We lopen vast in ons vooruitgangsdenken, volgens de Franse filosoof Bruno Latour. Om anders te denken over de wereld hebben we volgens hem niet alleen wetenschappers, maar ook kunstenaars en activisten nodig.
Plotseling bleek alles anders te kunnen: we schudden geen handen meer, deden ons werk vanuit huis, en verruilden een vlucht naar Mallorca voor een kampeervakantie in Nederland. Tijdens de coronacrisis accepteerden we verregaande maatregelen, en dat allemaal voor onze gezondheid of die van onze naasten. Blijkbaar zijn we in staat om ons gedrag drastisch te veranderen. Geeft dat hoop voor onze omgang met het klimaat?
Volgens de Franse filosoof Bruno Latour moeten we daar niet te hard op hopen. Stel dat onze overheid morgen zegt: we stoppen per direct met olie en gas, want we moeten het klimaat redden. “Dat wordt opstand”, zegt Latour. En terecht, vindt hij: “Staten hebben het recht om een uitzonderingsstaat te worden als burgers sterven, zoals tijdens pandemieën, maar het lijkt me verschrikkelijk als dit het model is voor de volgende crisis rond biodiversiteit en klimaat.”
Latour noemt dat ‘eco-fascisme’ en daar wil hij niet mee geassocieerd worden. Toch maakt hij zich grote zorgen over de manier waarop we de aarde uitputten. De filosoof werd wereldberoemd met zijn werk over wetenschap en technologie, maar hij lijkt inmiddels volledig gegrepen door de ecologie. Onbegrensd innoveren en ontwikkelen is er niet meer bij, nu de ecologische gevolgen van het menselijk handelen op de voorgrond treden. De mens is volgens Latour niet langer de hoofdrolspeler op het strijdtoneel. De aarde slaat terug.
Veel mensen zien technologie en ecologie als totaal verschillende gebieden. Wat hebben ze met elkaar gemeen?
“Toen ik de overstap maakte van technologie naar ecologie, realiseerde ik me dat in beide disciplines precies dezelfde vragen spelen. Een organisme moet zich voortdurend aanpassen aan zijn omgeving om te overleven. Dat lijkt op de vraag naar innovatie in de techniek, die niets te maken heeft met een rechte lijn van vooruitgang, maar juist met een veelheid van complexe interacties. Voor mij draait het altijd om dezelfde vraag: hoe kan een levend organisme zijn bestaansvoorwaarden handhaven? Het enige verschil is dat technologie een menselijke uitvinding is en ecologie niet.”
Juist daarom zien mensen technologie en ecologie als disciplines die tegenover elkaar staan.
“Omdat mensen nog denken in het oude onderscheid ‘nature-nurture’. Die concepten kun je niet meer gebruiken. Nederlanders die hun land inrichten met techniek doen hetzelfde als termieten die hun heuvels bouwen. Of je nu een bever bent, een termiet, een vogel of een Nederlander: je bouwt een plaats om te wonen. Een gebouwde omgeving.”
“Technologie gaat niet over dingen, maar over ecosystemen, of laten we het ‘niches’ noemen. Natuur en cultuur komen op hetzelfde neer: bepaalde levensvormen doen iets, waardoor andere levensvormen zich moeten aanpassen om te overleven. Met een nieuwe techniek opent zich een nieuw ecosysteem en daar maken wij onderdeel van uit. Het grote verschil zit in de schaal. De manier waarop wij, mensen, onze niches bouwen, heeft verwoestende effecten op andere gebouwde omgevingen. Daarom heet onze tijd het Antropoceen.”
Waarom komen we niet in actie? Wetenschappers zijn duidelijk genoeg, we hebben een klimaatakkoord, we weten wat we moeten doen.
“Dat is nu juist het probleem: we weten helemaal niet wat we moeten doen. We kunnen verkennen, we kunnen leren, maar we weten het niet. Bij technologiestudies leer je dat je een oplossing pas vindt als je techniek niet begrijpt als een lineair proces met één oplossing. Je verkent altijd meerdere oplossingen. Stel je voor, een totale verandering van negen biljoen mensen, binnen de grenzen van de aarde, met al die verschillende identiteiten. Dat is moeilijk!”
“Dus nee, ik zou niet willen zeggen dat we weten wat we moeten doen en dat het aan de politici ligt die niet handelen. De politici handelen niet, dat is waar, maar wij doen het ook niet. We zijn allemaal verlamd door de moeilijkheid om te schakelen naar een andere kijk op de samenleving, die niet langer modern en industrieel is. Daarom stemmen miljoenen mensen op Trump: ze houden niet van hem als persoon, wel van de manier waarop hij zegt dat deze moeilijke vraag hem niks kan schelen.”
