Soms lees je filosofisch werk waar je helemaal weg van bent. Maar soms blijkt zo'n filosoof fout in de oorlog. Kan je het werk van dit soort ‘foute’ filosofen dan nog wel gebruiken? En zo ja, hoe dan?
Laat ik maar even concreet maken op welke ‘foute’ filosofen ik doel. In mijn promotieonderzoek bekijk ik hoe denkvormen uit verschillende culturen met elkaar in dialoog kunnen treden zonder dat één denkvorm de overhand krijgt. Ik ben niet de eerste persoon die over deze vraag nadenkt. Tijdens mijn onderzoek kwam ik erachter dat er in Japan een hele filosofische school bestaat die zich met soortgelijke vragen heeft beziggehouden. We hebben het over de Kiotoschool.
De denkers van de Kiotoschool, zoals Nishida Kitaro (1870–1945), Tanabe Hajime (1885–1962) en Nishitani Keiji (1900 – 1990), probeerden een alternatief te vinden voor de wereldwijde verspreiding van de zogenaamde Westerse rationaliteit. Volgens de Kiotoschool was dit een dominante denkvorm die niet genoeg ruimte overliet aan andere denkvormen. Geïnspireerd door de Japanse wijsgerige traditie, formuleerde deze school een alternatief die juist wel ruimte probeert te geven voor verschillende vormen van filosoferen.
Donkere kant
Je zult begrijpen dat ik ontzettend geïnteresseerd was in wat deze Kiotoschool te zeggen had. Gegrepen en geboeid verslond ik dus al snel boek na boek. Totdat er langzaam signalen binnenkwamen dat er een donkere kant aan de Kiotoschool zat. En toen ontdekte ik het volgende.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog schaarden verschillende leden van de Kiotoschool zich achter de Japanse oorlogsmachine. In lijn met het Japanse fascisme probeerde de school niet alleen op intellectueel, maar ook op politiek vlak een einde te maken aan de Euro-Amerikaanse dominantie in de wereld. Japan was de aangewezen speler om Azië te dekoloniseren en in plaats daarvan een ‘Groot Aziatische Welvaartssfeer’ te stichten gebaseerd op de gelijkwaardigheid der volkeren.
In werkelijkheid deed Japan in de Tweede Wereldoorlog natuurlijk precies het tegenovergestelde. Onder het mom van ‘dekolonisatie’ breidde Japan zijn overzeese rijk met geweld uit. Gruwelijke oorlogsmisdaden werden daarbij niet geschuwd.
Gevaarlijke boeken?
Tot zover de geschiedenisles. De vraag is nu: als dit de nieuwe wereldorde was die de denkers van de Kiotoschool kennelijk in gedachten hadden, valt hun werk dan nog wel serieus te nemen? Of moeten we tot de conclusie komen dat we hun boeken maar beter kunnen dichtklappen – of zelfs als gevaarlijk moeten beschouwen?
We hebben twee opties. Ofwel we kunnen de filosofen van de filosofie scheiden. Dan stellen we dat we de fascistische sympathieën van de Kiotoschool simpelweg kunnen negeren, om ons te focussen op de interessante ideeën die we ook in hun werk vinden. Ofwel we maken die scheiding niet, wat betekent dat ik veel tijd heb verloren aan het lezen van fascistische boeken.
Met dat laatste alternatief begeven wij ons op een hellend vlak. Er zijn namelijk zat filosofen die op hun eigen manier ‘fout’ waren, maar desondanks wel degelijk het lezen waard zijn. Denk maar aan Kant, de racist, aan Nietzsche, de vrouwenhater, of aan Heidegger, de Nazi, en ga zo maar door.
Niet alleen is onduidelijk wie je dan nog wel mag lezen als we ‘foute’ filosofen zonder meer van onze leeslijsten schrappen, maar nog belangrijker: als we filosofische ideeën gaan afrekenen op grond van wie de pen vasthoudt die ze opschrijft, dan wordt een inhoudelijke discussie onmogelijk. Dat is jammer, want juist de strijd van argumenten maakt filosofie zo leuk!
Schoonheid van ideeën
Dan maar de eerste optie? Gewoon de donkere kanten van filosofen negeren en de aandacht richten op wat wel interessant is? Dat lijkt misschien aantrekkelijk, maar is even kortzichtig als het vorige alternatief. Filosofie vindt namelijk altijd plaats in een context en om ideeën te begrijpen moeten we onder meer kijken naar de tijd en plaats waarin die ideeën voor het eerst opduiken. Filosofische ideeën proberen altijd hun context te ontstijgen, maar dat lukt maar zelden.
Vergelijk het maar met een kunstwerk. Een prachtig kunstwerk staat redelijk op zichzelf. Dat wil zeggen: ook als je niet weet wie het kunstwerk gemaakt heeft of wanneer, kun je de schoonheid ervan waarderen. Goede kunst heeft geen informatiebordje nodig, zullen we maar zeggen.
Maar als je onderzoek doet naar een kunstwerk, dan zijn dat soort gegevens natuurlijk wel degelijk relevant. Bovendien kan een beter begrip van de herkomst van een kunstwerk beïnvloeden hoe je zo’n werk ziet. Dit betekent dat je min of meer een scheiding maakt tussen de schoonheid en het begrip van een kunstwerk, maar die scheiding is nooit absoluut.
Met ideeën werkt het soms net zo. Als filosoof richt je je soms op de schoonheid van een idee, bijvoorbeeld als je het bijzonder goed bedacht vindt of denkt dat je het kan gebruiken voor een hedendaags probleem. En soms ben je juist geïnteresseerd in de herkomst en geschiedenis van een idee. Beide bezigheden hebben uiteraard veel met elkaar te maken.
Context, context, context
Terug naar de Kiotoschool. Onderzoekers die diepgravend onderzoek hebben gedaan naar de kwestie die ik hierboven kort samengevat heb, zijn tot de volgende conclusie gekomen. De ideeën van de Kiotoschool zijn zonder meer relevant voor de moderne tijd. De vraag hoe verschillende denkvormen zich tot elkaar moeten verhouden is misschien zelfs relevanter geworden en daarmee dus ook het werk van deze groep Japanse filosofen.
Tegelijkertijd is het enorm belangrijk dat je in dit soort gevallen veel context geeft bij de ideeën die je bespreekt. Niet om de besproken ideeën zwart te maken, maar juist om tot nieuwe boeiende en relevante vragen te komen: waarom voelden juist deze denkers, die ogenschijnlijk zo met inclusie bezig waren, zich aangetrokken tot het Japanse fascisme? Wanneer zijn filosofische ideeën politiek toepasbaar en wanneer niet?
Ook bij de ‘grote namen’, zoals de reeds genoemde Kant, Nietzsche en Heidegger, mogen we dit soort vragen stellen. Niet zozeer om af te doen aan hun geweldig interessante ideeën, maar omdat wij toch in het hier en nu aan de slag gaan met die ideeën. Met andere woorden: ook jij en ik staan in een context. Zodra wij ons tot die context leren te verhouden, kan het filosoferen pas echt beginnen.