Hoe hoog denk je dat je pensioen zal worden, en hoe hoog wordt het echt? En hoe lang kan je daar van genieten? Jochem de Bresser verkende de kloof tussen perceptie en realiteit. Opmerkelijk: vrouwen denken vijf jaar korter te leven dan ze echt doen, mannen schatten dit wel goed in.
Gekrakeel over pensioenen kan zich uitbetalen in klinkende politieke munt. Henk Krol en diverse ouderenpartijen gaan de kiezersmarkt op onder het motto dat gepensioneerden door de huidige politiek aan de bedelstaf gebracht worden. Maar als alle gepensioneerden dat zouden denken, had Henk Krol nu geen vier zetels in de Tweede Kamer, maar een stuk of dertig. Blijkbaar zijn de meeste gepensioneerden niet hevig ontevreden over hun pensioen.
Hoe zit dit met nog-niet-gepensioneerden? Hoe schatten zij hun pensioen (inclusief AOW) in, en vinden ze dat genoeg? Econometrist Jochem de Bresser deed een langlopend onderzoek onder leden van het LISS-panel, een internetpanel dat maandelijks vragenlijsten op sociaal-economisch gebied invult.
Doorsnee persoon
Als je die mensen vraagt hoeveel geld ze minstens te besteden willen hebben na hun pensionering, is dat gemiddeld € 1500 netto per maand – met uiteraard flink wat individuele variatie, plus of min € 800. Dit is met andere woorden hun doelstelling (Engels: consumption floor). Van diezelfde mensen kun je ook met vrij grote zekerheid berekenen wat hun pensioen zal worden – de meesten hadden een vaste baan – en wat blijkt: de doorsnee persoon zal een kwart meer te besteden hebben dan zijn of haar doelstelling (de ‘doorsnee’ persoon is hier eigenlijk de mediane persoon: die zit precies in het midden: de helft van de ondervraagden krijgt méér, de helft minder pensioen). Een op de vijf komt onder de eigen doelstelling uit, maar slechts vijf procent valt onder de officiële armoedegrens: dat was toen, in 2008, netto 917 euro.
Omdat een groot deel van de panelleden in opeenvolgende jaren meermaals ondervraagd werd, was het ook mogelijk om te kijken hoe hun gedrag veranderde. Daarvoor beantwoorden zij een uitgebreide vragenlijst over hun pensioenvooruitzichten. Opmerkelijk was dat deze ondervraagden in het jaar daarna aanzienlijk minder privé gingen sparen. Dat wijst erop dat ze juist gerustgesteld waren door zich te verdiepen in hun pensioenvooruitzichten.
Te bescheiden
Een curieus verschijnsel dat uit het onderzoek opdook, was dat vrouwen te bescheiden zijn over hun levensverwachting. De Bresser vroeg de panelleden namelijk ook: hoe oud denk je te worden? Hoe oud mensen werkelijk zullen worden, is uit de sterftecijfers van de afgelopen jaren nauwkeurig voorspelbaar (afgezien van enorme, onvoorziene epidemieën of rampen). Vrouwen deden zichzelf doorgaans een stuk of vijf resterende levensjaren te kort, terwijl mannen wel heel nauwkeurig hun feitelijke levensverwachting inschatten.
De Bresser won met zijn proefschrift over dit onderzoek de jaarlijkse Christiaan Huygensprijs, die bij toerbeurt wordt toegekend aan een promotieonderzoek in de wiskunde, de astronomie of de natuurkunde. Dit betekent dat drie jaar oude proefschriften nog in aanmerking komen, en in dit geval was de promotie zelfs bijna vier jaar geleden, in december 2013. “Het proefschrift is wetenschappelijk en maatschappelijk van zeer grote waarde.” zei de voorzitter van de jury Jan Kievit bij de prijsuitreiking. “De studies hebben al de nodige impact gehad en zullen dat ook in de nabije toekomst zeker nog hebben”.
Voor en na de crisis
Dit onderzoek vond echter plaats voordat grote ophef ontstond over de pensioenen, nadat die door sommige pensioenfondsen gekort werden als gevolg van de financiële crisis. Zijn die resultaten dan nu nog relevant? De Bresser, inmiddels universitair docent bij de afdeling Econometrie & Operations Research aan de universiteit van Tilburg, heeft dit panelonderzoek sindsdien voortgezet. Binnenkort stuurt hij een artikel over de resultaten tot en met 2014 voor peer review naar een tijdschrift.
De conclusies staan daarom nog niet vast, maar een indicatie kan hij wel geven: “We zien dat er sinds 2008 niet heel veel veranderd is. Mensen hebben hun doelstelling iets naar beneden bijgesteld, met ongeveer twaalf procent.” Die daling gaat redelijk gelijk op met de daling in hun werkelijke pensioen als ze stoppen met werken. De Bresser: “De fractie mensen die volgens hun eigen doelstelling tekortkomen, is maar heel licht toegenomen, vergeleken met 2008.”
Binnen de Nederlandse verhoudingen is wat iemand aan pensioen ‘minimaal nodig’ heeft ook een kwestie van persoonlijke voorkeur. De een wil in zijn eigen zeilboot een wereldreis maken, een ander blijft liever thuis met de postzegelverzameling. Het feit dat mensen na de financiële crisis minder pensioen verwachten, betekent nog niet per se dat ze minder tevreden zijn over hun pensioen of het pensioenstelsel in het algemeen. De gegevens uit dit panelonderzoek wijzen er meer op dat mensen flexibel hun doelstellingen aanpassen aan de verwachte realiteit.