Het internet zou de grote gelijkmaker zijn: iedereen zou evenveel profiteren van de mogelijkheden die het mailen, chatten en online shoppen zouden bieden. De praktijk is anders, want de digitale ongelijkheid is alleen maar gegroeid. Maar met de juiste aanpak is het tij te keren.
Charissa Kalloe (28) heeft maar drie procent zicht. Toen ze vijftien was, kreeg ze een tumor in de hypofyse, die op haar oogzenuw drukte en deze uiteindelijk beschadigde. Haar wereld stond op zijn kop. Haar huis moest worden aangepast, ze moest leren met een stok te lopen, braille te lezen en opnieuw leren hoe je dagelijkse handelingen uitvoert, zoals drinken inschenken en boterhammen smeren. Ze heeft ermee leren omgaan, maar door vermoeidheidsklachten is ze volledig afgekeurd. Wel schrijft ze blogs en maakt ze video’s waarin ze vertelt over haar ervaringen met websites en apps.
Een van haar belangrijkste hulpmiddelen is een schermlezer. Dat is een programma op je laptop of smartphone dat alles voorleest wat je met je vinger aanraakt of waar je met de tabtoets overheen gaat. “Dat opende een wereld voor me”, zegt Kalloe. “Ik kon ineens weer op Hyves en MSN, waardoor ik weer in contact kon komen met vrienden. Maar ik liep ook tegen veel obstakels aan, en ik vroeg me af: hoe kan dit nou, waarom werken sommige apps wel en andere niet? Ik heb nu bijvoorbeeld weer de grootste moeite om schoenen te bestellen. Het is niet te doen om via de website van de Bijenkorf te bestellen, terwijl dit in het verleden wel ging.”
En zo loopt Kalloe voortdurend tegen allerlei praktische problemen aan als ze van het internet gebruik wil maken. Zo wilde ze onlangs graag naar een concert van de Amerikaanse zanger Chris Brown, van wie ze groot fan van is. Maar uit eerdere pogingen wist Kalloe dat het online bestellen van kaartjes voor haar onmogelijk is. “Je moet dan verschillende stappen doorlopen. Zo moet je bijvoorbeeld verifiëren dat je geen robot bent. Dan worden er plaatjes getoond met de vraag op welke afbeelding een auto is te zien. Daar doe ik al gissend wel vijf minuten over. De site biedt hier geen auditief alternatief voor. En daarna moet je een stoel uitzoeken, iets wat ook alleen maar visueel wordt aangeboden. Doordat dat zo lang duurde, had ik de vorige keer nog duizend mensen voor me in de wachtrij. Laat maar zitten, dacht ik toen.” Voor het concert van Chris Brown liet ze haar vriend dus kaartjes bestellen.
Misverstand
Toen het internet in de jaren negentig op grote schaal zijn intrede deed, was de verwachting dat het de ongelijkheid in de wereld zou verkleinen, vertelt Alexander van Deursen, hoogleraar Digitale Ongelijkheid aan de Universiteit Twente. In het Centrum voor Digitale Inclusie brengt hij samen met zijn medeonderzoekers in kaart wat de voordelen en risico’s van technologie zijn. Ook identificeren zij groepen die buiten de boot dreigen te vallen en doen ze voorstellen voor beleidsmaatregelen. “Internet heeft een open karakter en is voor iedereen beschikbaar, dus de opvatting was destijds dat iedereen er automatisch van zou profiteren. Maar dat bleek al gauw een misverstand.”
Veel mensen waren er toen van overtuigd dat alleen al het hebben van een internetverbinding of bepaalde apparatuur zou volstaan om mee te kunnen doen. “Verschillen in toegang noemen we de first level digital divide. Als iedereen maar de juiste spullen heeft, dan profiteren mensen automatisch.” Maar dat bleek niet genoeg. Ambitieuze projecten als One Laptop Per Child, waarbij kinderen in ontwikkelingslanden een laptop kregen, mislukten bijvoorbeeld. “Alleen het aanbieden van laptops is niet genoeg. Wat als er geen stroom is bijvoorbeeld? Het gaat om het totaalpakket. Naast dat eerste niveau moet je ook kijken naar motivaties, vaardigheden en soorten gebruik, het tweede niveau. Kun en wil je wel gebruikmaken van de apparatuur en wat doe je er dan mee? En het derde niveau zijn de uitkomsten: wat levert het internet voor je op?”
Profiteren
Juist op dat derde niveau worden de verschillen in de samenleving groter, aldus Van Deursen. “Kun je het internet gebruiken om een baan te vinden, een goedkope verzekering af te sluiten, je sociale netwerk te vergroten of je gezondheid te verbeteren? Je moet het internet dan op een heel strategische manier kunnen gebruiken. Dat zijn best complexe vaardigheden die lang niet iedereen beheerst.” Van Deursen ziet dus nog altijd grote verschillen tussen bevoorrechte en minder bevoorrechte mensen. Er zijn veel factoren die bepalen in welke mate je van het internet profiteert, zoals leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, inkomen, gezondheid en woonplaats. “Maar bijvoorbeeld ook sociale en culturele factoren, zoals je gezinssituatie, achtergrond en de aanwezigheid van ondersteuning in jouw omgeving, bijvoorbeeld in de vorm van een buurthuis.” Ben je schathemeltjerijk, maar heb je een beperking? Dan sta je toch met 1-0 achter ten opzichte van iemand die net zo rijk is, maar geen beperking heeft.
