Al krijg je nog zoveel bewijs voorgelegd, soms ben je toch niet overtuigd. We lijden allemaal aan een ‘bevestigings-bias’, leggen experts uit. Hoe ga je daar het best mee om?
Het lijkt zo simpel: als iets wetenschappelijk bewezen is, dan kun je het aannemen, en als er tegenbewijs is, dan moet je je overtuiging laten varen. Maar zo rationeel zitten mensen niet in elkaar: op basis van onze opvattingen en gevoelens nemen we het ene bewijs serieuzer dan het andere. Hoe zorg je dat je eerlijk blijft kijken naar bewijs? En hoe moet je het presenteren, als je andersdenkenden wilt overtuigen?
In 1979 kregen deelnemers aan een experiment een aantal wetenschappelijke studies te lezen. De artikelen waren verzonnen, maar dat wisten de proefpersonen niet. Een deel ervan toonde aan dat criminaliteit afnam na invoering van de doodstraf, maar de andere studies bewezen juist dat er geen verband bestond – tegenstrijdige resultaten dus. Je zou zeggen dat de deelnemers na het lezen wat voorzichtiger zouden zijn over hun opvatting – of ze nou voor of tegen de doodstraf waren, ze hadden sowieso tegenbewijs onder ogen gekregen. Maar niets bleek minder waar: de proefpersonen werden juist stelliger in hun mening. Door een redeneerfout die ‘bevestigingsbias’ heet, vonden ze het bewijs dat hun opvatting bevestigde enorm overtuigend. Het onderzoek dat tegenbewijs leverde, vonden ze maar zwak, en hadden ze genegeerd.
— Anne Dijkstra
Aan bevestigingsbias lijden we allemaal, vertelt wetenschapsfilosoof Michael Vlerick (Tilburg University). “Informatie die in lijn is met onze overtuigingen, die merken we beter op, maakt meer indruk, en onthouden we beter. Als we op zoek gaan naar nieuwe informatie, dan zoeken we voornamelijk bevestigende informatie. In onze zoekopdrachten op Google bijvoorbeeld. Als je denkt dat gluten ongezond zijn, dan zoek je op ‘gluten schadelijk’, niet op ‘gluten effecten’. En dan krijg je ongetwijfeld websites die jouw idee versterken.” Als we desondanks met tegenbewijs geconfronteerd worden, dan gaan we daar wél opeens heel kritisch mee om. Vlerick: “Dan hebben we veel meer bewijs nodig om onze overtuiging te ontkrachten. Als het bevestigend bewijs is, stoppen we sneller met zoeken.”
Twijfelfilter
Bevestigingsbias heeft ernstige effecten. Zo kan het ervoor zorgen dat mensen steeds sterker in complottheorieën gaan geloven. Hoe kan het dat zo’n schadelijke denkfout verankerd zit in het menselijk denken? Vlerick ziet een evolutionaire oorzaak. “Ons redeneervermogen is niet ontwikkeld om juiste theorieën van de werkelijkheid te krijgen - al is dat ook een belangrijke functie - maar omdat het ons helpt anderen te overtuigen van onze meningen. Als dat lukt, krijg je namelijk volgelingen, meer status binnen de groep, en dat geeft je grotere overlevings- en reproductiekansen. Dankzij je bevestigingsbias onthoud je alle argumenten die kloppen met je mening, en glijdt andere informatie van je af. Alle twijfel en ambiguïteit filter je weg, waardoor je zelf meer overtuigd bent en dus ook overtuigender overkomt. We zijn geen geboren wetenschappers die de waarheid van de zaken makkelijk kunnen achterhalen. We zijn geboren advocaten.”
Dat er een evolutionaire oorzaak is voor de bevestigingsbias, betekent ook dat die ingebakken zit in onze soort. “Ik vergelijk het wel eens met optische illusies”, zegt Vlerick. “Ook die zijn universeel; er zijn geen mensen die er niet vatbaar voor zijn. Ze verdwijnen ook niet door training, ze zijn blijvend.” Denk dus niet dat jij het beter zou doen dan de deelnemers aan het doodstraf-experiment. Zelfs de allergeleerdste wetenschapper lijdt aan deze werkelijkheidsvervorming.
