Zitten we in een stijgende lijn van vooruitgang? Of raken we terug bij af? In het publieke debat gebruiken we vaak ‘tijdsfiguren’, stelt historicus Adriaan Duiveman. En dan slepen we er al snel Inca’s of Romeinen met de haren bij.
De Inca’s hadden het kunnen overleven. Althans, dat lijkt Stan Kaatee te zeggen in een interview met het hoger onderwijsmagazine Science Guide. De directeur-generaal Werk betoogt dat Nederland vol moet inzetten op leven lang ontwikkelen (LLO), een hippe term voor volwassenenonderwijs. Als we niet in LLO investeren, zo profeteert Kaatee, eindigen we namelijk als een oude Meso-Amerikaanse beschaving. “Wij moeten zorgen dat we over honderd jaar niet een soort Incarijk zijn in Europa dat langzaam in de geschiedenis verdwijnt.”
Kortom, als Inca-keizer Atahualpa een beetje vooruitziend was geweest, dan had hij zonder pardon alle vijftigplussers van Cuzco naar een verplichte heidag 16th-century skills gestuurd. Cursusje intergenerationeel samenwerken, een opfrisser over de nieuwste knooptechnieken in het quipu en de Incaboomers konden er weer tegenaan. Dan hadden ze in 1532 makkelijk standgehouden tegen die 168 conquistadores met kanonnen en ziektekiemen.
Het is een beetje flauw om Kaatee’s retorische schot uit de heup hier diep serieus te fileren. Ik ben namelijk zelf niet vies van ‘van-vroeger-vergelijkingen’ en bij elke analogie hoort nu eenmaal dat niet alle parameters hetzelfde zijn. Immers, als je twee exact dezelfde fenomenen vergelijkt, kun je ze net zo goed niet vergelijken. Toch fascineerde deze sappige quote me. Er schuilt namelijk een bepaalde visie op de geschiedenis in. Of, preciezer: er schuilen twee diametraal tegenovergestelde visies in.
Lijn in de tijd
Als we De Geschiedenis proberen te vatten, denken we in Zeitfiguren – tijdfiguren. Dat betoogt althans de Duitse historicus Lucian Hölscher. We hebben het idee dat samenlevingen een bepaalde richting in de tijd volgen, van verleden naar heden naar toekomst. Die richting, stelt Hölscher, kunnen we uittekenen. Zo hebben we het over de dalende lijn van verval of over de almaar stijgende lijn van vooruitgang.
Volgens de evolutiebioloog Michael Lee van Flinders University in Adelaide is die stijgende lijn zelfs exponentieel. Hij ontwierp een grafiek met als doel de technologische vooruitgang van de mensheid te verbeelden. Op de X-as staat de tijd, op de Y-as het ‘cumulatieve aantal belangrijke uitvindingen’. Starten doet hij met de abacus, een geavanceerd Babylonisch telraam, dat 2400 jaar voor onze jaartelling ontstond. Vanaf 1400 n. Chr. wipt Lee’s lijn plots omhoog om vanaf 1800 bijna recht naar boven te schieten. Beter nog: de lijn eindigt in een pijl. “De volgende twee eeuwen (2000-2200)”, zo concludeert Lee op grond van zijn grafiek, “beloven niet minder dan honderdvijftig doorbraakuitvindingen van het niveau stoommachine, antibiotica en het vliegtuig.”
Rond en rond
Naast de stijgende en dalende lijnen noemt Hölscher ook een cyclische tijdsfiguur – de cirkel. In deze visie op tijd herhaalt de geschiedenis zich telkens opnieuw. Het cyclische tijdsfiguur zit bijvoorbeeld in het ‘wiel van de tijd’ dat we in veel religies en oude mythes tegenkomen. Zo geloven hindoes en boeddhisten dat de goden de hele wereld over een paar miljoen jaar volledig zullen vernietigen en vervolgens herscheppen. En daarna nog eens. En nog eens. (Je moet er maar zin in hebben als godheid.)
