Word jij treurig bij het lezen van slecht nieuws? Geloof je alles wat in de krant staat? Wie bepaalt eigenlijk wat nieuws is? Tijdens NEMO Kennislink live op 11 juni 2019 sprak Desiree Hoving met drie wetenschappers en het publiek over de invloed van nieuws.
Lees je ‘s ochtends de krant? Plof je na het avondeten op de bank voor het achtuurjournaal, of heb je een nieuwsapp op je telefoon? Als moderator Desiree Hoving dat aan de zaal vraagt, blijkt dat bijna alle aanwezigen – op welke manier dan ook – dagelijks het nieuws bijhouden. Ongeveer veertig procent van de mensen máákt zelfs nieuws, of het nu is omdat zij journalist zijn van beroep of omdat ze regelmatig berichtjes over het nieuws plaatsen op sociale media (of allebei).
Wat niet alledaags is, is nieuw(s)
Of je nieuws maakt of leest is van invloed op je wereldbeeld. En dat gaan we even testen. “Is het aantal doden door natuurrampen de afgelopen honderd jaar verdubbeld, hetzelfde gebleven of gehalveerd?” vraagt Hoving aan de zaal. Het publiek is verdeeld: ieder antwoord krijgt een derde van de stemmen. Ralf Bodelier, ex-hogeschooldocent journalistiek en journalist geeft het antwoord: gehalveerd. Uit onderzoek blijkt dat mensen die het nieuws schrijven veel negatiever over dit soort statistieken denken dan andere mensen. Als je op een redactie zit met een doorlopende stroom aan uitzonderlijke berichten, dan vertekent dit je beeld en denk je dat het heel slecht gesteld is met de wereld, volgens Bodelier.
“Je leest het eigenlijk alleen in de krant als het niet goed gaat,” reageert Hoving. “Misschien moeten we het daar eerst over hebben: wat vinden journalisten eigenlijk nieuws?” “Goed nieuws is geen nieuws,” antwoordt Bodelier. “De regel geldt dat het best aardig gaat met de meeste mensen. Nieuws is daarop de uitzondering.” Als nieuwslezers dat weten, is er niets aan de hand, maar als de regel uit het oog raakt, gaat er iets mis. “Vroeger ging nieuws nog via de stadsomroeper. Die meldde dan bijvoorbeeld: Jantje is van het dak gevallen op de Spuistraat. Iedereen wist dat dat uitzonderlijk was, want meestal vielen Jantjes niet van de daken. Maar als je nu hoort van bombardementen in Aleppo, een opstand in Soedan en doden in Jemen dan ken je die situaties niet, en dan denk je dat de hele wereld in brand staat.” Dat nieuws kunnen we minder goed relativeren, omdat we de normale situatie niet uit eigen ervaring kennen.
We berichten alleen maar over de uitzonderlijke, onaangename dingen en niet over langlopende trends, stelt Bodelier. Zoals de hoeveelheid vaccinaties per dag, armoededaling en daling in doden door natuurrampen. “Maar volgens de langlopende trends gaat het juist steeds beter met de wereld. We zouden het nieuws nu op een andere manier moeten brengen. Als er een vliegtuig uit de lucht valt, en dat is drie dagen lang nieuws, probeer dan een paar dagen later aan de hand van statistieken te laten zien dat het aantal vliegtuigen dat uit de lucht valt afneemt. Of als er een cholera-uitbraak is in Mozambique, laat dan zien dat cholera een afnemende ziekte is. De langlopende trends moeten ook genoemd worden, maar dat is voor journalisten ontzettend lastig.”
Het voelt echt, dus het zal wel echt zijn
Van al dat uitzonderlijke, slechte nieuws kun je best verdrietig worden. Ellie Konijn, hoogleraar mediapsychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, onderzoekt de invloed van emoties op hoe mensen het nieuws ervaren. “Ons brein verwerkt als eerste emoties. De oudere hersendelen verwerken emotioneel geladen informatie onmiddellijk en anticiperen daarop. De stukken brein die cognitief en reflectief handelen hebben een wat tragere reactie. Dat herken je vast wel als je in het donker fietst en er ineens naast je wiel een tak is die beweegt. Je denkt dan: ‘Het is een slang of een beest! Oh nee, het is een tak’. Dat eerste is de emotionele reactie, het tweede is de cognitieve reflectie. Die twee dynamische systemen werken samen, maar het emotiesysteem is sneller. En die reactie kleurt je beeld, en bepaalt hoe je iets interpreteert.”
Konijn deed samen met collega’s een experiment met een bericht op sociale media. “Je kunt een bericht laden met allemaal emotionele woorden: ‘die enorme kerncentrales in Rusland die verschrikkelijke rookwolken uitblazen…’ Dat is anders dan het neutrale: ‘er zijn twintigduizend kerncentrales in Rusland’.” Konijn maakte twee varianten van exact hetzelfde bericht. Het ene bericht bevatte emotionele woorden en het andere was neutraal en feitelijk van toon. Vervolgens onderzocht ze hoe geloofwaardig de lezers het bericht vonden. Daaruit bleek dat mensen die zelf bezorgd zijn over het klimaat eerder geloofden wat er stond, ongeacht of er wel of geen emotionele woorden in de tekst waren gestopt. “De emotionele reactie in de mensen zelf kleurde hun werkelijkheidswaarneming.”
