Als wetenschapper ‘ploeter’ je jarenlang aan je onderzoek. Maar hoe zorg je er nu voor dat je resultaten ook buiten je eigen vakgebied worden opgemerkt, in de rest van de maatschappij? Lang leve de wetenschapscommunicatie!
Mijn PhD. Wat was het een avontuur. Niet alleen het onderzoek zelf was een uitdaging, maar ook het schrijven van het proefschrift leverde vele slapeloze nachten op. Ik ben dan ook oprecht trots op het eindresultaat dat hieruit voortgevloeid is. Maar laten we eerlijk zijn: wie gaat het lezen als ik eenmaal ben gepromoveerd tot Dr. Anna Maan? Ik? Misschien mijn ouders? De harde werkelijkheid is dat het waarschijnlijk onderweg is naar een verzameling stoffige proefschriften of een hoekje van een overvolle boekenplank. Vergeten. Irrelevant.
Begrijp me niet verkeerd. Het schrijven en publiceren van een scriptie of proefschrift betreft een ontzettend belangrijk onderdeel van een wetenschappelijke loopbaan. Het geeft je niet alleen de mogelijkheid om je Engelse taalvaardigheid op te krikken, je leert ook hoe je resultaten op een professionele en wetenschappelijke manier opschrijft. Maar, en dit is een grote maar, bereiken we hiermee wetenschappers in andere vakgebieden? En hoe zit dat met onze maatschappij? Mijns inziens mist een proefschrift dergelijke potentie, en dus moeten we ons richten op andere middelen om dit doel te bereiken. Wetenschapscommunicatie kan wel eens het antwoord zijn. Het is een grenzeloze en tijdloze discipline die wetenschappers in staat stelt om hun onderzoek op een duidelijke, begrijpelijke en tevens aanstekelijke manier te communiceren, om zo een breder (en diverser) publiek aan te spreken, kennis te delen en elkaar te enthousiasmeren.
Onderdompelen
Misschien wel net zo belangrijk is dat wetenschapscommunicatie wetenschappers uitdaagt om zichzelf niet alleen professioneel, maar ook op persoonlijk vlak te ontwikkelen. Het toont ons onze sterke (en zwakke) punten en het weerspiegelt onze beweegredenen. Het lijkt wel een soort ‘soul searching’. Voel je je op je gemak voor een camera? Sta je graag op een podium? Of druk je jezelf liever uit in woorden? Welke doelgroep informeer je het liefst? Kinderen? Volwassenen? De beste manier om hierachter te komen is om jezelf compleet onder te dompelen in allerlei activiteiten, workshops en cursussen. Oefening baart kunst! Zo ontwikkel je de juiste vaardigheden en vergroot je je zelfvertrouwen om optimaal te genieten van alles wat wetenschapscommunicatie te bieden heeft.
Ik heb dit aan den lijve ervaren. Bij elke nieuwe outreach-activiteit groeide mijn zelfvertrouwen. Na twee jaar aan blogs, vlogs, interviews, pitches, gastcolleges en andere outreachprojecten, had ik de belangrijkste communicatievaardigheden onder de knie om mijn kennis op de juiste manier te delen. Het is echt waar: met de juiste hulpmiddelen kan iedereen leren goed te communiceren. En toch slaagt niet iedereen erin om het publiek te boeien. Ieder heeft zo zijn eigen manier van communiceren, en dat is precies wat jou uniek maakt! Laat je dus niet (negatief) beïnvloeden door de mening van anderen, maar doe wat goed voelt en vertrouw op je intuïtie.
Pitchwedstrijd
Een goed voorbeeld hiervan betrof mijn deelname aan een pitchwedstrijd. Om deel te nemen moest je eerst een elevatorpitch insturen: een video van één minuut over je promotieonderzoek. Op basis hiervan werden drie finalisten geselecteerd die de strijd met elkaar aan zouden gaan op het podium, door middel van een pitch van drie minuten. Ik behoorde tot die finalisten en dus nam ik mijn voorbereidingen heel serieus. Toen mijn pitch eenmaal klaar was, presenteerde ik hem vol trots aan enkele collega’s, vrienden en familieleden, maar dit leverde nogal wat gemengde reacties op. ‘Dat zou ik niet zeggen’, ‘Dit voelt kinderachtig’, ‘Misschien moet je dit toevoegen?’.
