Adolf Hitler heeft zichzelf als privépersoon lang verborgen weten te houden voor zijn biografen. Maar met het werk van de Duitse historicus Volker Ullrich lijkt het raadsel Hitler zijn ontknoping te naderen. ‘Veel biografen zijn in de val getrapt die Hitler in de jaren twintig zette.’
Wie was Adolf Hitler? Had hij naast de politiek ook een privéleven, en hoe zag dat er uit? Het is een vraag die historici tot nu toe, onder andere door gebrek aan bronnen, liever uit de weg gingen. ‘Haal de politiek weg en van Hitler blijft niets over, hij was een lege huls,’ schreef de Britse historicus Ian Kershaw in zijn monumentale tweedelige Hitler-biografie (1998/2000). ‘Alles aan Hitler bestond uit politiek. Een privéleven had hij niet en hij was niet in staat werkelijk iemand lief te hebben.’
Maar ook na het belangrijke werk van Kershaw bleef de vraag over de privé-Hitler knagen. Volker Ullrich doet in zijn biografie een poging het raadsel Hiter verder te ontrafelen. Het beeld dat Kershaw van de dictator gaf, was volgens Ullrich vooral hoe Hitler zelf graag wilde dat zijn aanhang hem zag. Ullrich maakt daar korte metten mee. In het onlangs verschenen eerste deel van zijn Hitler-biografie schetst Ullrich op basis van nieuwe bronnen een indrukwekkend beeld van het privéleven van de dictator, dat altijd op merkwaardige wijze verbonden was met de politiek.
De boekwinkels liggen vol met boeken over Adolf Hitler en het Derde Rijk en er komen nog steeds titels bij. Hoe verklaart u al deze interesse in Hitler?
“Je zou denken dat hoe langer de Tweede Wereldoorlog geleden is, hoe minder de interesse ervoor wordt. Maar het tegenovergestelde is waar. Ook in de tijd van de Bondsrepubliek groeide de interesse voor het Derde Rijk al. Niet alleen onder academici maar ook voor het algemene publiek. Dat zag je ook toen al op de boekenmarkt maar ook in tv-series en documentaires.”
“Adolf Hitler is nog altijd de personificatie van de verschrikkingen die in de twintigste eeuw plaatsvonden. De oorlog, de concentratiekampen, al die ellende is met zijn naam verbonden. En dat zal voorlopig zo blijven. Zijn naam is ook verbonden met een echte beschavingsbreuk in de geschiedenis. Over de periode van het Derde Rijk (1933-1945) bestaat nog steeds veel verontwaardiging en onbegrip, en dat brengt interesse met zich mee. De intrigerende en nog steeds onopgeloste vraag hoe zoiets toch mogelijk is in een maatschappij die zichzelf ‘beschaafd’ noemde, verklaart mijns inziens de aanhoudende interesse in de persoon van Hitler en het Derde Rijk.”
Er zijn al aardig wat biografieën over Hitler geschreven. Waarom vond u dat er toch nog een bij moest?
“De werkelijk goede biografieën over Hitler zijn op één hand te tellen. Een daarvan is al in 1937-38 geschreven door de Joodse journalist Konrad Heiden, dus nog voor de oorlog. Daarna kwam de eerste wetenschappelijke biografie in de jaren vijftig van de Brit Alan Bullock. In de jaren zeventig verscheen het werk van de Duitse publicist Joachim Fest en uiteindelijk de tweedelige biografie van de Britse historicus Ian Kershaw uit 1998 en 2000. Dat zijn de enige biografieën die nog altijd belangrijk lezenswaardig zijn.”
“Voor deze biografie wilde ik niet alleen de laatste inzichten, die sinds de uitgebreide biografie van Kershaw gepubliceerd zijn samenvoegen, maar ook opnieuw de archieven induiken om te zien of er niet toch nog iets nieuws over Hitler te ontdekken viel. Dat dit inderdaad kon, was voor mij de grootste verassing. Er wordt immers altijd gezegd dat er in de archieven niets nieuws meer over Hitler te ontdekken valt, maar dat was wel degelijk zo.”
Er bleek dus materiaal te bestaan waar Kershaw en Fest niet naar hebben gekeken?
