Al jaren holt de visstand achteruit door bevissing en milieuveranderingen, paling en spiering zijn zelfs nagenoeg verdwenen. Toch lijkt het eind van de malaise in het IJsselmeer nog niet in zicht, en dat geldt ook voor het slinkende aantal vissers dat ervan afhankelijk is.
Nog geen honderd jaar geleden was de Waddenzee tweemaal zo groot als tegenwoordig, en zwom er haring voor de kust van Overijssel. Achterna gezeten door bruinvissen en zeehonden trokken grote scholen vanaf de Noordzee richting de zandbanken in het oosten van de Zuiderzee om te paaien. Veel haring eindigde in de pan of in de visrokerijen van Harderwijk. Later in het seizoen trok de ansjovis de Zuiderzee binnen – gezouten was het visje een succesvol exportproduct. Daarnaast waren bot en zuiderzeegarnaal gewild.
Dat was generaties lang de traditie. Tot 28 mei 1932 om 13:02 het laatste gat in de Afsluitdijk werd gedicht en het IJsselmeer onstond. Haring, ansjovis en garnaal verdwenen. Hoewel de overheid ooit plannen had het IJsselmeer met vissoorten zoals forel te bevolken, leverde het uitzetten geen succes. Er ontstond een ander evenwicht.
‘In het IJsselmeer leven acht vissoorten’, zegt visserijbioloog Willem Dekker van het RIVO in IJmuiden. ‘Aal, baars, snoekbaars, pos, brasem, spiering, blankvoorn en bot. Dan heb je eigenlijk de gehele biomassa gehad. Dat hele rijtje soorten wordt bevist met uitzondering van de pos, want die is onverkoopbaar. Brasem en spiering waren de eerste deccennia nog onverkoopbaar, maar de laatste jaren heeft zich daarvoor ook een markt ontwikkeld.’
Het IJsselmeer heeft momenteel de officieuze naam een van de zwaarst beviste meren ter wereld te zijn. De stand van alle vissoorten is de laatste jaren sterk teruggelopen. Begin maart kwam dat feit nogmaals in het nieuws, toen minister Veerman van LNV voor het tweede achtereenvolgende jaar de spieringvisserij gesloten hield. Daarnaast maakte Veerman bekend enkele miljoenen euro’s over te hebben voor de zoveelste sanering van de IJsselmeervloot. Het aantal visserijbedrijven is van 800 in 1950 gedaald tot circa 75 tegenwoordig. Als de volgende sanering voorbij is zijn er waarschijnlijk nog veertig over. En ook daarvan is de vraag of ze rendabel kunnen blijven vissen.
De vissers hebben de laatste jaren ingeteerd op hun financiële reserves, zegt Dekker. ‘Ze zijn gewend om wisselende bestanden te vissen. Het ene jaar hebben ze het wat ruimer en kunnen ze bijvoorbeeld een nieuwe motor kopen. Het andere jaar zitten ze echt krap. Langzamerhand zijn alle visbestanden naar een minimum teruggebracht en is hun inkomen permanent laag.’
Komkommergeur
Het economisch welvaren van de vissers weerspiegelt de veranderingen onder het wateroppervlak. De spiering is daarvan een voorbeeld, zegt Dekkers collega Joep de Leeuw. ‘In de afgelopen jaren waren fluctuaties in de stand met een factor tien normaal. Maar in 2003 zagen we na de zeer warme zomer een terugval met een factor honderd. En het jaar erop trad er nog geen herstel op. Blijkbaar zitten we nu op de kritische grens. Een factor honderd minder betekent dat het IJsselmeer effectief leeg is. Het kleine restje spiering dat er nog is, is de sleutel voor de toekomst. Daarom wordt er nu niet gevist.’
