Ouder worden is niet altijd fijn. Maar waar je dan precies tegen opziet, hangt ook af van je eigen leeftijd. Een ontwikkelingspsycholoog geeft inzicht aan de hand van vier ervaringsverhalen.
Veel mensen willen oud worden, maar het verouderen zelf vindt lang niet iedereen even prettig. Want hoe je het ook wendt of keert, met de jaren verander je. Sommige veranderingen zijn fijn, op andere zitten we minder te wachten.
NEMO Kennislink vroeg vier mensen uit verschillende generaties wat zij vinden van hun leeftijd en hoe ze zich voelen bij het verstrijken van de jaren. Gerrit Breeuwsma, ontwikkelingspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen, ziet daarin terugkomende patronen en biedt (historisch) perspectief. De weerstand die we soms voelen bij het oplopen van onze leeftijd komt volgens hem voort uit een continue vergelijking van onze levens met een gedateerde, vooroorlogse standaard.
Van standaard naar keuze
“Ania, Reni, Jelle en Hans hebben bepaalde opvattingen over wat veroudering en ouderdom zijn”, ziet Breeuwsma na het lezen van de vier getuigenissen. “Er is een duidelijk verschil tussen oud zijn en oud voelen. Oud voelen lijkt eigenlijk niet te mogen. Zeggen: ‘ik voel me oud’, lijkt synoniem aan ‘ik heb het opgegeven’. Het viertal presenteert zich dan ook – en daarin zijn ze in geen enkel opzicht uitzonderingen – jonger dan hun leeftijd. Zowel aan zichzelf als naar buiten.”
De geïnstitutionaliseerde opvattingen over de ‘standaardlevensloop’, de mal voor hoe ons leven eruit hoort te zien, met precies wat je moet doen tijdens je leven en wanneer, vormen volgens Breeuwsma de rode draad door de interviews. “Denk bijvoorbeeld aan op welke leeftijd je helemaal zelfstandig zou moeten zijn, je kinderen krijgt of je stopt met werken. Die standaardlevensloop dateert echter van voor de Tweede Wereldoorlog. Toen moest er wel iets mis zijn met jongemannen die op hun 26e nog thuis woonden, of vrouwen die op hun 30e niet het moederschap volledig omarmd hadden.”
Sinds de Tweede Wereldoorlog is de welvaart, gezondheid en levensverwachting toegenomen. Deze ontwikkelingen, die in de jaren 60 dominanter werden, hebben de opvattingen over de invulling van de levensloop en ouderdom als eindstation veranderd. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden, legt Breeuwsma uit. “Van die standaardlevensloop naar een keuzebiografie, waarin je met tot op zekere hoogte vrije keuzes je eigen levenstraject bepaalt en er meer nadruk ligt op zelfontplooiing.” Oftewel, het is aan jou uit te zoeken wat voor levensloop het beste bij je past binnen de middelen die je hebt.
Botsen met het ijkpunt
De geïnterviewden nemen afstand van die gedateerde standaardlevensloop, maar blijven zich er tegelijkertijd mee verhouden, ziet Breeuwsma. Waarom? “We zoeken in de keuzebiografie altijd naar referenties om onze plek tussen anderen te bepalen en ons eigen gedrag te kunnen sturen. Daarvoor grijpen we toch terug naar die standaard. Deze mal is zo lang de standaard geweest, en daarmee zo lang dominant in onze cultuur dat het, ondanks het vaak niet meer past, zich geworteld heeft in ons hoofd en nog steeds een soort ijkpunt is.”
Dat botst soms. Helemaal als je je bedenkt dat de standaardlevensloop ook geënt is op ons biologische verloop. “Je kunt als vrouw in de dertig bijvoorbeeld wel nog helemaal niet klaar zijn voor kinderen, maar biologisch gezien is twintig jaar wel de optimale leeftijd. Ook de menopauze is natuurlijk een heel dominante fase in levensloop van vrouwen. Dat wrikt met de afstand die genomen wordt van de standaardlevensloop.” Mannen kunnen wat meer hun gang gaan, aldus de psycholoog. “Zij kunnen de volwassenheid en kinderen krijgen meer voor zich uit schuiven. Dat gebeurt ook.”