Toch ziet Van Deursen ook verbetering. “Overheidsdiensten werken er hard aan om hun diensten online voor iedereen toegankelijk te maken en bij grote commerciële bedrijven zie je dat ze steeds meer user centered design toepassen, waarbij ze samen met gebruikers de website verbeteren.” Er zijn ook initiatieven van gemeenten, scholen of buurthuizen om bewoners te ondersteunen, bijvoorbeeld door het aanbieden van cursussen. Die richten zich vooral op het tweede niveau van digitale vaardigheden. “Een goede ontwikkeling, maar de aandacht ligt vooral op het verbeteren van functionele vaardigheden. Er is te weinig aandacht voor de kritische kant. Kun je gevonden informatie ook evalueren, weet je hoe je je online moet gedragen, weet je dat je niet zomaar alles mag delen, begrijp je dat berichten op sociale media een psychische impact kunnen hebben, kun je ethische overwegingen maken?”
Huiswerk
Als je dus een programma zou maken om de mogelijkheden voor bepaalde minder bevoorrechte mensen op het internet te vergroten, dan moet je dus niet alleen maar mensen de juiste apparatuur geven en vaardigheden aanleren, maar je moet ze ook tips aanreiken om kritisch te leren denken en strategisch online te kunnen handelen. Van Deursen: “Je moet de groep erbij betrekken en samen overleggen waar zij behoefte aan hebben.” Denk overigens niet dat die eerste fase, het überhaupt beschikken over de juiste apparatuur, niet meer van belang is, waarschuwt van Deursen. Zelfs in Nederland, waar iedereen een smartphone heeft, zou je misschien denken dat dat haast geen rol meer speelt. “Veel jongeren uit een lager sociaal milieu beschikken bijvoorbeeld alleen maar over een smartphone, maar is die wel geschikt om huiswerk mee te maken? Daarin hebben zij toch een achterstand ten opzichte van leeftijdsgenoten die ook een laptop hebben.”
Oude reflex
Momenteel doen ook nieuwe internetgerelateerde technieken hun intrede, zoals het internet der dingen (Internet of Things), waarbij allerlei apparaten van horloge tot koelkast aan het internet zijn gekoppeld, en kunstmatige intelligentie, oftewel AI. Van Deursen ziet hier weer de oude reflex, namelijk dat veel mensen ervan uitgaan dat iedereen in gelijke mate van die ontwikkelingen gaat profiteren. “Een programma als ChatGPT (een chatbot op basis van AI die je vragen kunt stellen, red.) lijkt het online zoeken in eerste instantie makkelijker te maken, omdat je met relatief simpele vragen een mooi antwoord krijgt, maar kun je die antwoorden ook interpreteren? Hoe beter je in staat bent om de juiste vraag te stellen, hoe meer je ervan profiteert. Ook de krijg je een grote hoeveelheid informatie terug, daar moet je wel goed mee kunnen omgaan.”
Voor mensen met een visuele of motorische beperking kunnen nieuwe snufjes, zoals slimme speakers, een uitkomst bieden. Deze apparaten, zoals de Google Home of de Alexa van Amazon, voeren gesproken commando’s uit. Je kunt ze bijvoorbeeld vragen om het weerbericht op te zoeken, verlichting aan en uit te schakelen of muziek af te spelen. Van Deursen: “Ik ken iemand met de ziekte van Parkinson, die het continu gebruikt. Voor hem is dat een manier om toch te kunnen internetten.” Nieuwe technologie kan mensen met een beperking wel degelijk ten gunste komen, denkt hij. “Maar het zal nooit op hetzelfde niveau zijn als voor mensen zonder beperking.”
Emoji’s voorlezen
Kalloe weet haar weg inmiddels aardig te vinden door het woud van digitale hulpmiddelen, al zijn sommige gebruiksvriendelijker dan andere. Zo heeft zij ook twee slimme speakers in huis. “Ik gebruik ze bijvoorbeeld als kookwekker of om muziek mee af te spelen. Ook roept mijn moeder soms door de speaker dat ik moet komen eten.” Als zoekmachine vindt ze ze echter minder handig. “Soms gebruik ik de zoekfunctie van de Google Home wel eens, maar vaak vind je dan toch niet het antwoord dat je zoekt. Via je smartphone kun je verschillende zoekresultaten vergelijken en vind je toch een beter antwoord.”
Voor Kalloe is het eigenlijk belangrijker dat de apps op haar smartphone met behulp van de schermlezer goed te gebruiken zijn. “Veel videoapps, zoals Netflix en Disney+, doen het goed. Alleen de app van Videoland werkt heel onhandig. De schermlezer leest alleen de series voor die in mijn ‘Verder kijken’-lijst staan, en de rest niet. De app van de Lidl is ook onhandig, want daarin worden de producten uit de folder niet voorgelezen. De app van Albert Heijn is handiger, omdat alle producten er afzonderlijk in staan.” Ook sociale media, zoals Facebook en Whatsapp worden steeds beter, vindt Kalloe. “In eerdere versies las de schermlezer het individueel voor als iemand vijf keer dezelfde emoji schreef. Dan zei hij bijvoorbeeld: ‘gezicht met tranen van vreugde, gezicht met tranen van vreugde, gezicht met tranen van vreugde, gezicht met tranen van vreugde, gezicht met tranen van vreugde.’ Daar werd je helemaal simpel van. Nu zegt ie: ‘vijf gezicht met tranen van vreugde’. Dat maakt de luisterervaring veel beter.”