Naar de content

Het antisemitisme van Domela Nieuwenhuis

Publieke domein

De Nederlandse socialistenleider Ferdinand Domela Nieuwenhuis was sterker aangetrokken tot anti-Joodse denkbeelden dan vaak wordt gedacht. Hij gebruikte antisemitisme bovendien als politiek wapen. Dat stelt historicus en biograaf van Domela Nieuwenhuis Jan Willem Stutje in het open acces tijdschrift BMGN – Low Countries Historical Review.

30 september 2014

Antisemitisme als politiek wapen brengen we meestal in verband met het nationaalsocialisme van de NSDAP, de politieke partij van Adolf Hitler. Maar ook in de vroege arbeidersbeweging in Nederland kwam het vaak voor. Ferdinand Domela Nieuwenhuis, een van de grondleggers van het socialisme in Nederland en voorman van de Sociaal-Democratische Bond (SDB), was in de politieke arena een actief antisemiet. Dat kan volgens Stutje verklaren waarom de SDB geen aanhang kreeg onder joods-Amsterdamse diamantbewerkers, de ‘elite’ van het proletariaat.

Stutje kreeg naar eigen zeggen een golf van kritiek over zich heen toen hij in zijn Domela Nieuwenhuis-biografie (Ferdinand Domela Nieuwenhuis : een romantisch revolutionair. Atlas/Contact, Amsterdam, 2012) diens antisemitisme als politiek instrument aan de orde stelde. Door (linkse) historici werd antisemitisme binnen de arbeidersbeweging vaak afgedaan als incidenteel. Het zou van buitenaf komen als ‘Duitse besmetting’ en anti-joodse beledigingen werden volgens deze historici zeker niet door socialisten als Domela als politiek wapen gebruikt. Maar volgens Stutje was er bij Domela wel degelijk sprake van antisemitisme als politiek wapen. Het algemene antisemitisme binnen de vroege Nederlandse arbeidersbeweging dat is volgens hem een te weinig onderzocht verschijnsel.

‘Bleeke schoeljeachtige tronies’

Aan het einde van de negentiende eeuw, de tijd dat Domela Nieuwenhuis politiek actief was en de Nederlandse arbeiders opriep tot revolutie en anarchie, was antisemitisme een gebruikelijk verschijnsel in Europa. Joden werden vaak op een negatieve manier als ‘anders’ gezien, maar dat stond de dagelijkse omgang met joden doorgaans niet in de weg. In het gegoede Amsterdamse milieu, waaruit ook Domela afkomstig was, werd mild antisemitisme niet als onfatsoenlijk gezien. Het idee dat ‘de jood een vijand was van de menselijke soort, die moest worden teruggezonden naar Azië, of uitgeroeid’ circuleerden tevens in links-intellectuele kringen. Daarmee kwam ook Domela kwam ermee in aanraking.

Hij beschouwde joodse bankiers als incarnatie van ‘het kapitaal’. Daarmee impliceerde hij dat ze als jood betrokken waren bij uitbuiting, kolonialisme en oorlog. Hij stelde regelmatig dat de joden tot een etnische groep behoorden die ‘de woeker in het bloed zat’. Het blad Recht voor allen – dat Domela zelf mede had opgericht – was de spreekbuis voor zijn antisemitisme. De jood zou ‘bij uitstek ‘slim en buigzaam’ zijn, door ‘de voordeur’ uitgeworpen, sloop hij door ‘de achterdeur’ weer binnen. Domela’s krant bedacht ook het woord ‘geldjoderij’, waarmee ze duiden op joodse onbetrouwbaarheid en gesjacher met kapitaal, waarin effectenhandelaren als ‘die joodjes met hun bleeke schoeljeachtige tronies’ werden voorgesteld.

De antisemitische stemmingmakerij van Domela maakte dat de SDB een ‘partij zonder joden’ werd, terwijl er genoeg joden tot het Amsterdamse proletariaat behoorden. Domela zette zijn antisemitisme vanaf 1890, toen in heel Europa de antisemitische toon verhardde, vooral in tegen zijn grote politieke concurrent, de Friese socialist Pieter Jelles Troelstra. Troelstra stond recht tegenover Domela in de richtingenstrijd binnen de SDB. Hij wilde een socialistische revolutie via parlementaire weg bereiken, in plaats van via een Domela’s ideaal van een gewelddadige revolutie van de volksmassa. Troelstra wist met zijn meer beschaafde vorm van socialisme wel aanhang onder het joodse proletariaat te vinden. Domela wilde volgens Stutje in de eerste plaats de SDB en de revolutie verdedigen, en dat was hem het verwijt van antisemitisme meer dan waard.

Uiteindelijk richtte Troelstra in 1894 de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP, voorloper van de PvdA) op. Daarmee splitste hij zich officieel af van de SDB. Toen deze splitsing eenmaal een feit was, zwakte Domela zijn antisemitisme weer af. Maar hij liet zijn antisemitische opvattingen nooit helemaal los.

Bron:
ReactiesReageer