Genetische modificatie is niet hetzelfde als Monsanto. Dat onderscheid moeten consumenten en milieugroepen leren maken. De twee op één hoop gooien kan veelbelovende GM-initiatieven uit de publieke sector de kop kosten.
Een paar weken terug liep ik op uitnodiging van Wageningen UR door een aardappelveld. Rechts stonden weggerotte aardappelplanten, te grazen genomen door de waterschimmel Phytophthora infestans. Bestrijding van deze ziekteverwekker kost Nederlandse telers samen ongeveer € 100 miljoen per jaar. De teelt is nu sterk afhankelijk van chemische bestrijdingsmiddelen om het gewas te beschermen.
De linkerhelft van het veld zag er anders uit. Daar stond een trits gezond ogende aardappelplanten met grote, groene bladeren. Geen bruin vlekje te bekennen. Wageningse gewasdeskundigen maakten bestaande aardappelrassen ongevoelig voor de ziekte, door de planten te voorzien van resistentiegenen uit wilde verwanten. Het genetisch aangepaste pootgoed maakt nu eiwitten aan die de ziekte herkennen en in de kiem smoren. Spuiten is vrijwel niet meer nodig.
Veilig voor mens en milieu
Het is nu de vraag of deze duurzame GM-aardappel op de plank blijft liggen. De wereld loopt inmiddels wel warmer voor genetisch veranderde gewassen. Werd tien jaar geleden op 80 miljoen hectare landbouwgrond gentech-gewassen verbouwd, tegenwoordig is meer dan 181 miljoen hectare ermee bezaaid. Het gaat dan vooral om maïs, sojabonen, katoen en koolzaad die een stof afscheiden die zich in plaaginsecten ontwikkelt tot een insecticide, of die een tolerantie hebben tegen onkruidverdelgingsmiddelen.
Genetisch veranderde gewassen zijn inmiddels gemeengoed in landen als de VS, India en Canada, maar Europa blijft terughoudend in het toelaten ervan voor teelt. Hier blijven de consumenten huiverig, ondanks het zich opstapelende wetenschappelijk bewijs dat GMO’s (genetisch gemodificeerde organismen) veilig zijn voor mens en milieu.
Macht van multinationals
Waar GMO-kritische milieugroepen en consumenten vaak op terugkomen is de macht van betrokken bedrijven als BASF en de biotechnologische zaadveredelaar Monsanto. Ik hoor het argument dikwijls in mijn omgeving. Een tijdje terug vertelde ik de man die naast me zat te werken op een flex-werkplek over de Wageningse aardappel. Zijn reactie? “Oh, dus jij bent voor Monsanto?!”
Hier gaat iets mis. De angst voor multinationals is niet ongefundeerd, zoals ik mijn flex-collega probeerde uit te leggen, maar er wordt een denkfout gemaakt. Het probleem zit hem namelijk niet in de technologie van genetische modificatie op zich; daar is weinig mis mee. Wat wringt, is de monopoliepositie van de multinationals die bijna de gehele gentech-industrie in handen hebben en er regelmatig van beschuldigd worden kleine boeren uit te buiten. Het blijkt voor velen moeilijk om dat onderscheid te maken, zoals ook filosoof Stefaan Blancke van de Universiteit Gent het uitlegt in Scientific American. Maar de technologie op één hoop gooien met de multinationals is gewoonweg niet terecht.
Publieke kennis
Neem nu die Wageningse aardappel, ontwikkeld door een universiteit die er ook niet op zit te wachten dat de kennis in handen van één bedrijf terechtkomt. De universiteit is van plan niet-exclusieve licenties te verlenen op de gepatenteerde resistentiegenen.
Iedereen kan dus een licentie kopen om de genen te gebruiken. Dat voorkomt dat één of een paar bedrijven monopolie krijgen, en de kleinere landbouwbedrijven en boeren het nakijken hebben.
Ook Sub-Saharisch Afrika heeft baat bij de technologie. Om bij te dragen aan de voedselzekerheid komt er daarom ook een zogenaamde Humanitarian Use License, speciaal bedoeld voor boeren in arme landen. Onder deze licentie mogen zij de gepatenteerde genen kosteloos gebruiken in hun gewassen.
Dit is een prachtig voorbeeld van hoe het ook kan, en gebeurt. Hopelijk zijn er telers en veredelaars die het aandurven om deze piepers door de Europese toelatingsprocedure te loodsen. Hier alvast de eerste consument die ‘ja’ zegt tegen een duurzaam gentech-frietje.