Het alfabet: 26 letters om de klanken van het Nederlands mee op te schrijven. Wat valt daar nou over te vertellen? Nou, heel wat, zo laat taalkundige en illustrator Frank Landsbergen zien in Het Dikke Alfabetboek.
Wist je dat het gotisch schrift niet door de Goten is bedacht? Dat het Japans maar liefst drie schriftsystemen door elkaar gebruikt? En dat Zuidoost-Aziatische alfabetten er zo rond en sierlijk uitzien, omdat die vroeger op palmbladeren werden geschreven en rechte lijnen dan moeilijk te maken zijn? Op elke bladzijde in Het Dikke Alfabetboek van Frank Landsbergen kom je zulke interessante feiten tegen. En toch is het boek veel meer dan een weetjesboek.
Van spijkerschrift tot rooksignalen
Frank Landsbergen werkt als computertaalkundige bij het Instituut voor de Nederlandse Taal en maakt daarnaast als freelancer illustraties en animaties, onder andere voor NEMO Kennislink. Deze twee carrières combineert hij handig in dit zelf-geïllustreerde kinderboek – volgens uitgever Lannoo geschikt voor kinderen tot twaalf jaar, maar deze dertiger heeft het ook nog met plezier gelezen én er aardig wat van opgestoken. De tekeningen verduidelijken of verluchtigen precies op de plekken waar dat nodig is.
Het Dikke Alfabetboek bestaat uit vijf delen. Het eerste deel beschrijft hoe het spijkerschrift in Mesopotamië (ongeveer het huidige Irak) zich ontwikkelde tot het alfabet dat je nu leest, inclusief spaties en leestekens. In deel twee zoekt Landsbergen taalkundig meer de diepgang op (overigens zonder zijn doelgroep uit het oog te verliezen) en duikt hij in de relatie tussen klanken en letters. Hoe kunnen talen die verschillend klinken toch met hetzelfde alfabet geschreven worden? En waarom telt ons alfabet – momenteel althans – 26 letters, terwijl het Nederlands zo’n veertig klanken kent? In de antwoorden op deze vragen steekt de lezer gelijk wat op van taalverandering en taalfamilies.
Deel drie en vier geven een overzicht van andere schrift- en communicatiesystemen: van het Koreaans, het Fidäl uit Ethiopië tot aan inmiddels verdwenen of nog niet-ontcijferde alfabetten. Maar ook van rooksignalen, morsecode en pictogrammen tot manieren om te communiceren met buitenaardse wezens. In deel vijf staat Landsbergen ten slotte stil bij manieren om al die verschillende schriftsystemen op te schrijven: van ganzenveer tot toetsenbord en van kleitablet tot papier.
Schrift, taal en cultuur
Vanuit de taalwetenschap wordt soms een beetje neergekeken op schrift en spelling – dat is tenslotte maar een conventie, een setje regels dat we hebben afgesproken om onze taal op schrift te kunnen vastleggen. Maar Landsbergen laat in zijn boek op vrolijke en laagdrempelige wijze zien dat taal en spelling nauw met elkaar verbonden zijn. De cultuur en leefomgeving van een volk beïnvloeden zowel de taal als de manier waarop die taal geschreven wordt. Met rechte lijnen of juist ronde vormen, met tekens voor klanken of voor hele woorden.
Onze taal en cultuur veranderen nog altijd volop, dus het zit er dik in dat ook ons schriftsysteem niet in beton is gegoten. In Finland leren kinderen bijvoorbeeld al niet meer aan elkaar te schrijven; het is belangrijker dat ze goed en snel leren typen. En misschien komt er ooit in ons alfabet nog wel een 27e letter bij of vallen er juist nog letters af. Zouden we niet prima kunnen zonder de q en de x?
Al met al is Het Dikke Alfabetboek een aanstekelijk vrolijk en tegelijk leerzaam boek dat je doet beseffen hoe bijzonder het alfabet eigenlijk is. Dit zou elke schoolbibliotheek in de kast moeten hebben staan.