Het idee dat het rijke westen de beschaving kwam brengen met de afschaffing van de slavernij klopt niet. Daarin klinkt nog steeds een vreemd idee van eigenaarschap door, zeggen historicus Karwan Fatah-Black en antropoloog Markus Balkenhol.
Vandaag (2 december) is de Internationale Dag van de Afschaffing van de Slavernij. De slavernij wordt vaak beschreven als ‘de zwarte bladzijde in onze geschiedenis’. Die metafoor wekt de indruk dat ons slavernijverleden een afgebakende reeks gebeurtenissen is, die we achter ons hebben gelaten. Maar klopt dat wel? Wat herdenken we eigenlijk als we het hebben over slavernij? En zit iedereen wel te wachten op een gezamenlijke herdenking?
Het zijn grote vragen waar weinig wetenschappers hun vingers aan durven te branden. Historicus Karwan Fatah-Black en antropoloog Markus Balkenhol willen er juist over in gesprek. “Dat slavernij een gevoelig onderwerp is, is zo’n groot cliché dat we ons nauwelijks nog realiseren hoe vreemd het is om dat te zeggen”, schrijft Fatah-Black in zijn recent verschenen boek Slavernij en beschaving. Geschiedenis van een paradox (2021).
In dit artikel spreken we met Balkenhol en Fatah-Black over de manier waarop er in Nederland gedacht wordt over slavernij. Hoewel hun onderzoek verschillend is – Fatah-Black onderzoekt als historicus de geschiedenis, Balkenhol kijkt als sociaal antropoloog naar onze huidige cultuur – heeft hun werk veel raakvlakken. Beide wetenschappers hebben grote moeite met het dominante verhaal over ons slavernijverleden.
Slavernijherdenking
Laten we eerst stilstaan bij de Internationale Dag van de Slavernij. Je zou zeggen dat slavernij-onderzoekers Fatah-Black en Balkenhol blij zijn met zo’n dag, want slavernij wordt onder de aandacht gebracht van een groot publiek. Toch zijn zij ook kritisch over dit soort massale herdenkingen van ons slavernijverleden, die de laatste twintig jaar steeds vaker plaatsvinden, zowel mondiaal als nationaal.
“In de gemeenschap van nazaten zit niet iedereen te wachten op een nationale herdenking”, zegt Fatah-Black. “Als je zo’n activiteit naar een nationaal niveau tilt, stel je jezelf bloot aan allerlei politieke belangen. Verschillende groepen zullen pogingen doen om het verhaal toe te eigenen. Dat levert een nieuw spanningsveld op.”
“Het gevaar van herdenkingen is dat je het slavernijverleden als een soort ‘cultureel erfgoed’ beschouwt”, zegt Balkenhol. Het risico is dat je het verleden ‘stolt’. “Door iets veilig achter een vitrine te zetten, zorg je ervoor dat iets in het verleden blijft. Je doet alsof het geen betrekking meer heeft op het heden. Iets tot erfgoed maken kan ook betekenen: iets onschadelijk maken. De kunst is juist om de continuïteit te begrijpen.”
Een gevoelig onderwerp
En daar komt de gevoeligheid van het onderwerp dan toch om de hoek kijken. Want het is precies die ‘continuïteit’ waar Balkenhol op doelt die het gesprek over slavernij zo’n heet hangijzer maakt.
Niemand is een voorstander van slavernij, waarom worden dan toch zoveel mensen nerveus als het erover gaat in het publieke debat? “Ik probeer dan altijd de vraag te stellen: wat is er precies gevoelig?” zegt Fatah-Black. “Als je mensen die vraag stelt, wijzen ze vaak op de emoties van nazaten”, zegt Fatah-Black. “Ze vergeten dat de witte omgang met de slavernijgeschiedenis ook emotioneel geladen is.”
