Niet alleen doven en slechthorenden maken gebruik van gebaren. Sinds een paar jaar is de trend ontstaan om door middel van gebaren te communiceren met je baby. Volgens Amerikaanse onderzoekers vertoont het kind hierdoor minder gefrustreerd gedrag en leert het er sneller door spreken. Taalkundigen betwijfelen echter of dit aan de gebaren te danken is.
Een kind zegt zijn eerste woordje ongeveer rond zijn eerste verjaardag. Tot die tijd kan hij niet goed aangeven of hij honger heeft, moe is of nog eens dat ene spelletje wil spelen. De enige mogelijkheid die hij heeft om zijn wil duidelijk te maken, is om het op een huilen te zetten, wat klanken te produceren en misschien te wijzen. En dan maar hopen dat mama of papa begrijpt wat er aan mankeert.
Het viel de Amerikaanse onderzoeker Joseph Garcia in 2000 op dat kinderen van dove ouders al eerder gebaren konden maken dan kinderen van horende ouders konden spreken. Eigenlijk niet zo vreemd, want spreken is motorisch een stuk complexer dan gebaren. Garcia ontwikkelde daarom een methode waarmee ouders met hun kinderen kunnen leren gebaren. De ouders ondersteunen hierbij hun woorden met gebaren. Volgens Amerikaanse onderzoekers zorgt dit BabySign ervoor dat baby’s en peuters minder gefrustreerd zijn, omdat ze zich beter kunnen uiten. Bovendien zou BabySign de spraakontwikkeling van kinderen vroeger op gang brengen.
http://www.youtube.com/watch?v=7gSZfW4gVhI
In dit Amerikaanse filmpje vertelt een moeder enthousiast over de voordelen die babysign volgens haar biedt. Niet iedereen is het er echter over eens dat deze kenmerken het directe gevolg zijn van de babygebaren.
Voordelen
Met zulke stellingen is Jacobien Geuze, taalkundige aan het Nederlands Gebarencentrum, het niet helemaal eens. Geuze ontwikkelde met collega’s een workshop ‘Gebaren met je baby’ en geeft deze met enige regelmaat aan geïnteresseerde ouders. “Het is echt niet zo dat dove peuters van dove ouders minder gefrustreerd zijn in de peuterpuberteit omdat zij zich eerder en beter kunnen uiten”, aldus Geuze. “Zij maken net zo goed gedragsmatig verschillende fases door, en dat heeft niet alleen met het taalaanbod te maken.” Zij zoekt de verklaring voor positieve effecten eerder in de mentaliteit van de ouders. “Ouders die een gebarencursus volgen zijn al bij voorbaat meer geïnteresseerd in de communicatie met hun kind.” Deze interesse zorgt ervoor dat ouders beter weten wat er omgaat in hun kind, waardoor het minder snel gefrustreerd raakt. Ook zal het de communicatie vanuit het kind stimuleren.
Maar zorgen de gebaren er nu echt voor dat communicatie met je kind eerder mogelijk is? “Dat is nog nooit onomstotelijk bewezen, maar in de praktijk zie je wel dat je vanaf negen á tien maanden de eerste gebaren kunt verwachten”, vertelt Geuze. Dat is iets minder spectaculair dan de zes maanden die in sommige Amerikaanse onderzoeken genoemd wordt. “Het hangt natuurlijk ook heel erg af van het aanbod”, waarschuwt Jacobien. “Hoe eerder je als ouder begint met gebaren, hoe eerder het kind kan wennen aan de perceptie van gebaren en kan groeien in het begrijpen ervan.” Om te kunnen gebaren moet het kind zowel motorisch als cognitief een bepaalde ontwikkeling door hebben gemaakt. Motorisch moet het in staat zijn om de gecontroleerde bewegingen te maken. Maar taalgevoel speelt ook een rol. Cognitief moet het kind begrijpen dat de gebaren abstracte symbolen zijn voor bestaande concepten. In de praktijk blijkt dat kinderen vanaf ongeveer hun negende maand deze ontwikkeling doormaken.