“Inderdaad. Kershaw was in zijn Hitler-biografie vooral geïnteresseerd in de ‘tijdsgeest’ van de jaren twintig en dertig. Volgens hem was het vooral de tijdsgeest en niet zozeer Hitlers persoonlijkheid die zijn machtsgreep mogelijk maakte. In de persoonlijkheid van Hitler, hoe hij als mens was, was Kershaw niet zo geïnteresseerd. Hij ging zelfs zover om te stellen dat Hitler buiten de politiek helemaal geen privéleven had, dat hij een ‘lege huls’ was. Ik heb juist geprobeerd die persoonlijkheid weer centraal te stellen. Maar daarbij loop je tegen een centraal probleem aan. Hitler heeft namelijk al zijn persoonlijke documenten en correspondentie in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog laten verbranden. Dus hoe kom je aan informatie over hoe Hitler als privé-persoon was?”
“Ik heb in archieven correspondentie gevonden van mensen die dichtbij Hitler stonden en vertellen hoe hij als privé-persoon was. Een van de belangrijkste verslagen, waar Ian Kershaw voor zijn biografie geen toegang toe had, was de nalatenschap van Rudolf Hess, die vanaf 1924 de prive-secretaris van Hitler was. Hij schreef in de jaren dertig vele brieven aan zijn ouders, die in Egypte woonden, over zijn omgang met Hitler. Die correspondentie heb ik teruggevonden in het archief in Bern. Dat is een belangrijke bron waar Kershaw niet over beschikte. Maar ik heb ook uitgebreid gekeken naar de nalatenschap van Albert Speer, waar Kershaw wel toegang toe had maar niet veel mee gedaan heeft.”
Waarom is het zo belangrijk om Hitler als persoon te begrijpen?
“Zonder Hitler was de NSDAP een kleine onbeduidende Völkische partij gebleven, waar er zoveel van waren na de Eerste Wereldoorlog. Zonder Hitler was er geen holocaust geweest. Hij was de centrale figuur binnen het hele nationaalsocialisme. Dus om een goed begrip van het Derde Rijk te hebben moet je ook de persoon Hitler begrijpen, hoe hij zijn machtspositie opgebouwd heeft, evenals als de tijdsgeest. Mijn biografie is dan ook geen boek tegen Kershaw, het is een aanvulling erop.”
Welke persoonlijkheidseigenschappen van Hitler verklaren zijn succes als politicus?
“Er zijn meerdere zaken van belang. Ten eerste was hij natuurlijk een fantastisch redenaar. We zien hem vaak half in extase en volledig bezweet een toespraak geven. Maar hoe hij zijn redes bedachtzaam en langzaam opbouwt zie je zelden. Pas wanneer hij merkte dat de vonk oversprong voerde hij de energie verder op. Hij bespeelde zijn publiek heel bewust.”
“Maar misschien nog wel belangrijker, en dat is iets wat in de meeste Hitler-literatuur onderbelicht blijft, was zijn acteertalent. Hij kon in elke situatie een totaal andere persoon lijken. De Hitler die in bierhallen in München het volk ophiste was een totaal andere Hitler dan die sprak voor een kleine groep rijke industriëlen in het Ruhrgebied. En dat deed hij zonder enige moeite. Hij werd bij een bijeenkomst met industriëlen aanvankelijk ontvangen met een afstandelijke, ijzige stilte, lezen we bij Hess. Maar binnen twee uur had hij iedereen in zijn zak.”
“Hitler had een uitzonderlijk talent om zichzelf te beheersen, maar kon als hem dat uitkwam mensen intimideren met een enorme woedeuitbarsting. Dat acteertalent verklaart waarom hij zoveel mensen kon misleiden van wat zijn ware intenties waren. Hitler zette zichzelf bijvoorbeeld graag neer als een kunstenaar, die tegen wil en dank in de politiek terecht kwam. Maar in werkelijkheid was hij een zeer geraffineerd en tactisch politicus.”
Denkt u dat veel biografen voor u, die stelden dat hij buiten de politiek geen privéleven had, misschien ook in Hitlers acteerkunsten getrapt zijn?
