Het gedrag van de honingbij verwondert mensen al eeuwenlang. Denk aan de bijendans of de bouw van een honingraat. In zijn boek probeert Lars Chittka het ontstaan van die fenomenen te verklaren, maar vooral de conclusies die hij daaruit trekt zijn spannend: bijen hebben een bewustzijn.
Over een paar weken is het zover: de lente begint. Fruitbomen gaan massaal bloeien. Loop je eronderdoor, dan hoor je al gauw het gezoem van tientallen bijen. Het verzamelen van nectar en stuifmeel is van levensbelang voor de bij. Sociale soorten zoals honingbijen en hommels bezoeken bloemen om de larven van hun koningin te voeden in het nest. Maar elke bloem bloeit in een andere tijd, en groeit op een andere plek rond het nest. De bij moet dus over een vergaand navigatiesysteem beschikken, besef je bij het lezen van Lars Chittka’s boek Het bewustzijn van de bij. Dat komt eerder voort uit bewustzijn dan uit instinct, stelt de schrijver.
Lars Chittka is een vooraanstaand wetenschapper in de fysiologie en psychologie van bloembezoekende insecten. Het is dan ook een genot om van een expert antwoord te krijgen op zoveel mysteries rond de bij.
Proeven met je voeten
In zijn eerste hoofdstuk dompelt Chittka je gelijk onder in de wereld van de bij. Hij laat je beseffen hoe anders de wereld eruit moet zien door de ogen van een bij. Bijen zien geen rood, maar wel ultraviolet licht. Bloemen zien er voor hen dus totaal anders uit. Ook hebben ze tastzintuigen op hun poten, waarmee ze dus kunnen proeven of ze ergens in zijn gaan staan. Het leven van een bij draait om bloemen, en daarop zijn haar brein en zintuigen ingericht. De bij moet een bloem kunnen herkennen, kunnen onthouden waar de bloem staat vanaf het nest, en de plek kunnen communiceren aan korfgenoten – of een nieuwe plek zien te vinden door haar zussen in een bijendans te volgen.
Het boek volgt een logische opbouw van de zintuigen en navigatie van een bij, naar het leervermogen, de zenuwen en hersenen, tot uiteindelijk het antwoord op de grote vragen over persoonlijkheid en bewustzijn van de bij. Het verrassende aan dit boek is dat het nieuwste inzichten van de wetenschap deelt, maar ook veel kennis uit afgelopen eeuwen uit de vergetelheid haalt. Zo blijkt dat sommige denkers hun tijd ver vooruit waren, en maakt Chittka tegelijk korte metten met oude denkwijzen als dat een insect een machine is gedreven door instincten.
Elk hoofdstuk wisselt wetenschappelijke ontdekkingen af met anekdotes over de mensen achter het onderzoek. Die anekdotes breken de soms technische uitleg op in behapbare brokken. De inzichten over bijen onderbouwt de auteur in detail met resultaten van proeven, waardoor je het onderzoek van idee en waarneming tot conclusie kunt volgen, vaak met een illustratie erbij. Zo is er een proef met hommels, de zogenaamde touwtrekpuzzel. Daarbij ligt een nepbloem met nectar bedekt onder plexiglas tafel. De hommel komt alleen bij de nectarbeloning als ze aan een touwtje trekt om de bloem dichterbij te halen. Slechts twee van ruim honderd hommels lukt dit. Maar mooier: onervaren hommels die de touwtrekkers van een afstandje bekijken, kunnen de truc daarna zelf uitvoeren: de bijen leren dus van elkaar. Elk hoofdstuk sluit af met een samenvatting, wat helpt om het grote plaatje in gedachten te houden.
Aan de soms moeilijke termen en lange zinnen is wel merkbaar dat het Chittka’s eerste populairwetenschappelijk boek is. Een woord als ‘randoriëntatiedetectorneuronen’ is leuk voor Scrabble, maar maakt de tekst moeilijk leesbaar. Daarnaast zorgt de vertaling uit het Engels soms voor verwarring of gekke zinnen. Regelmatig wordt de bij aangeduid met ‘hij’ of ‘zijn’ (het Engels laat dat wellicht in het midden met ‘it/its’). Verwarrend, want het gaat om werksters die – zoals de naam zegt – vrouwelijk zijn. Het zijn vooral de werksterbijen waar dit boek om draait en om wie de conclusies over bewustzijn en intelligentie gaan. Ondanks deze hordes is het boek zeker de moeite waard, met een schat aan informatie die compact is samengebracht.
Bijenpoëzie
Ik heb me als lezer regelmatig verbaasd over het brein van de bij. Bijen weten bijvoorbeeld ook als het bewolkt is waar de zon staat, omdat ze de trilrichting kunnen voelen van lichtdeeltjes die door de wolken heen komen. En ze vertonen hersengolven tijdens hun slaap, wat duidt op de verwerking van informatie uit verschillende hersendelen. Bied je bijen in diepe slaap opnieuw een geur aan, dan versterkt dit de herinnering van de bij aan de ervaringen van de afgelopen dag. De auteur zinspeelt op het idee dat bijen dromen.
Stukje bij beetje vormen de hoofdstukken een minutieus betoog dat met een mooie spanningsboog opbouwt naar de hamvraag: heeft de bij een bewustzijn? De auteur stelt zonder twijfel dat bijen een vorm van bewustzijn hebben, en weerlegt ook tegenargumenten. De afzonderlijke zintuigen of zenuwcircuits van de bij zijn volgens hem weliswaar goed door robots uit te voeren zonder bewustzijn, maar het totaal aan gedrag en vermogens van de bij vraagt dan wel een hele ingewikkelde robot. Gaan we uit van een bij met bewustzijn, dan is haar brein niet alleen flexibeler, maar kost het ook minder rekenkracht en minder zenuwcellen, aldus de schrijver. Bewustzijn is dus een eenvoudiger verklaring voor het complexe gedrag van de bij, dan aan te nemen dat het dier gewetenloos op automatische piloot allerlei handelingen kan verrichten.
Als we de bij zien als een zelfbewust individu met eigen emoties, voorkeuren en een eigen verhaal, zal dat volgens Chittka ook helpen in een betere bescherming van het dier. Dat blijkt ook uit een Londens project dat hij beschrijft waarbij duizenden bijen een nummersticker kregen. De Londenaren zagen de bijen opduiken in hun eigen tuin. Een bij bezoekt keer op keer dezelfde lavendelbloemen – tot ze op een dag verdwijnt en de bewoners verdrietig achterlaat. De bij als bewust wezen schept een band, en dat is precies wat dit boek wil bereiken.