Er was nog een kant aan het onderzoek van Konijn: de emotionele woorden werkten als een boemerang op anti-klimaatmensen. “Mensen die gestemd hadden op partijen die tegen klimaatregelingen zijn, vonden het een waardeloos bericht, niet geloofwaardig, onzin.” Dat mensen die het niet eens zijn met wat ze lezen zo heftig reageren op emotioneel woordgebruik, kan een gevaarlijk effect hebben. “Opruiende berichten op sociale media polariseren de samenleving, omdat de mensen die er niets van moeten hebben zich er tegen af gaan zetten. En dat doen ze op andere websites, waar andere mensen zich daar dan weer tegen af gaan zetten. Veel nepnieuws is gericht op het manipuleren van gevoelens bij het publieke debat, en daarmee stuur je mensen in een bepaalde richting.”
Pulpnieuws en clickbait
Je kunt ook in een bepaalde richting gestuurd worden door zoekresultaten op internet. Dr. Suzan Verberne is datawetenschapper bij het Institute of Advanced Computer Science in Leiden waar zij zoeksystemen ontwikkelt om mensen te helpen te vinden wat ze echt nodig hebben. “Als je op Facebook zit, ben je vast bekend met clickbait. Het zijn bizarre verhalen – ‘en wat er toen gebeurde, je raadt het nooit’ – bedoeld om je naar een pagina te trekken. Pagina’s die dat doen hebben ook vaak afbeeldingen die veel interacties trekken, zoiets als: ‘tag iemand die van barbecueën houdt’, of ‘als je in april geboren bent en je naam begint met een J moet je iedereen trakteren op ijs’, dat soort dingen. Mensen gaan daaronder andere mensen noemen, en zo genereren die pagina’s interacties. Voor elke klik die ze krijgen naar hun website verdienen ze geld. Er is een commercieel motief, en wij noemen dat soort berichten pulpnieuws.”
Verberne en haar collega’s hebben uitgezocht hoeveel interactie er is tussen Facebookgebruikers en pulpnieuws, en dat vergeleken met de aandacht voor het reguliere nieuws op Facebook, afkomstig van bronnen als de NRC, nu.nl en de Telegraaf. “Tussen 2013 en 2017 krijgt pulpnieuws significant meer interacties, zoals likes, shares en reacties, dan het reguliere nieuws. Van de tien miljoen Nederlandse Facebookgebruikers heeft meer dan vijf miljoen interactie gehad met pulpnieuws, dus het heeft nogal een groot bereik.” Er is nog iets aan de hand waardoor pulpnieuws zoveel gezien wordt. “Vroeger werkten zoekmachines met de overlap van woorden in je zoekbalk. Google werd juist groot omdat ze de populariteit van zoekresultaten ook meenemen voor het zoekresultaat. Hoe meer links een pagina krijgt op het web, hoe hoger het komt in de resultatenlijst op Google.”
Zo krijgt pulpnieuws dus nog meer aandacht. “Zou jij nepnieuws willen wegautomatiseren?” vraagt Hoving aan Verberne. “Dat zou ik niet zo willen zeggen,” zegt Verberne. “Pulpnieuws is niet-journalistieke content, heeft een lage kwaliteit en is commercieel. Dat staat los van of het waar is of niet. Er is ook nepnieuws van hoge kwaliteit, zoals de Speld, een satirische nieuwswebsite, heel succesvol en expres nep. En er is natuurlijk nepnieuws van hoge kwaliteit dat politiek beladen is. Of ik alles zou willen wegfilteren? Daar durf ik geen uitspraken over te doen. Je moet daarvoor goed kunnen bepalen of iets waar is of niet, en dat is lastig. Een model trainen dat onderscheid maakt tussen gewoon nieuws en clickbait is wel heel goed te doen. Je kan clickbait filteren, of minder aandacht geven op Facebook.” Facebook kondigde in mei 2017 aan dat ze clickbait zo veel mogelijk willen uitfaseren.
Bewust van beïnvloeding
“Als wij morgen niet meer zo beïnvloed willen zijn als dat we vandaag waren, wat moeten we dan doen?” vraagt Hoving aan de experts. “Tot tien tellen,” zegt Konijn, “zodat je hersenen iets meer tijd hebben om het cognitieve systeem van je brein in werking te stellen.” “Het kost een hoop tijd en moeite, maar als er weer een cijfer komt van het een of het ander, ga online naar het Centraal Bureau voor Statistiek, tik het in en kijk naar de historische context, de langlopende trends”, zegt Bodelier. “Daar zit vaak een belangrijke relativering in. Sommige trends worden slechter, maar de meeste worden beter. Voor mij is dat een manier om met al die onheilsberichten om te gaan. Maar het kost tijd en moeite.”