Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Hoe blijf je als universitair docent de baas over je eigen agenda?

victorio marasigan via Flickr CC BY 2.0

Nu ik ben gepromoveerd kan ik niet meer zomaar een paar dagen zoek raken en in zwembroek een hoofdstuk schrijven. Als kersverse universitair docent staat mijn agenda bomvol met afspraken. Welke zaken verdienen direct aandacht, welke kunnen wel even blijven liggen, en welke beslissingen geven kleur aan je (sociale) leven? Bij die vragen kreeg ik hulp uit onverwachte hoek: van president Eisenhower.

27 maart 2017

Tot ongeveer het einde van mijn tweede jaar als promovendus vroegen verre familieleden en vage kennissen nog wel eens “hoe het met mijn studie ging”. Geduldig legde ik altijd uit dat ik weliswaar nog een examen voor de boeg had––het doctorsexamen––maar dat ik toch echt al jaren geleden was afgestudeerd. “Promoveren is gewoon een baan,” zei ik dan, “ik geef bijvoorbeeld ook les, werk samen met collega’s en ik ga bijna elke dag naar kantoor.”

Wat ik er op zulke momenten nooit bij vertelde is dat ik gerust een poosje zoek kon raken, zonder dat iemand daar een punt van maakte. Ik heb wel eens een half hoofdstuk geschreven in zwembroek, vanuit een campingstoel in Frankrijk, zonder dat het me één vakantiedag gekost heeft. Ook heb ik een handvol heerlijke nevenactiviteiten bedreven tijdens mijn promotietijd, zoals het spelen in de universiteitsband, het helpen bij experimenten van een Finse collega, of het schrijven van blogs en stukjes voor kranten en tijdschriften. Allemaal in theorie misbaar, maar in de praktijk zijn het de dingen die je week kleur geven.

Niet meer eigen baas

Sinds december heb ik een “echte baan”, in de betekenis zoals ook de verste familieleden en kennissen dat bedoelen. Ik heb regelmatig hard gewerkt tijdens mijn promotie, maar nu begrijp ik: dit is toch wel een ander verhaal. Ik ben nu een zogenaamd “Universitair Docent”, ofwel “Assistant Professor”, met onderwijstaken, bestuurstaken en onderzoekstijd.

Natuurlijk ben ik erg blij met deze functie, maar het kost me op dit moment zeker zo’n 10-12 uur per werkdag. En dan loop ik vaak in het weekend nog een paar uurtjes wat achterstanden in. Mijn agenda is weken vooruit volgepland en ik ben zelf amper meer de baas over hoe mijn dagen eruit zien.

De matrix van Eisenhower

Ik vertelde erover aan mijn promotor en voormalig begeleider, Ineke Sluiter. Als zeer druk bezet hoogleraar glimlachte ze om mijn hernieuwde inwijding in het universitaire bestaan, maar ze nam mijn drukte ook serieus. Een van de dingen die ze deed was het uittekenen van de academische variant van de zogenaamde Eisenhower-matrix (vernoemd naar een uitspraak van de Amerikaanse president uit de jaren ‘50).

Het idee is simpel: sommige zaken zijn nu eenmaal urgent én belangrijk, zoals het voorbereiden van een college voor de volgende dag. Die dingen doe je eigenlijk altijd meteen (want over een paar uur staan die studenten toch echt op de stoep!), maar hetzelfde geldt vaak ook voor dingen die urgent zijn, maar niet zo belangrijk.

Als ik een week geen e-mails beantwoord, stapelen er zich zo’n honderd op. Daarvan zijn er misschien maar tien waarvoor geldt dat ze urgent en belangrijk zijn. Dit betekent dat de rest ook wel even kan blijven liggen, of misschien wel helemaal geen antwoord behoeft. Toch is het zo dat je in je werkzame leven al snel voorrang geeft aan het beantwoorden van e-mails boven het doen van zaken die niet urgent maar wél belangrijk zijn.

Onderzoek doen is daar een typisch voorbeeld van: het verzamelen van nieuwe onderzoeksdata of het lezen van recent uitgekomen artikelen in vaktijdschriften staat eigenlijk altijd op mijn to do-lijstje, maar nooit bovenaan. In de praktijk van een werkweek blijft het eigenlijk altijd liggen, zeker nu ik een opleiding bestuur. Wat ook blijft liggen zijn zaken die niet urgent en ook niet heel belangrijk zijn, zoals het schrijven van stukjes voor de nieuwsbrief. Het is natuurlijk jammer als het daar niet van komt, maar het is niet zo dat mijn positie op mijn werk daardoor in gevaar komt.

De Eisenhower Matrix van Max.

Max van Duijn voor NEMO Kennislink

Dit ligt anders bij het verzamelen van nieuwe data: op lange termijn is het mijn productiviteit als onderzoeker die bepaalt of ik mag blijven aan de universiteit. Maar op korte termijn mag ik zelf weten wanneer en hoe ik hieraan werk. In die zin is onderzoek doen dus continu heel belangrijk, maar vrijwel nooit urgent. Het staat daarmee in het “beruchte” rechter-bovenkwadrant van de Eisenhower-matrix.