Het cyclische tijdsfiguur zie je ook in sciencefiction. In de openingsaflevering van Futurama valt hoofdpersoon Fry per ongeluk in een mensenvriezer waar hij – met zijn pilsje nog in de hand – duizend jaar later weer uitstapt. De kijker zag tussendoor hoe de tijd aan Fry voorbijtrekt en de beschaving niet één maar twee keer wordt vernietigd door vliegende schotels. Na de eerste keer verschijnen er opnieuw middeleeuwse kastelen. Oftewel: als een cirkel in de tijd legt de mens telkens exact hetzelfde parcours af.
Terug bij af
Dit cyclische Zeitfigur zien we ook in het citaat van Kaatee, alhoewel zijn cyclus iets complexer is dan die van Futurama. De directeur-generaal stelt immers dat een rijk kan “verdwijnen in de geschiedenis”, terwijl gelijktijdig een concurrerende grootmacht opstaat. Net als de Inca’s toen Pizarro voor hun neus stond, signaleert ook Kaatee een overzeese dreiging – al is die hier economisch, en niet militair. Na de Incaquote zegt de directeur-generaal het volgende: “Het enige waar we echt beter in zijn als je het vergelijkt met onze grote concurrenten in Azië, is dat we een hoogopgeleide beroepsbevolking hebben.” Terwijl slimme arbeiders de neergang van ‘ons Europa’ nog enigszins afremmen, groeit de economie en status van het Aziatische continent gestaag naar Europese hoogtes.
Het cyclische tijdsfiguur duikt de laatste tijd ook vaak op in het publieke debat. Zo meent radicaal rechts dat Europa het einde van het Romeinse Rijk opnieuw meemaakt. Net als toen lijkt ‘een machtige Europese beschaving’ ten onder te gaan aan migratie of elitaire decadentie. Tegelijkertijd wijzen links-progressieve denkers naar de cyclische tragedie van Paaseiland. De eerste bewoners meerden aan op een paradijselijke archipel vol mogelijkheden. Maar door het overmatig kappen van bomen spoelde de vruchtbare grond onder de Paaseilanders weg. Het is een wijze les voor de huidige klimaatcrisis: als je niet in harmonie met de natuur leeft, hef je jezelf op en begin je van voren af aan.
Ontsnappen aan de cyclus
De cyclus is dus volop aanwezig in het publieke debat, zelfs in een interview over volwassenenonderwijs. Toch is de cyclus niet het enige tijdsfiguur in het interview met Kaatee. Hij stelt namelijk ook een uitweg uit de cirkel voor: investeren in volwassenenonderwijs. Daarmee zetten we een lineaire lijn door en ontsnappen Nederlanders en Europeanen aan het verval. De cyclus is dus het rampscenario, de stijgende lijn de utopie.
Doembeeld en droomland hebben elkaar dus nodig. Dit constateert ook Addie Schulte in zijn fascinerende boek Strijd om de toekomst. Hierin verzamelt hij de meest galzwarte toekomstscenario’s uit het publieke debat. Interessant genoeg komen in haast alle vervalsverhalen kleine ontsnappingsdeurtjes voor waar het publiek van de onheilsprofeten nog doorheen kan kruipen. Zelfs de meest gedeprimeerde doemdenkers kunnen klaarblijkelijk niet zonder een beetje hoop op een goede afloop. Beter nog, ze plaatsten hun tijdsgenoten in een unieke positie in de geschiedenis. Doemdenkers beantwoorden daarmee aan een breed “verlangen [om] in een buitengewone tijd te leven”. “We doen ertoe”, zegt Schultes ideaaltypische onheilsprofeet, “we zijn niet zomaar passanten in de wereldgeschiedenis, maar kunnen een hoofdrol spelen.”
Als het aan Kaatee ligt, ontwikkelen niet alleen mensen zich een leven lang. Zelfs hele continenten en beschavingen kunnen dat. Zo wordt zelfs een zichzelf bijscholende volwassene onderdeel van een veel groter, veel mooier verhaal; een verhaal waarin de digibete boomer op computercursus niet zomaar in de geschiedenis verdwijnt. Integendeel: hij maakt geschiedenis.
Dit artikel verscheen eerder op Cultuurgeschiedenis.be.