Grammatica
De workshop die Jacobien heeft ontwikkeld is gebaseerd op een cursus Nederlandse Gebarentaal voor ouders van dove baby’s. Van echte gebarentaal is echter bij babygebaren geen sprake. “De Nederlandse Gebarentaal heeft een heel andere grammatica dan het gesproken Nederlands”, legt Geuze uit. “Dat maakt het in de praktijk onmogelijk ze tegelijk te gebruiken.” Als voorbeeld noemt Geuze de zin ‘De poes zit op de stoel’. “In gebarentaal zeg ik dan feitelijk ‘stoel daar poes op’, maar dat gaat helemaal tegen je intuïtie van je gesproken moedertaal in. De gebaren dienen daarom alleen als ondersteuning en verrijking van je gesproken Nederlands.”
De gebaren die de ouders tijdens de workshop leren verbeelden met name concepten in het hier en nu, zoals luier, teddybeer of opa. Een deel van deze gebaren zijn iconisch: uit de vorm van het gebaar kun je de betekenis afleiden. Hoewel de gebaren vooral losse begrippen uit de Nederlandse Gebarentaal zijn, zijn er ook grammaticale aspecten terug te vinden in de babygebaren. “Je kunt bijvoorbeeld heel goed directionele werkwoorden gebruiken”, aldus Geuze. “Als je zegt ‘Geef maar aan mij’ dan maak je de beweging naar jezelf toe. Je maakt dan een vervoeging in de ruimte.”
Vervoegingen in tijd verlopen anders in NGT dan in gesproken Nederlands. “In de NGT wordt informatie over tijd niet uitgedrukt in het werkwoord. Je gebruikt een tijdgebaar en er zijn allerlei verschillende tijdslijnen in de ruimte. Pas wanneer je met baby’s over situaties buiten het hier en nu gaat communiceren, zijn deze van toepassing.”
Olifant
Waarom zou je dan als ouder eigenlijk niet je eigen gebaren verzinnen? “Dat kan, maar het zou echt een gemiste kans zijn”, vindt Geuze. “Er bestaan al zulke treffende gebaren in de Nederlandse Gebarentaal. Bovendien kunnen de gebaren goed van pas komen als je een dove of slechthorende tegenkomt. Je beschikt dan in ieder geval over gebaren die de ander ook kent.”
“Maar voor het contact met het kind maakt het niks uit”, vervolgt Geuze. “Zo gauw het kind tot het stadium is gekomen waarin het symbolen kan verwerven, kun je elk gebaar gebruiken om een concept te verbeelden. Als je dat maar consistent gebruikt, telkens verwijzend naar hetzelfde concept, dan leert het kind dat gebaar. Zo ken ik een moeder die haar kind voorlas uit een boekje over een olifant. Terwijl ze wees naar de olifant maakte ze ook het gebaar, maar dat zag het kind niet, omdat het nog naar het plaatje keek. Voor het kind werd daardoor wijzen naar een plaatje het gebaar voor olifant.”
Gadget
“Zodra de spraakontwikkeling op gang komt verminderen veel ouders het aanbieden van gebaren”, vertelt Geuze. Ook bij het kind valt de noodzaak tot gebaren weg als het mondeling vaardiger wordt. “Dan verloopt het net als bij een Nederlands kind dat op zijn vierde naar Australië verhuist. Na verloop van tijd kan het niet meer bij zijn kennis van het Nederlands.”
Als taalkundige van het Nederlands Gebarencentrum vindt Jacobien Geuze dit natuurlijk best jammer. “Doven en slechthorenden hebben het erg lastig in een horende samenleving. Zij vormen hierdoor vaak zelf een hechte gemeenschap. Voor hen is het best wrang als ouders babygebaren alleen zien als een gadget om met hun baby te communiceren. Voor dove mensen is gebarentaal van groot belang en juist nu staat gebarentaal onder druk door o.a. de komst van technische hulpmiddelen. Het zou mooi zijn als mensen die kunnen horen ook een beetje kunnen gebaren, zodat communiceren met doven en slechthorenden makkelijker wordt.”
Lees meer:
- Website Nederlands Gebarencentrum
- Nederlands Gebarenwoordenboek
- Cursussen Babygebaren
- Doof als cultuur (Kennislinkdossier)
- Kindertaalontwikkeling (Kennislinkdossier)