Nog één keer apen

Ergens doet het geheel me ook wel denken aan iets waar ik in het begin van mijn tijd bij Faces of Science over schreef. Als we even heel ver “uitzoomen” en naar onszelf kijken als onderdeel van de levende natuur, dan zien we een dominante en lawaaiige aap die over zo’n beetje alle hoeken van de aarde verspreid is geraakt. Net als bijvoorbeeld chimpansees en gorilla’s zijn we een primaat, en kenmerkend voor veel primaten is dat ze er een complex sociaal-emotioneel leven op nahouden. Onze naaste verwanten doen dit vooral via vlooien: door aan elkaars vacht en huid te pulken, smeden apen vriendschapsbanden en coalities.

Rev Stan via Flickr CC BY 2.0

Volgens een bepaalde theorie komen hierbij stofjes vrij, zogenaamde endorfines, die er op het niveau van onze neurobiologie voor zorgen dat wij daadwerkelijk vriendschap en affectie voor iemand voelen. Endorfines werken pijnstillend en ontspannend (hun naam komt niet voor niets van endo*genous *morphine (*endo*=van binnenuit je lichaam; *morfine*=een pijnstillende, ontspannende stof), en ook bij ons kunnen ze worden losgemaakt door iets dat sterk op vlooien lijkt: denk maar aan strelen zoals ouders en kinderen bij elkaar doen, of aan een massage.

Maar wij zitten natuurlijk niet de hele dag aan elkaar te frunniken, dus er moeten andere manieren zijn waarop we vrienden maken en onze sociaal-emotionele leven onderhouden. Volgens mijn Engelse promotiebegeleider, Robin Dunbar (ook over hem ging het in eerdere blogs), vallen hieronder gezamenlijk zingen, dansen, lachen, sporten en feesten, maar ook (…uiteraard, ik kom er immers altijd weer op uit…) verhalen vertellen of verteld krijgen.

Hedendaags vlooien

Opvallend is dat bij verschillende van deze activiteiten inderdaad dezelfde stofjes lijken vrij te komen als bij vlooien en strelen. Zo toonde Bronwyn Tarr met een zeer originele silent disco-studie aan dat er inderdaad directe sociaal-emotionele effecten zijn van samen synchroon bewegen op de dansvloer, zeer waarschijnlijk veroorzaakt door het vrijkomen van endorfines. Iets dergelijks is ook aangetoond voor roeien in een 4- of 8-boot, en voor het bezoeken van een comedyshow waarbij veel en hard gelachen wordt. En: recent liet een team van theater- en literatuuronderzoekers zien dat vergelijkbare effecten optreden wanneer je naar een spannende, tragische fictiefilm kijkt.

Alles bij elkaar lijkt dit een boeiende puzzel op te lossen uit de evolutionaire geschiedenis van de mens: hoe houden wij onze sociaal-emotionele huishouding op peil in onze moderne samenleving, waar we weinig lichamelijk contact hebben? (Deze puzzel heet ook wel de bonding gap, zie mijn eerdere blog.) Het antwoord van onderzoekers lijkt dus te zijn: in plaats van een paar uur sociaal vlooien per dag doen wij allerlei activiteiten die voor een stukje hetzelfde effect hebben, verspreid over de sportclub, dansvloer, huiskamer en het café op de hoek.

Netflix: urgente, niet-belangrijke vrijetijdsbesteding?

Nu dacht ik dus toen ik die Eisenhower-matrix zag: zou er ook zoiets bestaan voor onze vrije tijd? Stel dat het waar is dat iedereen elke dag aan zijn of haar portie sociaal-emotioneel onderhoud moet komen (lees: voldoende endorfinekicks), en dit kan inderdaad op al die genoemde manieren, dan zit ook daar een zekere concurrentie. Eerder dan urgent en belangrijk zijn de dimensies hier misschien “gemakkelijk” en “goed voor je”.

Natuurlijk is het lastig te bepalen wat precies goed voor je is, maar hier is iets om over na denken: als je ’s avonds regelmatig nog een paar uur de ene na de andere aflevering van een Netflix-serie wegkijkt, dan kom je misschien wel aan je dosis alternatief vlooien via de spanning en tragiek die hierin zit. Maar voor je algehele humeur (om maar wat te noemen) was het misschien wel beter geweest om met vrienden op pad te gaan en te lachen om wat goede grappen. Of voor je conditie veel beter om op salsa-les te gaan of in een roeiboot te stappen. Het punt met Netfilx is dat het zich, net als e-mail, gemakkelijk aandient en je er in principe eindeloos mee aan de gang kunt blijven. De uitdaging is om het geregeld opzij te zetten voor iets waar je minder makkelijk aan toe komt, maar dat op de langere termijn echt telt.

Heb ik nou zojuist een nadelige, misschien wel gevaarlijke kant van fictieverhalen genoemd? Dat is in al die blogs nog niet voorgekomen: normaal raak ik niet uitgepraat over hoe interessant, ontroerend en belangrijk verhalen voor ons zijn. Mooi moment om het stokje over te dragen aan een volgende generatie Faces of Science––wie met me meegelezen heeft: dank je wel.

ReactiesReageer