“Pfff… Ik kan echt niks leuks bedenken aan de coronacrisis!” De impact van de pandemie op jongeren is groot: van misgelopen feestjes en wegvallende stages tot motivatieproblemen en sombere momenten. In een rondetafelgesprek van NEMO Kennislink wisselen zes studenten ervaringen uit. Twee onderzoekers geven toelichting.
Wat vind jij persoonlijk het meest frustrerende aan de coronacrisis? Met die vraag begint het rondetafelgesprek met zes studenten, die elkaar op een dinsdagmiddag in januari ontmoeten om te praten over de impact van de coronacrisis op hun leven. Online uiteraard. Ieder vanachter zijn eigen tafel, in een slaap- of studentenkamer. Hun ogen zijn naar beneden gericht terwijl ze een antwoord typen in de chat van Microsoft Teams. Straks zullen ze allemaal tegelijk op enter drukken. Inke Veenstra (19), in het tweede leerjaar tot allround kapper aan het ROC Aventus in Apeldoorn, is als eerste klaar. Ze pakt haar telefoon en drinkt via een rietje van een ijskoffie to-go met slagroom. Een zwarte kat sprint weg van haar schoot. Iedereen klaar? De studenten knikken. Drie, twee, één…Bliep, bliep, bliep: de berichtjes ploppen tevoorschijn op het scherm.
Een grote verrassing is het niet: iedereen mist vooral de sociale contacten. Leuke dingen kunnen doen met je vriendengroep, zoals een weekendje klimmen in België, een biertje drinken in de kroeg, of voetballen met je team. “Ik heb best veel dingen gemist”, licht Tijn Verwei (17) toe. Hij is eerstejaars bewegingswetenschappen in Groningen. “Eindexamens en de feestjes die daarbij horen, mensen leren kennen binnen mijn studie, introweekend. Activtiteiten van de studie- en sportvereniging zijn ook niet doorgegaan. En met de mensen die je kent mag je niks. Zo stapelt het een beetje op.” Boos is hij er niet over. Hij snapt het grotere belang ook wel. “Ik vind het wel jammer. Het is gewoon een slecht jaar om te beginnen met studeren. Of überhaupt om onze leeftijd te hebben.”
Staren naar je laptop
Tien maanden geleden gingen de coronamaatregelen van kracht en sindsdien staat het sociale leven van de jongeren op een laag pitje. Zijn ze na al die tijd nog gemotiveerd om te leren en goede cijfers te halen? Inke neemt als eerste het woord. Bij haar is het enthousiasme ver te zoeken. “De kappersopleiding doe je niet zomaar even, het is echt pittig. Je leert over chemische stoffen bij elkaar doen enzo. Ik heb nu twee keer een theorie-examen gemaakt en het niet gehaald. Ik denk zeker dat het komt door de online lessen. Je zit gewoon lang naar een laptop te staren, daar krijg je geen motivatie van.” Haar klasgenoot Marit Brugge (19) valt haar bij. “Voor ons wordt het lastig om onze examens te halen. Hoe wil je een kappersopleiding ooit online doen? Op een pop knippen is heel anders dan op een model met levend haar. De haren uit dat oefenhoofd staan krom, dat werkt gewoon niet. Ik krijg er wel stress van, ja. Straks gaan ze daar bij de examens heel erg op letten.”
We maken een rondje langs de zes deelnemers, die netjes hun beurt afwachten voor ze reageren. “Wat mij nog motiveert, is dat ik aan het eind van dit jaar afstudeer”, reageert Milan de Graaf (22). Deze zomer rondt hij zijn opleiding af tot docent wiskunde. “Maar dat is ook het enige. Ik mis de lessen op de Hogeschool Utrecht, daar heb ik normaal veel houvast aan. Drie uur lang luisteren naar een college achter je computer, dat kan volgens mij niemand.” Nou ja, niemand… Online studeren gaat Femke Brouwer (20), tweedejaars technische wiskunde aan de TU Delft, vrij goed af. “Ik ben best een gedisciplineerd persoon. Ik kan me goed concentreren. Om de tentamens te halen moet ik hard studeren, dus het is ook gewoon nodig. Het is wél fijn om een ritme te houden, anders lukt studeren minder goed.”
