Deze week is het Fotoweek. Tijd voor Kennislink om eens een kijkje te nemen in de wetenschappelijke keuken van de fotografie. Is die er eigenlijk wel? Maartje van den Heuvel, conservator fotografie aan de Universiteit Leiden, legt uit wat wel en niet wetenschappelijk is aan foto’s en waarom.
Om met de deur in huis te vallen: er is niets wetenschappelijks aan fotografie op zich, volgens Van den Heuvel. “Net zomin als tekst op zich wetenschappelijk is. Maar fotografie is een goed onderzoeksinstrument, een bron van informatie. In het verleden zijn er al veel discussies gevoerd over het wetenschappelijke aan fotografie. Vandaag de dag is de gangbare opvatting dat fotografie een medium is om fenomenen mee te documenteren.”
In wetenschapsland zijn de meningen over een theoretische canon en methodieken voor fotografie verdeeld en de discussies hierover worden voornamelijk in het buitenland gevoerd. Maar ondertussen worden er wel degelijk foto’s gebruikt binnen de wetenschap en op een steeds grotere schaal. Je kunt hierbij denken aan fotografie als onderzoeksinstrument. Foto’s worden gebruikt als hulpbron van wetenschappelijke informatie, bijvoorbeeld de röntgenfoto of het fotograferen van het opgravingsterrein bij archeologie.
Daarnaast is er het onderzoek naar fotografie als medium van kunst of communicatie in de pers en tijdschriften. Studies die het laatste onderzoeken, zoals kunstgeschiedenis, bestuderen foto’s als object. En er komen steeds meer disciplines bij die gebruik maken van fotografie of haar bestuderen, zoals mediawetenschappen, filosofie, antropologie, etnologie, sociologie, de natuurwetenschappen en natuurlijk de geschiedwetenschappen.
Fotografie en geschiedenis
Bij historisch onderzoek wordt beeldmateriaal steeds belangrijker. De geschiedwetenschappen onderscheidt drie typen onderzoek naar fotografie:
1) Onderzoeken naar fotografie als ‘macht in het verleden’, waarbij de maatschappelijke functie van fotografie centraal staat.
2) De bestudering van de geschiedenis van de fotografie (waarbij de overzichtswerken voornamelijk door fotografen zijn geschreven).
3) De foto als bron: wat staat er op een foto, wat vertelt dit ons en wat betekent dit?
Als bron van onderzoek wint de foto terrein binnen de wetenschap. Er worden steeds meer fotocollecties gedigitaliseerd en ontsloten voor onderzoek. Niet alleen databases van archieven maar ook websites als Het Geheugen van Nederland en het Nederlandse Fotogenootschap verwijzen naar een schat aan fotografisch onderzoeksmateriaal. “Heel belangrijk hierbij is metadatering zegt Van den Heuvel. “Geen enkele foto is op zich informatief: er moet context en informatie bij. Wat zien we, waar gaat het over? Het is dus heel belangrijk dat deze bijbehorende informatie goed wordt verzameld, bewaard en ontsloten.”
Voor historisch onderzoek is het proces van betekenisgeving erg belangrijk. Hierbij staat centraal waarom foto’s worden gemaakt zoals ze eruit zien en hoe de foto’s in de geschiedenis worden gebruikt. Er is zelfs al een aparte tak binnen wetenschap die zich met dit soort vragen bezig houdt, namelijk Visual Culture Studies. Deze discipline gaat ervan uit dat al het visuele een geconstrueerde werkelijkheid is en onderzoekt dit vanuit verschillende culturele invalshoeken, waaronder fotografie.
Nieuwe disciplines
De toegevoegde waarde van visuele informatie voor de wetenschap is de aanvulling bij tekstuele informatie. Foto’s geven een heel andere soort informatie dan tekst en fotografie wordt dan ook steeds meer ingezet als nieuwe vorm van wetenschappelijk onderzoek. Voorbeelden van studies waarbij foto’s een belangrijk middel van informatiewinning vormen zijn visuele antropologie en visuele sociologie. Zonder fotografie zouden dit soort studies niet kunnen bestaan.
Ondanks de grotere interesse vanuit de wetenschap voor de fotografie, vindt Van den Heuvel dat het nog een stuk beter kan: “Fotografie als historische bron wordt nog niet goed genoeg beheerd en bewaard. Bij onderzoeksinstituten staan nog altijd wegkwijnende foto’s die voor weinigen bereikbaar zijn. Of er is geen geld om ze te digitaliseren. Dat geld komt pas als de vraag vanuit de wetenschap, om deze foto’s te kunnen bestuderen, verder stijgt.
Al aardig wat collecties zijn nu online te vinden, maar met meer dan de helft van de collecties binnen universiteiten en onderzoeksinstituten is nog altijd niets gebeurd. Daarnaast hebben we ook geen centrale beeldbank of portal in Nederland om wegwijs te geraken in wetenschappelijke fotocollecties, terwijl dit wel mogelijk is voor tekstbronnen.”
Van den Heuvel is van mening dat onderzoekers slecht de weg kunnen vinden naar de Nederlandse fotocollecties. “Ze gebruiken voornamelijk collecties die al online te vinden zijn of baseren zich op eerder gepubliceerd materiaal. Het echte ploeterwerk in originele fotocollecties gebeurt te weinig! Neem het voorbeeld van de kunstgeschiedenis. In het Angelsaksische taalgebied wordt ieder strominkje binnen de geschiedenis van de fotografie onderzocht. We nemen die informatie over maar onderzoek in eigen land blijft achter.
Over de groep Britse fotografen uit de 19e eeuw bijvoorbeeld, die zich The Brotherhood of the Linked Ring ging noemen en fotografie als kunstvorm ging gebruiken en promoten, zijn meerdere prachtige tentoonstellingen en boeken verschenen. In Nederland had je rond 1900 ook dit soort bewegingen, onder meer in Haarlem. Daar is ooit één artikeltje over verschenen en verder ligt het onderzoeksmateriaal te verstoffen.”
Wetenschappelijk onderzoek achter tentoonstellingen
De Universiteit Leiden bezit de oudste en grootste museale fotocollectie van het land, die een compleet overzicht geeft van het ontstaan en de ontwikkeling van de fotografie. Leiden is ook de eerste universiteit in Nederland die een doctorstitel op het gebied van de fotografie verleende, namelijk aan Ingeborg Leijerzapf in 1996. De jaren ‘90 was de tijd waarin de (wetenschappelijke) aandacht voor fotografie begon te groeien. Sindsdien zijn vier fotografiemusea opgericht (het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, het Fotomuseum in Den Haag en Huis Marseille en FOAM in Amsterdam) en zij organiseren veel en mooie tentoonstellingen, meestal over één fotograaf of een project van een fotograaf.
Van den Heuvel: “Zeker mooie tentoonstellingen en het is ook de taak van musea om nieuw, niet eerder getoond werk te tonen. Maar vaak mist het wetenschappelijk onderzoek naar de thematiek, achtergronden, verbanden met maatschappelijke verschijnselen en andere visuele uitingen in binnen- en buitenland. Dit is in de meeste gevallen niet de basis van deze tentoonstellingen. De tentoonstellingen waar wel wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag liggen, zijn meestal overgenomen uit het buitenland. En dat is jammer. Op deze manier blijven in ons eigen land kansen liggen voor onderzoek naar fotografie.”