bezitters. Maar is het niet moeilijk om een leek een betrouwbare wetenschappelijke meting te laten doen? Bierings verzekert dat de app de thuiswetenschapper met makkelijk te volgen instructies bijstaat. Uiteraard moet een deelnemer naar buiten als het donker is. Hij of zij beantwoordt vragen over de locatie, doet een nulmeting (met een bedekte lens) en maakt dan een foto van de ondergrond. Maar ook de hemel wordt gefotografeerd, dat gebeurt om later de relatie tussen straat- en hemellicht te bepalen. Tot slot geeft men aan hoeveel moeite het kost om te zien, waarna de deelnemer feedback krijgt over de lichtomstandigheden ter plekke. Bovendien wordt er via GPS een meetpunt aangemaakt op een openbare lichtkaart.
Hoewel de app voor zowel iPhones als voor Android-toestellen te downloaden is, worden de daadwerkelijke lichtmetingen alleen door iPhones-gebruikers gedaan. Bierings geeft aan dat de camera’s van verschillende toestellen verschillende waardes geven en daarom geijkt moeten worden. Ieder type opnieuw. Bij de serie iPhones is dat nog wel te doen, maar voor de vrijwel oneindige hoeveelheid verschillende Android-toestellen is dat eigenlijk onbegonnen werk.
Dat betekent overigens niet dat die metingen waardeloos zijn. Integendeel, ze zijn hard nodig. “Ook deze gebruikers doen lichtmetingen, maar voor ons onderzoek gebruiken we alleen de vragenlijst”, zegt Bierings. “Door vragen te stellen over de situatie, of er straatverlichting is, het weer, én natuurlijk hoeveel moeite de mensen hebben met zien, verzamelen we toch nuttige gegevens.”
iSPEX
Zicht op Licht doet denken aan iSPEX, een ander Nederlands initiatief waarmee in 2013 een landelijke fijnstofmeting is gedaan met behulp van duizenden vrijwilligers. Die overeenkomst is niet geheel toevallig. Bierings vertelt dat Jansonius en hij op het idee kwamen voor Zicht op Licht, toen in het Nederlandse Tijdschrift voor Natuurkunde een oproep stond voor een publieksonderzoek van het Weekend van de Wetenschap, daarin werd ook iSPEX genoemd. Als fijnstof met smartphones op grote schaal te meten is, dan moet er ook een grote nachtelijke lichtmeting mogelijk zijn, dachten zij. In totaal werden binnen iSPEX ruim tweehonderdduizend metingen gedaan.
Het succes van iSPEX wil Bierings herhalen. “We hebben twintigduizend tot dertigduizend metingen nodig, vooral omdat we een goede vergelijking willen maken tussen verschillende groepen mensen”, zegt hij. “Jong, oud, mensen met een oogaandoening en met gezonde ogen. Als je uitspraken wil doen over die afzonderlijke groepen dan kom je er niet met een paar honderd metingen.”
Uiteindelijk hopen de wetenschappers te bepalen hoe donker nachtelijk Nederland is en welke groepen mensen er dan moeite hebben met zien, kortom hoe ‘toegankelijk’ nachtelijk Nederland is. “Misschien komt er wel uit dat het eigenlijk té donker is”, zegt Bierings. “Daar kun je natuurlijk iets aan doen. Maar of dat hoeft niet per definitie met meer verlichting te gebeuren. Mensen kunnen bijvoorbeeld ook zelf licht meenemen. Of we moeten simpelweg allemaal accepteren dat Nederland gewoon niet voor iedereen, 24 uur per dag toegankelijk is.”