Kennistekort
Wie wetenschappelijk bewijs aan anderen wil presenteren, zal dan ook rekening moeten houden met de bevestigingsbias van de ontvangers: mensen zullen niet zomaar overtuigd zijn van jouw onderzoeksresultaten. Anne Dijkstra onderzoekt aan de Universiteit Twente wetenschapscommunicatie en vertelt wat wel en niet werkt. “Wetenschappers denken makkelijk: als mensen het bewijs niet accepteren, dan komt dat doordat ze te weinig kennis hebben, dus dan moeten we het nog eens uitleggen. In de jaren 70 was dat ‘kennistekortidee’ nog heel belangrijk, maar het bleek niet zo te werken. Als je kennis herhaalt, gaan mensen het niet opeens geloven.”
Het klopt ook lang niet altijd dat mensen bewijs afwijzen vanwege een kennisgebrek. Dijkstra: “Ik heb onderzoek gedaan naar coeliakie-patiënten, oftewel mensen met glutenintolerantie. Het is heel onduidelijk hoe je om moet gaan met die aandoening. De patiënten bleken daar veel meer kennis over te hebben dan de huisartsen. Ze hadden er belang bij en waren enorm goed ingelezen. Je ziet dat ook bij mensen die tegen vaccinaties zijn. Die nemen veel kennis tot zich, en ze gebruiken zelf ook wetenschappelijke argumenten. Al vóór corona waren er in Nederland twee groepen die tegen vaccinatie waren: religieuzen en antroposofen, allemaal relatief hoogopgeleide mensen. Het heeft geen zin om tegen zo iemand te zeggen: lees dit maar even, dan snap je het wel.”
Extreme positie
Simpelweg kennis aanbieden helpt dus niet als je iemand wilt overtuigen. Hoe pak je het dan wel aan? Dijkstra: “Er is niet één vorm van wetenschapscommunicatie die altijd het gewenste effect heeft. Met traditionele media kun je heel veel mensen bereiken, maar alleen met oppervlakkige kennis. Als je diepgaande kennis wilt verspreiden, moet je in gesprek gaan, maar dat kan alleen in kleine groepjes. Ik denk dat je het allebei moet doen. Een voorbeeld: in het begin van de coronapandemie was er een echte crisissituatie. Dan werkt top-down informatie geven het best, en er was ook geen tijd voor iets anders dan de persconferenties. Maar daarna hadden ze kunnen kijken naar hoe je ander publiek kunt bereiken. Je kunt vragen aan dorpen als Urk en Volendam: straks komt er een vaccin, jullie zijn daar van oudsher tegen. Hoe gaan jullie daarmee om? Hoe kunnen jullie helpen de pandemie te beëindigen? Dan had je misschien minder polarisatie gehad.”
— Michael Vlerick
Als een thema al gepolariseerd is, is het nodig om het gesprek nog zorgvuldiger voeren. “Mensen die een extreme positie innemen, zijn niet bevattelijk voor argumenten van de andere kant,” legt Dijkstra uit. “Het enige wat dan helpt is luisteren, waar komt die opvatting vandaan, zonder de illusie dat je diegene kunt overtuigen.” Extra lastig hierbij is wel dat je sommige mensen moeilijk bereikt. “Ik organiseer een Science Café. Dat loopt heel goed, maar daar komt natuurlijk wel een bepaald publiek naartoe. In de wetenschapscommunicatie is het steeds belangrijker om je af te vragen: waarom doen mensen níet mee, en hoe kun je die toch ook betrekken?”
Advocaat van de duivel
Anderen overtuigen is één ding, maar intussen kan het natuurlijk geen kwaad om ook aan ons eigen redeneervermogen te blijven werken. Hoe kunnen we onszelf beschermen tegen de schadelijke kanten van bevestigingsbias? Michael Vlerick heeft duidelijk advies. “Wees je ervan bewust dat je ongetwijfeld informatie hebt weggefilterd. Maak er vervolgens een gewoonte van om advocaat van de duivel in eigen denken te spelen. Bedenk actief tegenargumenten, dwing jezelf op zoek te gaan naar tegenbewijs. Google bijvoorbeeld eens het tegengestelde van wat je denkt: ‘positieve effecten gluten’.”
Verder is het slim om een kritische groep om je heen te organiseren. Vlerick: “Omring je met andersdenkenden en luister echt naar ze. Zij zien wat jij niet kunt zien, en andersom. Als wetenschap op een goede manier gebeurt, dan biedt het zo’n context, omdat ieder idee kritisch beschouwd wordt door collega’s. Individueel zijn we enorm beperkt; goed denken doen we samen.”