De werkelijke reden waarom veel Nederlanders zo gevoelig reageren op publieke discussies over slavernij, is volgens Fatah-Black de volgende: ons westerse zelfbeeld wordt aangetast. “Aan de ene kant geloven we dat slavernij in de negentiende eeuw door ons is afgeschaft. Dan is het pijnlijk om erop gewezen te worden dat er continuïteit is tussen het heden en het verleden. Slavernij is niet verdwenen toen het in de negentiende eeuw werd afgeschaft.”
Het dominante verhaal
Nederlanders worden grootgebracht met een versimpeld verhaal over het slavernijverleden, volgens Fatah-Black. De indruk wordt gewekt dat er in de negentiende eeuw een abrupte ‘ommezwaai’ plaatsvond in het denken over slavernij. “Het traditionele verhaal is: de hele wereld deed aan slavernij, totdat de verlichte Europeanen plotseling tot het idee kwamen dat het verwerpelijk is. Zij hebben het afgeschaft, en zijn nog steeds bezig om overal ter wereld slavernij de kop in te drukken.”
Dit dominante verhaal heeft weinig te maken met de historische feiten, beschrijft Fatah-Black in zijn boek. Ten eerste omdat kritiek op slavernij van alle tijden is. Die kritiek was afkomstig van hooggeplaatsten, maar vooral ook van degenen die slavernij moesten ondergaan. Zij konden heel precies aanwijzen waarom het niet deugde. Ten tweede wekt het verhaal de indruk dat slavernij verdween met de komst van de westerse beschaving, terwijl slavernij volgens Fatah-Black ook een product is van de westerse beschaving.
“De afschaffing van de slavernij is geen radicale breuk, maar een merkwaardige continuering van het idee dat wij – de westerse wereld – de beschaving komen brengen”, zegt Fatah-Black. “Eerst brachten we beschaving door middel van slavernij, nu zeggen we: wij zijn degenen die de afschaffing hebben volbracht. Het verhaal blijft hetzelfde: ons bestuur leidt naar vrijheid en beschaving.”
Het verleden werkt door
Er heeft dus geen plotselinge omslag plaatsgevonden van een wereld die voor slavernij was, naar een wereld die zich ertegen keerde. Er is natuurlijk wel iets veranderd, zegt Fatah-Black: “Slavernij als instituut is wereldwijd uitgebannen. Dat is een enorme stap voor de mensheid. Laten we dat niet bagatelliseren. Maar we moeten ook oog hebben voor de continuïteit.” Met de officiële afschaffing kwam geen einde aan alle slavernij, en ook niet aan een mentaliteit die eraan ten grondslag lag.
Nu is daar volgens hem te weinig oog voor. “Als je slavernij ziet als een ondenkbaar kwaad dat onze voorouders lang geleden uitgeroeid hebben, wordt het voortbestaan ervan lastig bespreekbaar”, zegt Fatah-Black. Hij noemt als voorbeeld de discussie over voetbal in Qatar, waar zeker 6500 doden vielen bij werkzaamheden voor het WK 2022, en waar nog steeds arbeidsmigranten om het leven komen.
“De manier waarop Ronald de Boer, de ambassadeur van het WK, hierover sprak klinkt als de negentiende eeuwse verdedigers van slavernij”, zegt Fatah-Black. “De Boer zegt: die arbeiders komen uit een slechte situatie, en het gaat niet meteen goed, maar dankzij onze aanwezigheid hebben ze wel werk. We zouden dat vertoog moeten herkennen. En er afstand van moeten nemen.”
Eigenaarschap
Volgens Fatah-Black en Balkenhol hebben veel historici zich laten verleiden om één verhaal steeds maar weer te herhalen: het perspectief van de voormalige eigenaar die de afschaffing heeft volbracht. “Dat zie je bijvoorbeeld terug in het werk van mijn collega-historicus Piet Emmer”, zegt Fatah-Black. “Hij zegt letterlijk dat de slavernij is afgeschaft door deftige witte heren. Zij hebben zich daarvoor opgeofferd en dat zouden we moeten vieren.”