Spiering is een aan de zalm verwant trekvisje dat ieder voorjaar de rivieren optrok om te paaien. In het IJsselmeer is een standpopulatie ontstaan, die zich al op een leeftijd van een jaar voortplant. Afhankelijk van de watertemperatuur in maart of april trekken grote scholen naar de randen van het IJsselmeer om te paaien. Als vissers op de juiste plaats hun fuiken uitzetten vangen ze vrijwel uitsluitend spiering. Het visseizoen duurt meestal niet meer dan drie weken. De vangst – in topjaren anderhalf miljoen kilo – wordt ingevroren. Vooral in het zuiden van Europa wordt gefrituurde spiering gewaardeerd. In Nederland haalt men de neus op voor het visje. De karakteristieke komkommergeur die spiering verspreidt tijdens het bakken, wekt bij Nederlanders alles behalve eetlust op.
De spiering bekleedt een centrale rol in het ecosysteem van het IJsselmeer: ze zijn voer voor andere vissen en voor de diverse vogelsoorten die op het meer foerageren. Een van de roofvissen die zich met spiering voedt is de snoekbaars. Ook die vis is in aantal sterk achteruit gegaan, zonder dat echt duidelijk is hoe dat komt. De laatste twee jaar speelt in ieder geval ook het gebrek aan spiering een rol.
Wat de paling betreft is de situatie al veel langer dramatisch. Na afsluiting van de Zuiderzee ontwikkelde deze vis zich tot een dominante soort in het IJsselmeer. De aalvangst bedroeg in de jaren vijftig 4000 ton, maar is op dit moment een fractie daarvan: ongeveer 200 ton. De palingstand in het meer is gedecimeerd tot anderhalf procent van de oorspronkelijke omvang en herstel lijkt op korte termijn uitgesloten, stelt Willem Dekker. Het IJsselmeer is namelijk afhankelijk van intrek van jonge glasaaltjes afkomstig vanaf de oceaan, en die toestroom is de afgelopen jaren met 99 procent afgenomen.
De Europese Commissie overweegt nu de palingvisserij in heel Europa grote delen van het jaar te sluiten, om zo tijd te winnen voor een herstelplan. Dekker: ‘Dat komt net niet neer op een totaalverbod, maar het heeft als het doorgaat wel enorme consequenties voor de visserij.’ Volgens de onderzoeker zijn de IJsselmeervissers voor minstens zestig procent van hun inkomsten afhankelijk van de palingvangst. Als die visserij grotendeels wordt gesloten valt de laatste dunne bodem onder hun bedrijfstak weg.
Speedboten
Het IJsselmeer wordt weliswaar zwaar bevist, maar hoeveel er exact wordt gevangen is niet helemaal duidelijk. Er zijn namelijk geen quota voor IJsselmeervis. Quotering kan eigenlijk alleen bij zeevisserij, waar het aantal aanvoerhavens beperkt is, stelt De Leeuw. ‘Dat is het algemene probleem van de binnenvisserij: vis kun je op zoveel plekken aanlanden, en ook stroperij speelt een belangrijke rol. Daar is de beroepsvisserij ook altijd woedend over.’ Zelfs als de beroepsvisserij akkoord gaat met een vangstverbod, gaat de stroperij op paling en snoekbaars gewoon door. Het feit dat stropers zich bedienen van snelle speedboten toont dat er veel geld in de illegale visvangst omgaat, aldus De Leeuw.
Het Rivo maakt op basis van onderzoek in het najaar schattingen van de bestanden in het IJsselmeer. De Leeuw: ‘Van de soorten die via de afslagen worden aangevoerd – spiering, aal, baars en snoekbaars – daar zijn in grote lijnen goede vangstgegevens van beschikbaar, al zal een deel buiten de afslag om worden aangevoerd. De brasem is echter levende handel, dat gaat niet via de afslag. Er zijn geen officiële statistieken, maar wat we van de vissers weten, wordt er meer brasem uit het water gehaald dan spiering, paling, baars en snoekbaars bij elkaar. Brasem is eigenlijk de zwaarst beviste soort, maar van de visserij is het minst bekend. Veel brasem gaat naar Belgische visvijvers.’
