Naar de content

Gaan we meer betalen voor eerlijke kleding?

Onderzoek NCDO: bereidheid groot na Bangladeshramp

Liza Cornet voor NEMO Kennislink

Moeten we nog wel kleding uit ontwikkelingslanden willen als die onder slechte of gevaarlijke omstandigheden wordt geproduceerd? De Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) deed hier onderzoek naar, kort na de instorting van een kledingfabriek in Bangladesh, waarbij meer dan 1100 mensen omkwamen. Daaruit blijkt dat veel consumenten best meer willen betalen voor ‘eerlijke kleding’; al zijn we er daarmee nog niet…

16 mei 2013
Vijftig Nederlandse bedrijven gaan voor eerlijkere kleding

Ruim vijftig Nederlandse kledingbedrijven tekenden maandag 4 juli 2016 een convenant om kinderarbeid, uitbuiting, dierenleed en milieuvervuiling in de kledingindustrie tegen te gaan. Drie jaar eerder sloten een aantal organisaties in de kledingbranche ook al een akkoord om de kledingindustrie in Bangladesh veiliger te maken. Directe aanleiding daartoe was een verschrikkelijke ramp waarbij het instorten van een textielfabriek in Bangladesh aan 1133 mensen het leven kostte. De Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) vroeg kort na deze ramp aan 1.016 Nederlanders of zij bereid waren om meer te betalen voor betere, eerlijkere kleding.

Volgens het opinieonderzoek dat de NCDO in samenwerking met TNS NIPO verrichtte onder 1.016 Nederlanders in de eerste week van mei, waren de deelnemers gemiddeld bereid om 4,50 euro (9%) meer te betalen op een broek van vijftig euro als dit een veilige werkomgeving voor de kledingmaker zou garanderen. Een kleine minderheid (5%) zou daar zelfs 25 euro extra voor neer tellen; de helft meer dan de oorspronkelijke prijs.

Geen kinderarbeid vóór vakbond

Als meer betalen zou betekenen dat hun kleding niet gemaakt zou worden door kinderen onder de 12 jaar, wilden de ondervraagde consumenten nog wel wat dieper in hun beurs tasten: gemiddeld zo’n 6,50 euro extra (13%) op een broek van 50 euro. De garantie dat de fabrieksarbeiders lid zouden mogen worden van een vakbond woog duidelijk minder zwaar, daar wilden de ondervraagden gemiddeld slechts 3,35 euro meer voor betalen.

17% van de consumenten gaven aan überhaupt niets extra’s te willen betalen voor veilig geproduceerde kleding. Dit betrof met name laagopgeleide mensen onder de 35 jaar en mensen die aangaven zelf krap bij kas te zitten. Naarmate het inkomen steeg nam de bereidheid om meer te betalen wel toe, met name bij vrouwen en 55-plussers.

Ruim een kwart van de Nederlanders voelt zich medeverantwoordelijk

Hoewel 61% van de ondervraagden aangaf dat de verantwoordelijk voor de veiligheid van de fabrieksarbeiders ‘hoofdzakelijk’ en in eerste instantie bij de fabriekseigenaren en de overheid in Bangladesh ligt, lijkt het gebeuren in Bangladesh voor veel Nederlanders zeker geen ver-van-mijn-bed-show.

Zo voelt een derde van de ondervraagden zich medeverantwoordelijk voor de veiligheid van de fabrieksarbeiders in Bangladesh. 28 procent ziet het garanderen van de veiligheid als een gedeelde verantwoordelijkheid voor zowel overheid en fabrikanten dáár, als voor consumenten en importeurs híer. Bijna een derde van de Nederlanders is zich er dus van bewust dat individuele keuzes in Nederland als consument invloed kunnen hebben op arbeidsomstandigheden van mensen in Bangladesh.

Mocht de Nederlandse consument inderdaad meer, of zelfs slechts nog, kleding willen gaan afnemen die afkomstig is uit naaiateliers waar de arbeiders wel goede en veilige werkomstandigheden hebben dan zou dat weleens een flinke boost kunnen geven aan de rechten van arbeiders in Bangladesh en andere zuidelijke landen. Maar zal dit ook daadwerkelijk gaan gebeuren?

Praten, praten, maar niet kopen?

“Het onderzoek biedt helaas weinig inzicht in de manier waarop Nederlandse consumenten de eigen verantwoordelijkheid denken te gaan invullen,” zegt onderzoekster naar duurzame mode Lynsey Dubbeld hierover. “Uit bestaand onderzoek is gebleken dat we vaak wel positief staan tegenover groene en eerlijk producten, maar deze uiteindelijk toch weinig kopen. Ook weten consumenten niet altijd waar ze echt verantwoorde mode kunnen kopen.”

Bovendien is de bereidheid onder Nederlanders om meer te betalen voor eerlijke kleding, als we afgaan op het onderzoek van NCDO, nog altijd beperkt. “56% van de respondenten is bereid om 10% meer voor een broek te betalen als daarmee gegarandeerd kan worden dat deze is gemaakt onder veilige arbeidsomstandigheden. Maar de lonen van werknemers in de productiesector zullen in veel gevallen met meer dan 30% moeten stijgen om leefbaar te zijn.”

Dat de fabrieksinstorting in Dhaka een wake-up call zal zijn voor modebedrijven en overheden om serieus werk te maken van eerlijke en veilige arbeidsomstandigheden in de kledingproductieketen is volgens Dubbeld dan ook nog lang niet zeker.

Dit ondanks het toegenomen bewustzijn van consumenten omtrent het belang van ‘fair fashion’. “In tijden van economische crisis kan fast fashion op een trouwe klantenkring rekenen. Ook al is dat systeem, dat is gebaseerd op de lage productiekosten in kledingproducerende landen en daarmee de veiligheid in textielfabrieken onder druk zet, misschien wel de grootste drijver achter ongelukken zoals in Rana Plaza.”

ReactiesReageer