Stel dat we ooit intelligent buitenaards leven ontdekken, hoe kunnen we dan met hen communiceren? Wat zullen zij kunnen begrijpen? NEMO Kennislink onderzoekt het aan de hand van een toekomstscenario.
“Hartelijke groeten aan iedereen”, zullen buitenaardse wezens horen wanneer ze de grammofoonplaat afspelen die aan de Voyager 1 en 2 is bevestigd. De kans dat de vriendelijke woorden van Joan de Boer, een Nederlandse die in de jaren vijftig naar Amerika verhuisde, ooit een buitenaards luisterend oor vinden is echter minuscuul. Ten eerste is het gezien de oneindige grootte van het heelal onwaarschijnlijk dat de in 1977 gelanceerde ruimteschepen ooit een levensvorm treffen. Daarnaast zal een eventuele buitenaardse beschaving vermoedelijk niet weten wat ze met een lp aan moet. Ook is het lang niet zeker dat aliens beschikken over een gehoor, of op een andere manier geluidsignalen kunnen verwerken. En mocht dit alles wonder boven wonder toch zo uitpakken, dan zullen ze geen chocola kunnen maken van de klanken die ze horen.
Communicatie met intelligent buitenaards leven spreekt tot de verbeelding, maar er zitten in de praktijk nogal wat haken en ogen aan. Het grootste obstakel is misschien wel dat we die levensvorm nog niet gevonden hebben – en dus ook geen idee hebben van hoe hij eruitziet en wat hij kan begrijpen. In welke vorm moeten we onze boodschap dan gieten? En wat moet die boodschap dan eigenlijk worden? Een ander praktisch probleem is de afstand: een reactie, extra uitleg of een reparatie van een misverstand is niet snel te geven. Dat neemt niet weg dat we al heel wat hebben geprobeerd.
Universele tekens
De gouden grammofoonplaten op de Voyagers zijn niet de enige boodschappen die we de afgelopen eeuw op een eindeloze reis door de ruimte hebben gestuurd. Vijf jaar eerder, in 1972 en 1973, kregen de onbemande ruimteschepen Pioneer 10 en 11 een plaquette mee met afbeeldingen van de mens en instructies om onze planeet te lokaliseren. En in 1974 zond de Arecibo-radiotelescoop in Puerto Rico een drie minuten durende boodschap uit van 1679 bits richting M13, een grote sterrenhoop op 25.000 lichtjaar afstand van de aarde. Eventueel aanwezig intelligent leven aldaar zal – over heel wat millennia – in dat aantal ‘1679’ een semipriemgetal moeten herkennen, waarna de boodschap een afbeelding van 23 bij 73 vakjes blijkt te zijn, die vervolgens moet worden ontcijferd.
Het onderliggende idee van al deze boodschappen is dat ze zelf-interpreteerbaar zijn. Een intelligente levensvorm zou puur op basis van het signaal de betekenis moeten kunnen ontcijferen, dus de tekens moeten universeel zijn. Maar wat is nu echt universeel? De wetten van de fysica, concludeerden wetenschappers in het midden van de vorige eeuw. Deze zijn in het hele universum gelijk en elke intelligente beschaving zal een vorm van wiskunde hebben ontwikkeld om ze te beschrijven. Dat maakt wiskunde een universele taal, zo beredeneerden zij.
Wiskunde als taal
Wiskunde vormt dan ook de basis van verschillende talen die zijn ontworpen voor METI, Messaging Extra Terrestrial Intelligence. De bekendste is misschien wel Lincos uit 1960, van de Nederlandse wiskundige Hans Freudenthal. Op basis van het signaal in Lincos leren de buitenaardse wezens eerst tellen; daarna komen elementaire wiskundige stappen als optellen en aftrekken aan bod. Vervolgens wordt het steeds complexer, tot abstracte begrippen als ‘beloven’ en ‘spelen’ aan toe. Begin deze eeuw heeft de gepensioneerde hoogleraar theoretische informatica Alexander Ollongren deze taal verder ontwikkeld onder de noemer ‘astrolinguïstiek’.