Volwassen- versus jeugdigheid
Een ander thema in de interviews is de nadruk op jong zijn. Breeuwsma: “Jeugdigheid en niet-volwassenheid is het ideaal. Vroeger wilde je zo snel mogelijk volwassen worden, nu is je oud voelen sociaal amper acceptabel. Mensen proberen dan ook zo lang mogelijk actief, of eigenlijk jeugdig te blijven en er ook zo uit te zien. Als een soort dwingend korset is niet volwassenheid, maar jeugdigheid de dominante fase waarin we ons zouden moeten bevinden.”
— Gerrit Breeuwsma
Ook dat was in het vooroorlogse scenario anders, legt Breeuwsma uit. Volwassenheid was het domein waarin je je kon ontplooien. Seks had je bijvoorbeeld pas na het huwelijk, maar ook voor zelfstandigheid moest je werk hebben en een eigen huis. “Voor de Tweede Wereldoorlog was het belangrijk om zo snel mogelijk volwassen te worden en er dus ook zo uit te zien.” Na de Tweede Wereldoorlog werden veel van die ‘regels’ losgelaten. In 15 à 20 jaar werd het normaal dat je seks had voor het huwelijk, vaak meerdere partners had gehad, en dat ook ongetrouwde stellen samenwoonden. “Vroeger zouden ouders zich doodgeschaamd hebben”, aldus Breeuwsma. “Nu is dat heel anders. Het is de nieuwe norm. Die volwassenheid heeft eigenlijk niks meer te bieden.”
Ook de vrijetijdscultuur werd dankzij de toegenomen welvaart steeds dominanter in het leven van mensen. “Dat was een gevolg van de jaren 60, met de opkomst van de popcultuur. Ook hier staat jeugdigheid voorop. Waar jongeren vroeger met hun ouders naar een serieus concert gingen, nemen jongeren hun ouders nu mee naar Harry Styles.”
Pensioen als nieuwe levensfase
Met de toegenomen welvaart en levensverwachting is ook het pensioen veranderd. Breeuwsma: “Pensionering was in het verleden een opmaat naar het einde, waarin mensen nog een paar jaar mochten genieten. Veel ouder werden mensen immers niet.” Vanuit de gerontologie, de tak van de wetenschap die ouder worden bestudeert, worden er twee theorieën geschetst voor het leven na het pensioen: de disengagement-theorie en de activiteitentheorie. “De eerste beschrijft hoe ouderen met het afnemen van hun energie, zich ‘onthechten’ en afstand nemen van het sociale en maatschappelijke verkeer”, aldus Breeuwsma.
Maar met de gigantisch toegenomen levensverwachting in Nederland luidt het pensioen een nieuwe levensfase in, die een actieve invulling behoeft. “De activiteitentheorie heeft de overhand genomen. Deze theorie beschrijft hoe mensen pensionering gebruiken om te doen wat ze altijd al wilden, en allerlei andere - nieuwe - activiteiten te ontplooien. Daarin is gezondheid de bottleneck. Kan ik ook lichamelijk de dingen doen die ik wil doen?”
Verzoening
Is er iets dat we kunnen doen tegen de benauwdheid die veel mensen voelen bij het voor de zoveelste keer uitblazen van de verjaardagskaarsjes? “Alles wat we ondernemen om een beetje fit en gezond te blijven, draagt bij een aan prettiger ouderdom. Dat realiseren mensen zich tegenwoordig maar al te goed.” Misschien soms iets té goed. Breeuwsma bepleit dat het gezonde leven geen obsessief 'anti-verouderingsidee' moet worden. Een zestigjarige ís geen twintigjarige, stelt de psycholoog. “Het lijkt me goed om ze niet dezelfde eisen te stellen.”
Breeuwsma vindt dat we ons wel wat mogen verzoenen met het verouderen. “Ik zie meer wijsheid in de oude filosofische noties dat ook het einde van het leven onderdeel van het leven is. Een mooie uitspraak vind ik die van de zoon van de laat-19e-eeuwse, Duitse schrijver Theodore Fontane, op het sterfbed van zijn vader: ‘Wie er am Ende war, war er eigentlich.’ We zijn in essentie niet wat we geweest zijn; ook zoals je je einde vindt, ben je.”