Zou het al die mensen werkelijk niets schelen?
“Je serieus bezighouden met deze vraag is een nachtmerrie. Liever hoor je dat het een nepprobleem is. We parkeren de vraag, in elk geval voor een paar jaartjes. Uiteindelijk houdt dat geen stand.”
Hoe kun je van mensen verwachten dat ze handelen als ze niet weten wat ze moeten doen?
“We weten niet wat we moeten doen, omdat we niet weten waar we zijn. Het is een probleem van lokalisatie. We dachten op een aarde te leven die onuitputtelijk was. Dat idee van een onbeperkte aarde, uitgevonden in de zeventiende eeuw, was vanaf het begin af aan een utopie. Nu moeten we opeens leren leven in een andere wereld. Hoe doe je dat? Dat is geen politieke vraag, geen technologische vraag, geen ethische vraag. Het zijn al deze vragen tegelijk.”
“We moeten herlokaliseren. Er ontstaat een nieuw ecosysteem, waarvan we niet weten hoe de zaken met elkaar verbonden zijn. We verschuiven naar een andere grond. Op deze nieuwe grond kunnen we dingen doen die we voorheen niet konden. Zo’n verschuiving maakt veel mensen bang. Terecht, het is ook moeilijk.”
“Het enige wat je kunt doen is op verschillende manieren beschrijven en onderzoeken waar we zijn. Dat vraagt om verbeeldingskracht. Zo hebben we het altijd gedaan. In de zeventiende eeuw, tijdens de wetenschappelijke revolutie, begonnen we planeet aarde op een wetenschappelijke manier te zien. We vonden allerlei nieuwe technieken uit. Leren leven op een andere planeet is al door oneindig veel mensen gedaan.”
Wat maakt het dan nu zo lastig?
“Onze verbeelding wordt verlamd door het oude idee van vooruitgang. Het probleem is dat er één richting lijkt te zijn. Je ziet het in de landbouwcrisis: we lopen totaal vast in ons vooruitgangsdenken. Het idee van ‘doorgaan’ zit ons in de weg. Bij elke innovatie of nieuwe technologie moet je de vraag stellen: hoeveel andere dingen zijn eraan verbonden? Wat gaat er verloren? Wat is de winst? Technologie zit nooit in het ding. Het gaat erom wat het doet. Opnieuw, we hebben het over ecosystemen. Iedere techniek opent nieuwe ecosystemen en kan andere gebouwde omgevingen verwoesten. Die mogelijke gevolgen moet je onderzoeken. Verbeeldingskracht is wat we nodig hebben.”
Kunnen we dat het beste overlaten aan wetenschappers, activisten of kunstenaars?
“We hebben ze alle drie nodig. We moeten het land waarop we staan opnieuw uitvinden. Dat kunnen we niet aan wetenschappers alleen overlaten. Ook activisten en kunstenaars zijn nodig, juist omdat zo’n nieuw ecosysteem lastig valt voor te stellen. Zonder de activisten, zonder de wetenschappers en zonder de kunstenaars, zou CO2 in de atmosfeer heel ver van ons afstaan. Dan zou je niet warm of koud worden van CO2. Nu beven we, de grond schudt onder onze voeten. Komt dat door de activisten, door de wetenschappers of de kunstenaars? Zeg het maar. De reden waarom ik niet alleen wetenschappelijke artikelen schrijf, maar ook meedoe aan tentoonstellingen en spelvormen, is omdat ik ervan overtuigd ben dat we al deze dingen moeten doen.”
Waarom zijn feiten niet voldoende?
“Als je een stuk in de krant schrijft, wordt dat door bepaalde mensen gelezen. Speel je een theaterstuk, dan trek je andere mensen aan. Als je een experiment uitvoert, bereik je weer anderen. Ik ben een pragmaticus. Elk medium heeft zijn eigen doeltreffendheid. Je kunt niet alle mensen in vervoering brengen met een tekst. Je hebt experimenten nodig. Een wetenschapper heeft data nodig, dat vereist een hele reeks vaardigheden en apparatuur, zoals satellieten in het geval van klimaat. Alleen zo kun je voldoende mensen overtuigen. Kun je je voorstellen wat ervoor nodig is om een Trumpist ervan te overtuigen dat het klimaat geen Chinese hoax is? We moeten alles proberen. Alles.”