Dat de RIVO-biologen geen sluitend beeld hebben van de visserij is niet hun grootste zorg. Het probleem zit meer in de uitvoering van de adviezen, waar tal van belangen in meewegen. Dekker: ‘We zeggen al jaren dat de IJsselmeervisserij op deze manier geen toekomst heeft. Het loopt nu langzaam af en je zult drastisch moeten ingrijpen.’ Dat laatste advies – drastisch ingrijpen – is al vaker gegeven. Dekker: ‘In ieder advies zitten onzekerheden, er kleven sociaal-economische en politieke consequenties aan. Gevolg is dat er vervolgens overal water bij de wijn wordt gedaan. Met een regelmaat van om de vijftien jaar volgt er een sanering van de IJsselmeervloot, waar zoveel compromissen inzitten, dat het te weinig effect heeft. Waardoor de geloofwaardigheid van de adviezen vervolgens weer in twijfel wordt getrokken.’
In 1989 lag er een gezamenlijk advies van diverse belanghebbenden om de visserijdruk op de het IJsselmeer met driekwart in te krimpen. Dekker: ‘Dat was een goed plan. Er zat geen succesgarantie bij, maar een duurzame oplossing was wel in zicht. Die flinke ingreep is slechts voor de helft uitgevoerd, en niet in een keer maar telkens stukjes in ’94, ’96 en ‘98.’
Troebel
‘Ondertussen zit je in een nieuwe werkelijkheid’, zegt De Leeuw. We zijn ingehaald door allerlei biologische veranderingen.De temperatuur loopt op, de hoeveelheid meststoffen in het water loopt terug, de spiering neemt sterk af, enzovoorts. Er is een hypothese die momenteel sterk naar voren wordt geschoven: het gehalte aan meststoffen loopt terug waardoor het water helderder wordt. Daardoor zou het meer minder vis kunnen opleveren. De Leeuw: ‘Het fosfaatgehalte is wel gedaald maar als je naar de helderheid kijkt is die nauwelijks veranderd. Soms is er wel een zicht van vier meter, en dat kwam vroeger niet voor, maar dat geldt alleen voor perioden in het voorjaar en zomer. De koppeling tussen helderheid en visstand is veel te simplistisch.’
De gedachte dat het IJsselmeer van een troebel eutroof water verandert in een helder voedselarm meer met veel waterplanten lijkt de onderzoekers onwaarschijnlijk. Uit modelstudies en onderzoek aan kleine wateren blijkt zoiets in korte tijd te kunnen optreden. Maar het IJsselmeer is geen klein water, en de wind speelt een belangrijke rol. Dekker: ‘Als het even waait is het Markermeer het meest slibrijke water en wordt de algengroei geremd door lichtgebrek. Hoewel er op sommige plaatsen wel waterplanten groeien, is het volgens de Dekker de vraag of dat in de toekomst overal het geval zal zijn.
Er verandert veel in het IJsselmeer en het is moeilijk om daar onderlinge verbanden in aan te brengen. Toch zijn er verschillende meerjarige meetreeksen van Rijkswaterstaat, zoals die van fosfaten, chlorofyl en slibgehalte in het IJsselmeerwater. De Leeuw: ‘De veranderingen in de afgelopen vijftien jaar gaan veel sneller dan je op het eerste gezicht zou verwachten. We willen die gegevens met elkaar in verband gaan brengen om meer zicht te krijgen wat er in het IJsselmeer gebeurt. Dan kunnen we hopelijk ook beter voorspellen wat ons de komende jaren staat te wachten. En hoe je daar het beheer op aan kunt passen. Over een jaar weten we kortom iets meer.’
Of die inzichten de problemen van de vissers en de achteruitgang van de visstand op korte termijn zullen oplossen is de vraag. Er zal volgens Dekker ook een belangrijke vraagstuk moeten worden beantwoord: waar men wil dat het heen gaat met het IJsselmeer, en wat de plaats van de visserij en de natuur moet zijn. Maar de toekomst van het IJsselmeer speelt momenteel vrijwel geen rol in de politiek en de media. Berichten over het verdwijnen van paling en spiering komen in de krant als waren ze afkomstig uit een Afrikaans meer. Ook zijn er nauwelijks maatschappelijke organisaties die zich ervoor inzetten. En dat terwijl hemelsbreed een paar honderd meter verderop de Waddenzee zich kan verheugen op de ijver van tientallen belangenverenigingen en geëngageerde politici. Met het dichten van de Afsluitdijk is er ook in het Nederlandse bewustzijn een duidelijke grens getrokken.