Wietske Brouwer (24) wacht glimlachend tot haar zusje Femke is uitgesproken en haakt er dan op in. “Ik merk vooral dat je minder makkelijk kan communiceren naar de docenten die college geven.” Wietske doet een master geoscience and remote sensing, ook in Delft. “Je bent nu meer op jezelf aangewezen. De drempel om wat te vragen aan iemand anders als je vastloopt is hoger.” Femke knikt. “Ja, dat merk ik ook wel. Er zit nu niemand naast me aan wie ik wat kan vragen.” Wietske gaat verder: “Het vervelendst is nog dat mijn studieplek ook mijn slaapkamer is. Daardoor kan ik mijn werk niet goed loslaten.”
Dat ritme, waar Femke het net over had, dat heeft Tijn naar eigen zeggen helemaal niet. “Ik ga nooit naar live colleges, alles wordt toch opgenomen. Als een college om 9 uur ‘s ochtends begint, slaap ik lekker uit en dan kijk ik het ‘s avonds terug. Maar dan stapelt het werk zich natuurlijk op. In de kerstvakantie moest ik veel colleges inhalen.”
Neerwaartse spiraal
De groep heeft de berichten in de kranten en op het journaal gezien. Oplopende eenzaamheidcijfers onder jongeren. Experts die waarschuwen voor depressie en stress bij de jeugd. Herkennen zij zichzelf daarin? Voelen ze zich weleens alleen of somber? “Ja, soms wel. Het is net het moment”, zegt Tijn. “Ik heb nu vakantie en helemaal niks te doen, mensen in mijn omgeving hebben tentamens. Dat is wel minder. Ik ga lekker netflixen. Soms is er een huisgenoot die zin heeft om te chillen, maar het is af en toe wel saai.”
Femke vindt het ook een saaie bende. “Er is niks te doen, maar ik voel me niet alleen. Ik woon met twee andere meiden in een studentenhuis en die zijn altijd thuis. We lunchen samen en ik spreek één op één af met vrienden.” Milan knikt, kan zich vinden in wat Femke zegt. Hij heeft ook genoeg aanspraak. “Ik woon nog gewoon thuis, we zijn thuis met z’n zessen. Dat is gezellig, het scheelt een hoop. En ik kan gelukkig nog naar mijn stageplek toe; ik geef digitale lessen vanuit het klaslokaal.”
“Iedereen denkt dat ouderen die alleen wonen eenzaam zijn, dat is een logische redenering”, reageert Wietske. “Je denkt snel, ‘jongeren hebben veel contacten’, daar redden ze zichzelf wel mee. Terwijl dat niet per definitie waar is.” Marit knikt en slaat haar lange blonde haar naar achteren. Ze is het met Wietske eens. “Als je jong bent, dan wil iedereen zo populair mogelijk zijn. Ik ben er zelf nooit zo mee bezig, maar als je toegeeft dat je weleens eenzaam bent, is het gelijk zo’n stempel. Zo van ‘die heeft geen vrienden, die zal wel raar zijn.’ Dat zit heel hoog, denk ik, bij jongeren.” Voor haar is eenzaamheid wel herkenbaar. “Ik woon nu op mezelf en dan ben je wel heel erg alleen. Mijn vriend zie ik twee uurtjes per dag. Eerst kon je nog naar het terras of lekker buiten zitten, nu kan er helemaal niks meer. Ik merk wel dat je dan in een neerwaartse spiraal komt. Hoe minder contact je hebt met mensen, hoe minder energie je hebt om je voor school in te zetten. Dat gevoel dat het allemaal fout gaat en het toch niks wordt…”
De tweede lockdown is een stuk erger, dat wil Tijn wel beamen. Weer strengere maatregelen, steeds weer nieuwe teleurstellingen. “Tijdens de eerste lockdown hadden we nog een beetje hoop dat het virus binnenkort weg zou gaan. En van de zomer ging het een tijdje wat beter. Nu is het iedere keer alsof je een tik krijgt terwijl je al op de grond ligt.”
Verloren generatie
Als het over jongeren in de crisis gaat, stuit je al gauw op mensen die van een ‘verloren generatie’ spreken. Leerachterstanden, slechtere onderwijskwaliteit en na je afstuderen gelijk in een economische recessie belanden. Hoe denkt deze groep studenten daarover? Zien zij zichzelf zo? Marit en Inke kijken serieus, de rest grijnst een beetje. “Een wat heftig begrip”, zegt Wietske met een moeilijk gezicht. “Ik vind het niet zo voelen. Ik ben aan het afstuderen en dat is sowieso een individueel proces, daardoor heb ik niet het idee dat de kwaliteit van mijn onderwijs minder goed is. Een baan vinden zal in mijn vakgebied ook geen probleem worden. Het lijkt me wel ingewikkeld dat je straks niet fysiek naar een solliciatiegesprek kan. Hoe moet je er dan achter komen hoe de sfeer is en hoe collega’s met elkaar omgaan?” Net als Wietske is Milan niet zo bang dat hij straks met een ‘coronadiploma’ op straat staat. Hij moet lachen om dat woord. “Om docenten wiskunde staan ze te springen. Op de school waar ik stage loop heb ik nu al een kleine aanstelling. Ik hoor hier en daar dat ze graag willen dat ik blijf. Nee, ik maak me geen zorgen.”