Het maakte me onzeker, waardoor ik aan mijn eigen werk ging twijfelen. En dus besloot ik een aantal van de verkregen suggesties in mijn pitch te verwerken, maar terwijl ik dat deed kreeg ik een weeïg gevoel in mijn onderbuik. De pitch voelde niet meer als mijn pitch. Na lang wikken en wegen besloot ik daarom bij mijn oorspronkelijke versie te blijven. En raad eens? Mijn pitch werd uiteindelijk bekroond met de eerste prijs! Ik besloot trouw te blijven aan mezelf en het feit dat dit werd beloond door een divers publiek, is het allermooiste compliment dat ik ooit had kunnen krijgen.
Inspireren
Het meest waardevolle aan wetenschapscommunicatie vind ik misschien toch wel dat het ons de kans biedt om anderen te inspireren; kinderen, (jong)volwassenen, ouderen en ook andere wetenschappers. Maar voordat je dat kunt doen, moet je jezelf bloot durven te geven, iets wat in het begin heel ongemakkelijk aanvoelt en zelfs angstaanjagend kan zijn, maar je krijgt er zoveel voor terug! Aan het begin van mijn PhD werd ik bijvoorbeeld uitgenodigd om een gastcollege voor te bereiden voor kinderen tussen de 8 en 12 jaar, om hen over mijn onderzoek te vertellen. Ik was erg vereerd dat ze me vroegen, maar tegelijkertijd was ik doodsbang.
Ik bedoel, ik was net begonnen in het lab, had zelf nauwelijks een idee van wat ik aan het doen was, en ik was zeker nog niet zover om dit met anderen te delen. De doelgroep hielp overigens ook niet mee: kinderen! Zeg maar dag tegen je terminologie; alles moet eenvoudig, interactief en speels. Wees gewaarschuwd, als het verhaal te moeilijk of saai wordt, laten kinderen dit snel genoeg blijken. Maar als ze je verhaal leuk vinden en je hebt hun interesse gewekt, dan heb je de beste dag van je leven! Kinderen zijn immers nog ongevormd en zeer ruimdenkend, wat vaak tot de meest grappige en creatieve vragen leidt. Zo nu en dan sta je zelf met je mond vol tanden en vraag je je af: ‘Hoe kan het dat ik daar niet aan heb gedacht?!’. Plotseling zijn de rollen omgedraaid: zij inspireren mij!
Magische experimenten
De doelgroep waar ik in eerste instantie zo voor vreesde, bleek uiteindelijk mijn favoriet. Na veel activiteiten voor kinderen te hebben georganiseerd, besefte ik waarom dit zo is: diep van binnen ben ik nog steeds één van hen! De magische experimenten, het knutselen, het creatief denken. Ik bloeide helemaal op! Maar de echte kers op de taart was toch wel het handjevol kinderen dat met pretoogjes naar me toe kwam en zei: ‘Dat wil ik later ook!’. Het is de kans om een nieuwe generatie aan wetenschappers te inspireren. Dat is waar mijn hart sneller van gaat kloppen. Dat is wat mij drijft. Dat is mijn kracht.
Tot slot, en voor zover dat nog niet duidelijk was uit deze blog, wil ik benadrukken dat wetenschapscommunicatie mijn leven heeft verrijkt, en ik moedig iedereen aan dit zelf te ondervinden. Ik ben ervan overtuigd dat de wetenschap in het algemeen veel baat heeft bij een groter aantal wetenschappers dat zich (deels) inzet voor wetenschapscommunicatie, omdat het ons de kans biedt onszelf te ontwikkelen op een compleet ander niveau. Bovendien versterkt het zowel de connectie tussen vakgebieden als met onze maatschappij. Het is onze taak om onderzoekstransparantie te bevorderen, en ik weet zeker dat wetenschapscommunicatie een sterk hulpmiddel is om dat doel te bereiken en te behouden. Pas als de academische wereld en het bedrijfsleven dit erkennen, kunnen we ongekende hoogten bereiken. Samen.