Hoewel er nooit een bericht in Lincos de ruimte in is gestuurd, twijfelt sterrenkundige Vincent Icke of zo’n wiskundige boodschap inderdaad universeel is. “Wiskunde lijkt zó sterk op menselijke taal”, licht hij toe. “Elke wiskundige formule kun je uitspreken in het Nederlands. Wiskunde is taal waarin elke onzekerheid is uitgebannen. En taal zit in onze genen ingebakken, dat is volgens mij alleen maar menselijk.”
Icke heeft in het verleden met zowel Freudenthal als Ollongren over het onderwerp gediscussieerd. “Ollongren vroeg me of ik me dan kon voorstellen dat er iets anders universeel was dan een stelling in de meetkunde. Nee, dat kan ik niet, maar dat bewijst nog niks, behalve dat mijn hersenen daarin beperkt zijn”, stelt hij.
Betekenis begrijpen
Icke denkt dat we helemaal geen complexe signalen de ruimte in hoeven te slingeren om contact te zoeken met buitenaards leven. “We moeten niet vergeten hoe luid onze planeet is. De landingsradar van Schiphol kan in principe in de hele Melkweg worden waargenomen. Als onze exoburen, zoals ik ze noem, ons eenmaal hebben gelokaliseerd, is ons radioverkeer eenvoudig af te luisteren. Met behulp van hun versie van kunstmatige intelligentie zullen ze daar patronen in herkennen.” Want ook in het heelal zal zich intelligentie bij andere levensvormen hebben ontwikkeld, stelt hij: “Intelligentie is het product van biologische evolutie. Dat is in verschillende vormen wijdverspreid op onze planeet en zal ook elders in het heelal ‘normaal’ zijn.”
Maar betekenisvol begrip tussen onze exoburen en ons wordt vervolgens lastig, vermoedt Icke. “Ontcijferen zal wel lukken, maar echt de betekenis begrijpen, dat weet ik niet. Dat is al moeilijk in een andere taal op onze planeet, zeker als het gaat om wezenlijke zaken. En dan kan een verschil in de ontwikkeling van de intelligentie hier ook nog een belangrijke rol spelen. Het is aannemelijk dat zo’n beschaving buiten ons zonnestelsel veel verder gevorderd is dan wij. Die wezens zullen dan wellicht niet begrijpen dat wij ons hier druk maken om zaken als leven en dood.”
Contact
Een dialoog wordt gezien de afstand problematisch: met de snelheid van het licht doet een boodschap er 4,2 jaar over om bij de dichtstbijzijnde ster te komen, waarna we ook weer minimaal 4,2 jaar op een antwoord moeten wachten. “De lichtsnelheid is een slakkengangetje, kosmisch gezien. Dat wordt een heel saai gesprek.” Maar mocht de afstand ooit overbrugd worden, dan weet Icke wel wat hij een buitenaardse beschaving zou vragen. “Natuurkundige vragen als waarom de ruimte drie dimensies heeft en wat donkere materie is. Niks cultureels, want dat zal daar zo anders zijn dat we elkaar niet meer begrijpen.”
Dat laatste is ook precies waar een internationale groep wetenschappers in 2015 voor waarschuwde in een uitgebracht statement: we hebben eigenlijk geen idee met wie we contact zoeken. Op onze eigen planeet heeft contact tussen twee culturen met verschillende ontwikkelingsniveaus in het verleden weinig fraais opgeleverd. Waarom zou dat hier wel goed gaan? Weten we wel waar we aan beginnen? Vraagt communicatie met intelligent buitenaards leven niet om een nieuwe vorm van diplomatieke interplanetaire betrekkingen? Meer hierover in het volgende deel van deze vierdelige reeks.