Wietske wendt zich tot de meiden van de kappersopleiding. “Ik kan me wel voorstellen dat het voor Marit en Inke nu moeilijker zou zijn om aan een baan te komen.” Marit kijkt bedrukt. “Het heeft al een paar maanden gekost voor iemand me wilde hebben op een stageplek. Als dat al niet lukt, hoe moet je dan ooit werk krijgen?”, zegt ze terwijl ze haar schouders ophaalt. “Hmm…”, Wietske denkt na. “Eigenlijk moet je nu snel je eigen salon openen, omdat straks iedereen naar de kapper wil”, zegt ze opgewekt. “Of begin als thuiskapper ofzo”, vult Tijn aan. “Ik kan wel een kapper gebruiken.” Hij haalt een hand door zijn golvende haar, dat luchtig rechtop blijft staan. Er wordt gegniffeld. Inke lacht mee, maar wordt dan serieus. “Met jouw diploma gaat geen enkele salon jou aannemen als je klaar bent, dat heeft mijn stagebegeleider letterlijk gezegd!”, roept ze uit. “Waarom doe ik het dan nog? Dan is mijn opleiding volgens hem eigenlijk kansloos!” De frustratie spat ervanaf. “Ik weet dat er wel een oplossing voor is”, vervolgt ze dan, op rustige toon. “Ik kan ook altijd nog een andere opleiding gaan doen.”
Waardering voor kleine dingen
Zien de studenten nog voordelen van de coronacrisis? Femke denkt even na en komt dan tot een conclusie: nee. “Studeren is minder leuk, je ziet minder mensen. Ik kan echt niks bedenken.” Als hij toch iéts moet bedenken, dan is het dat hij meer over zichzelf is gaan nadenken, reageert Tijn. “Op een bepaalde manier heeft me dat ook wel weer geholpen. Doordat ik meer tijd heb, zie ik wat goed gaat en waar ik meer aan moet werken. Een soort zelfevaluatie. Nu bedenk ik bijvoorbeeld eerder dat ik nog een appje moet sturen om te vragen hoe het met iemand gaat.” Milan heeft geen moeite om de voordelen te zien. “Ik word nu ook getraind om digitaal onderwijs te geven en digitale tools toe te passen in mijn lessen. Voor mijn diploma is dat eerder een meerwaarde dan een tekortkoming, denk ik.”
Inke likt de laatste slagroom van haar rietje. “Ik denk dat deze hele situatie ervoor gaat zorgen dat je voor kleine dingen veel waardering gaat krijgen”, merkt ze op. “Ik ging altijd shoppen en lunchen met mijn oma. We zijn heel hecht. Als ik nu gewoon veilig een koffietje met haar zou kunnen drinken… Voor dat soort dingen ga je zoveel waardering krijgen.” Milan knikt instemmend. “Hier in het dorp, ik woon in Bunschoten-Spakenburg, leeft nu een heel sterk gevoel om de lokale ondernemer te steunen. Ik denk nu bij dingen die ik wil bestellen ‘dat kan ik ook in het dorp doen’. Verder denk ik dat mensen niet meer voor niks de wereld over zullen vliegen, dat zakenreizen omgezet worden in online meetings. Misschien dat die verandering ook weer zijn steentje bijdraagt aan het klimaat.”
Wat ook anders gaat zijn, volgens Inke? “Normaal zei ik op vrijdag weleens ‘nee, ik heb geen zin om uit te gaan, ik blijf lekker thuis.’ Nou, ik weet wel dat als het weer mag – ze doet haar armen omhoog alsof ze in de club staat – dat het vrijdag én zaterdag wordt. Ik denk dat de jeugd dat echt heel erg mist nu.” Iedereen schiet in de lach en knikt heftig. “Uitgaan wordt misschien wel tien keer leuker als het weer kan.”