Thuis lessen volgen tijdens de coronacrisis is voor een grote groep leerlingen een behoorlijke uitdaging. Zij beschikken niet over een geschikte studeerplek, computer, internetverbinding en/of ouders die kunnen helpen. Socioloog Thijs Bol vreest voor de gevolgen op de langere termijn.
Nu de scholen gesloten zijn, volgen de leerlingen thuis onderwijs op afstand. Maar leren is best lastig zonder computer met internetverbinding, zonder ouders die je goed kunnen stimuleren en begeleiden en zonder een eigen plekje waar je je ongestoord kunt concentreren. Deskundigen maken zich dan ook grote zorgen over de effecten van de schoolsluiting op de toekomst van kinderen uit kansarme gezinnen.
Invloed ouders
“Scholen worden wel gezien als de great equalizer”, vertelt Thijs Bol, die als socioloog aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek doet naar onderwijsongelijkheid. “Niet iedereen krijgt vanuit huis dezelfde mogelijkheden mee, maar school strijkt deze plooien in ieder geval gedeeltelijk glad.” Zo komen kinderen met in aanleg dezelfde potentie toch op dezelfde plek terecht, onafhankelijk van hun thuissituatie. Of althans, dat is de bedoeling.
In werkelijkheid is er sprake van een kansenongelijkheid. Een kind van hoogopgeleide ouders belandt vaker op een hoger opleidingsniveau dan een kind met dezelfde aanleg, maar met laagopgeleide ouders. “Dat zie je overal ter wereld, maar in Nederland sterker dan in onze buurlanden”, aldus Bol. “Waarschijnlijk komt dat door onze vroege selectie, dan is de invloed van de ouders relatief groter.” Terwijl Nederlandse kinderen al op hun twaalfde worden verdeeld over verschillende onderwijsniveaus, gebeurt dat in veel andere landen pas op veertien- of zestienjarige leeftijd.
Nu de scholen gesloten zijn, wordt de invloed van de ouders groter en dus zal de ongelijkheid toenemen, voorspelt Bol. “Dat weten we van onderzoeken naar het effect van de lange zomervakantie in de Verenigde Staten. Dan nemen de verschillen toe.” In de VS duurt de zomervakantie twee tot drie maanden. Als –áls– de scholen in Nederland na de meivakantie weer open gaan, zijn de leerlingen bijna twee maanden thuis geweest. “Sommige ouders zijn zich heel bewust van het belang van school en zullen hun kind stimuleren en goed begeleiden. Die kinderen leren deze periode wel door, sommige zelfs sneller dan als ze gewoon naar school waren gegaan. Bij kinderen uit minder bevoorrechte gezinnen zal het leerproces zo goed als tot stilstand komen.”
Gratis laptops en internet helpt niet
Eén op de vijf leerlingen krijgt momenteel thuis niet de begeleiding die hij nodig heeft, zo schreef minister Slob deze week in een brief aan de Tweede Kamer. Overal in het land zijn initiatieven op poten gezet om deze leerlingen bij te staan. Gemeentes en stichtingen delen laptops uit aan gezinnen die zelf niet over de juiste middelen voor thuisonderwijs beschikken. Verschillende telecomaanbieders bieden gratis tijdelijke internetverbindingen aan voor leerlingen die dit thuis nog niet hadden.
Toch zal dit weinig zoden aan de dijk zetten, denkt Bol enigszins pessimistisch. “De ongelijkheid wordt deels veroorzaakt door verschillende toegang tot middelen. Dat wordt nu heel goed aangepakt, maar de rol van de ouders is veel belangrijker. En die ouderbetrokkenheid kun je niet op korte termijn vergroten. Je kunt op dat gebied nu eenmaal niet actief in een gezin ingrijpen.”
Ook een initiatief als Thuisschoolmaatje.nl, waarbij vrijwilligers leerlingen uit kansarme gezinnen extra algemene ondersteuning bieden, zal weinig verschil maken. Bol: “Een mooi idee, maar het zal heel moeilijk zijn om juist deze kinderen te bereiken.”
Niet voorkomen, maar herstellen
Hoe moeten we die groeiende ongelijkheid dan in toom houden? Volgens Bol valt er vooral veel te winnen in de periode hierna, als de scholen hun deuren weer openen. “Voorkomen van ongelijkheid is moeilijk, maar herstellen is wél haalbaar. Zodra de scholen weer open gaan, zou van elke leerling in kaart moeten worden gebracht waar hij staat. Wie heeft extra aandacht nodig?”
Die extra aandacht zou vervolgens moeten worden gefinancierd vanuit de overheid, meent Bol. “Het onderwijs stond sowieso al te springen om extra middelen. Hopelijk gaan die er nu komen, nu duidelijk wordt hoe cruciaal onderwijs is. Pas als de scholen dicht zijn, merk je hoe vanzelfsprekend we dat eigenlijk vonden. Nieuwe computers zijn dan mooi, maar uiteindelijk gaat het om de begeleiding van de leerlingen.”
Langetermijneffecten volgen
De komende tijd zal Bol zelf volgen hoe het de leerlingen na deze periode van ‘afstandsonderwijs’ vergaat. Aan de hand van vragenlijsten zal hij van 1000 tot 1500 gezinnen in kaart brengen hoe het momenteel bij hen thuis gaat en hoe ze hun kind begeleiden. Deze steekproef is geselecteerd uit de bevolkingsregisters van het Centraal Bureau voor de Statistiek en vormt zo een goede afspiegeling van de Nederlandse samenleving. “Gezinnen uit groepen die normaal moeilijk bereikbaar zijn krijgen indien nodig een computer en internetverbinding, zodat ook zij de enquête kunnen invullen.”
De verkregen data zal Bol vervolgens koppelen aan gegevens uit de bevolkingsregisters. “Zo kan ik volgen op welk onderwijsniveau deze leerlingen vervolgens terechtkomen, welke cijfers ze op hun eindexamen halen en wie er blijven zitten. Van sommige scholen zijn via het leerlingvolgsysteem de onderwijsresultaten per jaar in te zien.” Op deze manier kan hij zowel de korte- als de langetermijneffecten van de schoolsluiting vaststellen.
“Al met al biedt deze situatie een unieke kans om te zien welke rol de thuisomstandigheden spelen in de schoolcarrière”, aldus Bol. “Het is goed mogelijk dat een leerling die anders naar de havo was gegaan, na deze periode van afstandsonderwijs op het vmbo belandt. Daar is op zich niks mis mee, maar het is wel jammer van de potentie van het kind.”