Hoewel niemand nog zal verdedigen dat we mensen tot eigendom kunnen maken, klinkt in het dominante verhaal over ons slavernijverleden nog steeds een misplaatst idee van eigenaarschap door, volgens Fatah-Black. “Het rijke westen eigent zich het verhaal van ‘de afschaffing van de slavernij’ toe door te herhalen dat dit het werk is van de overheid en voormalige eigenaren. Zij ontvingen compensatie. Degenen die in slavernij leefden werden heropgevoed via christelijk onderwijs. Ze moesten nog tien jaar werken om te leren hoe het is om een productief burger te zijn.”
In discussies over slavernij zou het eigenlijk moeten gaan over de problematische aspecten van eigenaarschap, vindt Fatah-Black. “Misschien moeten we de slavernij iets minder centraal stellen, en de mentaliteit van eigenaarschap onderzoeken en bevragen.” Die mentaliteit is volgens hem met de afschaffing van de slavernij niet verdwenen.
Balkenhol trekt het nog iets verder door: “Dat bepaalde mensen recht hebben op eigendom, of dat mensen überhaupt recht hebben op eigendom, is niet vanzelfsprekend. We gaan om met de planeet alsof het ons eigendom is, en wij ermee kunnen doen wat we willen. Dat idee, dat er grondstoffen voor ons ter beschikking zijn, is ook een koloniaal idee.”
“In Europa bestaat een dominant denkbeeld waarin ‘de Europeaan’ voorgesteld wordt als meelevend, iemand die compassie toont met zwakkeren”, zegt Balkenhol. “Er bestaat een wens om de problemen van de wereld op te lossen en andere mensen te verheffen. Zo creëer je een ondergeschikte identiteit: de ander is iemand die hulp nodig heeft, en zelfs dankbaar moet zijn. Het idee van een ‘wij’ als de drijvende kracht in de geschiedenis, en bepalend voor het lot van de wereld, bestaat nog steeds en zet zich voort in ontwikkelingssamenwerking en de manier waarop nu coronavaccins verdeeld worden.”
Economische belangen
Om nieuwe verhalen over het slavernijverleden tot je door te laten dringen, zijn feiten alleen niet genoeg. Volgens Balkenhol moeten we op een andere manier nadenken over de vraag ‘wat een geschiedenis is’. De grote vraag is volgens hem: van wie is de geschiedenis? “Er is niet één verhaal over slavernij”, zegt hij. Natuurlijk moeten we ons soms beperken tot een verhaal of perspectief; het gaat mis als we vervolgens doen alsof dat het hele verhaal is.
“En er spelen ook gewoon keiharde belangen”, zegt Balkenhol. “Sommige mensen hebben er belang bij om de status quo in stand te houden. Het gaat niet alleen over kennis, maar ook over geld en macht.” Ook Fatah-Black wijst in zijn boek op economische belangen: ‘Wat blijft er over van een museumcollectie als de geroofde koloniale schatten terug moeten naar het land van herkomst?’
Welke verhalen gehoord worden, is volgens Balkenhol de uitkomst van een ‘voortdurende onderhandeling’. “Er spelen altijd machtsrelaties mee die ervoor zorgen dat een bepaald perspectief dominant is.”
Is het dan wel mogelijk om hier ‘neutraal’ onderzoek naar te doen? “Ik word regelmatig aangevallen door mensen die zeggen dat ik niet wetenschappelijk bezig ben”, zegt Balkenhol. Die kritiek is volgens hem gestoeld op een verkeerd idee van wetenschap. “De wetenschap legt geen onveranderlijke waarheid bloot. Natuurlijk gebruikt een historicus bronnen, en een antropoloog heeft etnografische data. Maar feiten zijn óók altijd interpretaties.”
Wetenschap betekent dat je die dominante verhalen niet voortdurend herhaalt, maar juist bevraagt. “Er zijn dominante verhalen die ook anders verteld kunnen worden. Als je nieuwe feiten erbij haalt, krijg je een vollediger beeld. Maar het beeld is nooit helemaal volledig. Er komt geen punt waarop we zeggen: nu zijn we klaar, we kunnen de geschiedwetenschap afschaffen.”