“Ik heb de indruk dat historici die zich met Hitler bezighouden sterk beïnvloed zijn door het beeld dat Hitler graag van zichzelf neerzette. Kershaw schreef bijvoorbeeld: ‘Als je alles van Hitler wat politiek is weglaat, blijft er niets van hem over.’ Ik denk inderdaad dat hij in de val getrapt is die Hitler zelf 70 jaar geleden gezet heeft. Dat was precies hoe Hitler graag wilde dat iedereen hem zag. Als iemand die zijn hele privéleven opofferde om Duitsland te leiden. Hitler zei zelf vaak ‘ik kan niet trouwen, want ik ben al getrouwd met Duitsland.’ Fest ging er ook vanuit dat Hitler geen privéleven had. Hij is in dezelfde val getrapt.”
“Hitler had wel degelijk een privéleven. En hij was ook zeker in staat om lief te hebben en menselijke relaties aan te gaan. Hij had lange tijd een vrij serieuze relatie met Eva Braun, hoewel ze pas trouwden toen Hitler al wist dat hij zelfmoord zou plegen. Hij kwam vaak bij de familie Wagner over de vloer en ook bij de familie Goebbels. Dat deed hij niet uit politieke redenen maar ook omdat hij menselijke warmte nodig had. Ze noemden hem liefkozend ‘Wolf’. Een soort surrogaat-familie, omdat hij zelf nooit een echte familie heeft gehad.”
U schrijft dat Hitler’s wereldbeeld, inclusief zijn antisemitisme, begin jaren twintig al helemaal vastlag. Hoe kwam Hitler aan dat fanatieke antisemitisme?
“Dat is altijd een van de moeilijkste vragen rond Hitler. Zelf schrijft hij in Mein Kampf dat hij een antisemiet werd toen hij in Wenen woonde (1898-1913). Dat is een legende. Hij las in Wenen antisemitische literatuur, maar zijn paranoïde, fanatieke Jodenhaat was er toen nog niet. Die wending kwam pas na de Eerste Wereldoorlog in München, en de bijzondere politieke omstandigheden daar. Na de moord op de linkse Beierse minister-president Kurt Eisner vestigden anarchisten en boeren de Radenrepubliek: een radicaal linkse regeringsvorm. Daarin speelden een aantal Joden een belangrijke rol. Hitler vond dat deze Joden Duitsland hadden verraden.”
“Die republiek werd echter al snel neergeslagen door rechtse Freikorpsen. Daarna heerste er korte tijd een antisemitische pogram-achtige stemming in München. In deze situatie startte Hitler’s politieke carrière. Het was de perfecte voedingsbodem voor Hitlers sluimerende antisemitisme. Na deze turbulente tijd in München was hij niet meer van zijn antisemitische denkbeelden af te brengen. ‘De Joden moeten uit Duitsland verwijderd worden’, dat was zijn rotsvaste uitgangspunt waar hij tot de laatste dagen in 1945 niet meer vanaf te brengen was.”
Alles samengenomen, denkt u dat Hitler een gestoorde psychopaat was of toch een rationeel handelend politicus?
“Dat blijft moeilijk. Ik heb met mijn biografie geprobeerd Hitler enigszins te normaliseren. Maar zijn paranoïde Jodenhaat is natuurlijk verre van normaal. Hetzelfde geldt voor zijn grootheidswaanzin en zijn ‘alles of niets’-denken. In 1932 wilde hij Rijkskanselier worden en nam hij geen genoegen met een andere post in het kabinet. Voor het kanselierschap zette hij alles op het spel, waardoor hij zijn partij zwaar in diskrediet bracht. Een grote fout, want politiek was de NSDAP daardoor na 1932 uitgespeeld. Door een toevallige samenloop van omstandigheden werd hij alsnog Rijkskanselier in 1933, maar dat had hij niet aan zichzelf te danken.”
“Aan de andere kant is Hitler op veel vlakken ook weer niet zo bijzonder. Hij was een kind van zijn tijd. Zoals veel Duitsers in die tijd haatte hij moderne kunst en omarmde hij klassieke, romantische landschapsschilderingen. En dat hij vegetarisch at, niet rookte of dronk was ook niet zo bijzonder. Zijn woedeaanvallen waren meestal in scene gezet. Als politicus was hij heel berekend en rationeel. Het is natuurlijk makkelijk om hem als psychopaat weg te zetten. Ik denk dat hij normaler was dan we graag zouden willen.”