In de film ‘Luister nou.. Nee, kijk!’ wordt pijnlijk duidelijk hoe moeizaam wetenschappelijke inzichten over gebarentaal in de vorige eeuw doordrongen in het dovenonderwijs.
Gebarentaal is in onze maatschappij inmiddels net zo geaccepteerd als gesproken taal. Als we iemand op straat zien communiceren in gebarentaal, kijken we daar net zo weinig van op als wanneer we iemand Spaans horen spreken. Toch is die manier waarop we nu naar gebarentaal kijken niet altijd zo geweest. Dat laat Anja Hiddinga zien met het historisch tijdsbeeld dat ze neerzet in haar film ‘Luister nou.. Nee, kijk!'.
De hoofdpersonen in deze documentaire zijn twee inmiddels overleden mannen, die in de tweede helft van de vorige eeuw lesgaven op het doveninstituut in St Michielsgestel. Hun visies op gebarentaal stonden lijnrecht tegenover elkaar. Priester Antoine van Uden was docent tussen 1938 en 1999, en deed er alles aan om zijn pupillen gesproken taal bij te brengen. Ben Tervoort was docent tussen 1950 en 1964 (en priester tot zijn uittrede in 1966). Hij was tevens taalwetenschapper en schreef in 1953 een proefschrift over de gebarentaal van zijn leerlingen en gebruikte die ook ter ondersteuning van zijn lessen. Hij was een van de eerste Nederlandse taalwetenschappers die gebarentaal als echte taal zag.
Weggezet als ideologie
De documentaire maakt pijnlijk duidelijk hoe de visie dat gebarentaal inferieur zou zijn aan gesproken taal, een eeuw geleden nog een stempel drukte op het dovenonderwijs. Het proefschrift van Tervoort, dat aantoont dat de gebaren van de dove leerlingen van St Michielsgestel wel degelijk een volwaardig taalsysteem laten zien, wordt door Van Uden aan de kant geschoven als ‘een ideologie’. Het is wonderlijk om te zien hoe deze man doordrongen was van de visie dat gebarentaal geen echte taal kon zijn, terwijl hij zelf dagelijks zag dat zijn leerlingen onder elkaar zo communiceerden.
De argumenten die Van Uden gebruikt om aan te tonen dat gebarentaal ‘primitief’ is, komen nu ridicuul over. Hij gebruikt het woord ‘linguïstiek’ zonder kennis van zaken. Zo heeft hij het over de woordvolgorde in gebarentaal die tegennatuurlijk zou zijn, want anders dan in gesproken taal. Terwijl er juist een grote variatie in woordvolgorde bestaat tussen talen wereldwijd. Het is schrijnend om te zien hoe taalwetenschappelijke inzichten die er toen al waren niet altijd serieus werden genomen.
Trots op je taal
Doordat de twee standpunten in deze documentaire zo scherp tegenover elkaar worden gezet – het lijkt soms welhaast alsof de twee mannen op elkaar reageren – is het een film die beklijft. De docu zette mij aan het denken over het feit dat wetenschap door invloedrijke personen zomaar aan de kant gezet kan worden als ‘ideologie’, of op een negatieve manier geframed kan worden. En dat dergelijke framing een enorme impact kan hebben op iemands leven, in dit geval de dove leerlingen uit die tijd.
Wat de film nog sterker maakt, is dat we tussen de bedrijven door mensen uit de dovenwereld in gebarentaal zien reflecteren op hun taal. Uiteraard is het net zo’n echte taal als gesproken taal. En iedereen heeft het recht om in zijn moedertaal te kunnen communiceren. Dat maakt gebarenkunstenaar Boaz Blume aan het eind van de film op indrukwekkende wijze nog eens duidelijk met zijn performance in gebarentaal. Een taal waarin je jezelf kunt zijn en waar je trots op mag zijn.