Nehalennia is een voorchristelijke godin, die werd aangeroepen om zeelui tijdens gevaarlijke reizen te beschermen. Verschillende taalkundigen hebben haar naam proberen te verklaren. Volgens de meest recente theorie liggen de sporen in het Welsh. Via het Keltisch is Nehalennia te herleiden tot ‘zij die bij de zee is’.
Tweeduizend jaar geleden vereerde men in Zeeland een godin met de naam Nehalennia. Zeeland bestond toen nog niet uit verschillende eilanden, maar was één groot veenmoeras dat door hoge duinen tegen de zee werd beschermd. Deze godin is misschien wel de meest bekende godheid van ons voorchristelijke verleden. Waar namen als Wodan en Donar de meeste mensen niet veel zeggen, heeft vrijwel iedereen van Nehalennia gehoord.
Romeinse tijd
Nehalennia is ons bekend door tientallen altaarstenen en votiefbeeldjes (beeldjes gemaakt ter verafgoding van een vaak mytische persoon) die in de afgelopen eeuwen uit de Oosterschelde zijn gevist. De altaarstenen dateren uit de Romeinse tijd en de votiefinschriften op deze stenen zijn dan ook in het Latijn geschreven. Haar naam daarentegen is overduidelijk niet Latijn en moet dus inheems zijn geweest.
Uit de inscripties kunnen we opmaken dat koopmannen en zouthandelaren Nehelennia aanriepen om zeelui en vracht tijdens gevaarlijke reizen te beschermen. Verder is het enige dat we over deze geheimzinnige vrouw weten haar raadselachtige naam die lange tijd elke taalkundige verklaring trotseerde.
Toch heeft taalkundig onderzoek van de laatste twintig jaar een belangrijk tipje van de sluier opgelicht. En dat terwijl de etymologieën die de welwillende leek via Wikipedia vindt, danig gedateerd zijn. Een mooie gelegenheid dus om wetenschappelijk tegengas te geven.
Germaans of Keltisch
Een fundamentele vraag in deze kwestie is of de naam Nehalennia van oorsprong Germaans is en dus tot het voorouderstadium van het Nederlands behoort of van oorsprong Keltisch is. In dat laatste geval kan het voortgekomen zijn uit het Gallische dialect dat de inwoners van de zuidelijke Nederlanden in de Oudheid spraken.
Om dit te bepalen moet men in de naam woordelementen vinden die te verbinden zijn met Germaans of met Keltisch taalmateriaal. Dit kunnen zelfstandige naamwoorden zijn of grammaticale achtervoegsels. Zo stelt de godinnennaam Hludana die men in Romeinse votiefinscripties uit het Rijnland vindt, ons in staat om de etymologische link met het Oudgermaanse woord *hluda– ‘roem’ te maken (vergelijk Nederlands luid). Ook hebben we voor deze naam een Oudnoorse godinnennaam uit de Edda (verzameling liederen uit het middeleeuwse IJsland), te weten Hlóðynn, die we ermee in verband kunnen brengen.
Bij de naam Nehalennia zijn we daarentegen in onzekerder vaarwater en de meeste voorstellen die voor dergelijke connecties gemaakt zijn, zijn ingewikkeld en slecht gefundeerd. Zoals het voorstel van Gutenbrunner (1936) die een verwantschap zag met Oudgermaans *nehwa wat ‘dichtbij’ betekent en in ons ‘na’ en ‘naderen’ zit. Maar het hele woord kunnen we hiermee niet verklaren.
Een ander etymologisch voorstel, van na de oorlog, kwam van de Vlaamse naamkundige Maurits Gysseling, de auteur van het monumentale plaatsnaamkundige woordenboek uit 1960. Hij stelde voor dat we in het geval van Nehalennia met een prehistorische naambasis te maken hebben die noch Germaans, noch Keltisch is. Volgens hem ging deze echter terug op het Indo-Europees, de taalkundige voorouder van beiden. De basis van de naam zou dan de Indo-Europese wortel *neiH- zijn wat ‘voeren, leiden’ betekent. Maar net als bij het voorstel van Gutenbrunner is het moeilijk om vanuit deze wortel tot de vorm Nehalennia te komen.
Laat-Keltische reconstructie
Een recentere en plausibelere theorie komt van Bernardo de Stempel uit 2004. Zij stelt dat Nehalennia sterk met de zee verbonden is en dat het dus mogelijk is dat haar naam dit gegeven weerspiegelt. Daar komt bij dat de naam Nehalennia altijd voorkomt als toevoeging bij een voorgaand dea, het Latijnse woord voor godin. Het is dus aannemelijk dat Nehalennia als een extra uitleg bij dea fungeert en vertelt over het soort godin waar we hiermee van doen hebben. Dit vermoeden wordt gesterkt door een aantal inscripties waar de naam in het meervoud voorkomt, namelijk deae nehalenniae.
Bernardo de Stempel vindt vooral sporen in het Welsh, met woorden als halein ‘zout’ en heli ‘zee’. Deze woorden staan een Laat-Keltische reconstructie *halen– toe met de betekenis ‘zee’ wat dan samen met een voorvoegsel *ne- (wat ‘op’ en ‘bij’ betekent) de basis zou zijn voor de naam Nehalennia. De woordvorming zit dan als volgt in elkaar; als eerste het voorvoegsel *ne- (= op), daarna het middenstuk *-halen- (= zee) en ten slotte het achtervoegsel *-ja dat vrouwelijke afleidingen maakt; alles samen genomen zou de naam dan ‘zij die bij de zee is’ betekenen.
Tacitus’ Helinium
In het Nederlandse kustgebied vinden we mogelijk meerdere namen die afgeleid zijn van een Laat-Keltische vorm *halen-, De Maasmond heette volgens Tacitus in de Romeinse tijd Helinium waar het Keltische *halen– duidelijk in te herkennen is. Dit Helinium is vermoedelijk ook terug te vinden in het latere element helle in Hellevoetsluis en we vinden hem ook in verscheidene plaatsjes in Noord-Holland en Friesland waar het woord hel en helle naar schorren in het getijdengebied verwijst.
Ook al blijft veel, zo niet het meeste, rond de cultus van Nehalennia onbekend, toch lijkt in ieder geval een belangrijk feit rondom deze godin boven water gekomen te zijn. Het gaat hier om een Keltische godin die aan de Keltisch sprekende kust van Nederland en België in de Romeinse tijd aanbeden werd.