Maastrichtse onderzoekers gaan op celniveau op jacht naar het jojo-effect. Om dat te doen zetten ze dertig mensen op een superstreng dieet van 500 kcal per dag. Dat is natuurlijk wetenschappelijk gezien erg interessant en nuttig. Maar wat doet zo’n crashdieet eigenlijk met je?
Bijna zeven ton subsidie. Dat krijgen de Maastrichtse hoogleraren Edwin Mariman en Marleen van Baak van ZonMW om het zo gevreesde jojo-effect beter te bestuderen. Hun onderzoek bouwt voort op eerdere studies, die suggereerden dat een streng dieet stress veroorzaakt in de vetcellen zelf.
Professor Mariman legt uit hoe dat precies gaat. “Vetcellen zijn kwetsbaar, een soort puddinkjes die gemakkelijk uit elkaar vallen”, vertelt hij. “Om zich te beschermen, bouwen ze een soort uitwendig skelet. Wanneer je afvalt, raakt de vetcel vet kwijt. Hij krimpt. Het skelet moet dan eigenlijk meekrimpen, maar het aanpassen van dat skelet kost veel energie. En energie, daar heb je juist weinig van als je op dieet bent. Dus krijgt de cel stress. De gemakkelijkste oplossing voor die stress, is om niet het skelet aan te passen, maar om de vetcel weer te laten groeien. Er moet dus vet bij. Een van de manieren waarop de vetcel dat zou kunnen regelen is door minder leptine uit te scheiden. Leptine is een hormoon dat het hongergevoel remt. Via dit en andere hormonen kunnen de vetcellen dus de gastheer aanzetten om meer te eten. Zowel de vetcel als de gastheer worden dan weer dikker.”
Om dit bekende jojo-effect te bestuderen, zetten Mariman en Van Baak zestig mensen die te zwaar zijn op dieet. De ene helft gaat langzaam afvallen. Zij mogen elke dag 1250 kilocalorieën eten, en vallen dan in de loop van drie maanden af. De andere groep mag per dag 500 kilocalorieën, en verliest op die manier in acht weken ongeveer tien procent van hun lichaamsgewicht. Bij die groep verwachten de Maastrichtse wetenschappers de grootste celstress.
Om de calorieën even in perspectief te zetten: normaal gesproken heeft een vrouw elke dag gemiddeld 2000 kilocalorieën nodig om op gewicht te blijven. Een man verbruikt er gemiddeld 2500. De deelnemers uit de ‘celstressgroep’ krijgen dus slechts 20 tot 25 procent van het benodigde aantal kilocalorieën binnen.
Lijnen heeft effect op je brein
Wat gebeurt er eigenlijk met je lijf en je brein als je zo extreem op dieet gaat? Naast het feit dat je vetcellen waarschijnlijk stress krijgen, heeft zo’n strenge lijnpoging serieuze effecten op je brein. David Linden, neurowetenschapper aan John Hopkins University, schrijft erover in zijn nieuwe boek Genot als kompas.
Normaal gesproken wordt ons lichaamsgewicht door een nauwkeurig afgesteld systeem – een “biochemische cascade”, noemt Linden het – vrijwel gelijk gehouden. Ons brein houdt in de gaten hoe uitgerekt onze maag is, hoe vol onze darmen zijn, welke voedingsstoffen er in ons bloed rondzwerven en hoeveel leptine er in ons lijf zit. Een klein gebiedje van de hypothalamus maakt vervolgens een grote optelsom en scheidt via weer andere delen van ons brein het hormoon CRH uit, of een ander hormoon, orexine. Van orexine krijg je honger, en CRH geeft je een verzadigd gevoel.
Dit systeem maakt het heel moeilijk om gewicht te verliezen en dat gewichtsverlies ook in stand te houden, schrijft Linden. “Wanneer je minder zwaar wordt, slinkt je vetmassa en lopen je leptine-niveaus terug, waardoor de biochemische cascade op gang komt die we zojuist hebben besproken. Dit geeft de aanzet tot signalen die de stofwisseling vertragen en een sterke onbewuste drang tot eten teweegbrengen. Hoe meer gewicht verloren gaat, hoe sterker de drang tot eten.”
En dat is niet alleen bij mensen zo, benadrukt Linden, maar ook bij ratten, honden en muizen. De neiging om te willen eten als je te weinig binnenkrijgt, is een oeroud evolutionair mechanisme, bedoeld om ons te beschermen tegen hongersnood. Wie probeert af te vallen en dun te blijven stelt zich dus te weer tegen miljoenen jaren aan evolutie, aldus Linden.
En dat is niet het enige. Te weinig leptine in het brein zorgt er ook voor dat we anders reageren als we voedsel zien. Dat zagen wetenschappers toen ze mensen met een leptine-tekort in een hersenscanner legden en ze foto’s met eten erop lieten zien. In hun brein werd een aantal delen van het ‘genotscircuit’ actief. Dat is precies de hersenactiviteit die je ook ziet bij gewone mensen wanneer ze uitgehongerd zijn.
Linden: “Alles bij elkaar doen deze resultaten vermoeden dat bij mensen die proberen een aanzienlijk gewichtsverlies in stand te houden, een verminderd leptine-niveau hun genotscircuit zo sterk beïnvloedt dat voedsel voor hen nog aantrekkelijker wordt.” Oftewel: van een dieet krijg je honger, en die honger maakt eten tot een verleiding die je bijna niet kunt weerstaan.
Honger: een psychologische hel
Hoe moeilijk het is om te gaan met honger weten we uit een klassiek experiment van de arts Ancel Keys. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog rekruteerde hij een groep Amerikaanse soldaten, die bereid waren zich uit vaderlandslievendheid te laten verhongeren in het Minnesota Starvation Experiment.
Maar liefst 24 weken lang aten de soldaten ongeveer de helft van het aantal kilocalorieën dan ze verbruikten (in hun geval waren dat er 1500 per dag; de gespierde en fysiek actieve soldaten verbruikten normaliter gemiddeld 3000 kilocalorieën op een dag). Na deze hongerperiode waren ze ongeveer een kwart van hun lichaamsgewicht kwijtgeraakt. Maar dat was niet het enige. De psychologische gevolgen waren enorm.
De hongerende soldaten raakten compleet geobsedeerd door voedsel. Een van de soldaten begon zelfs dingen te verzamelen die hem aan eten deden denken, zoals vorken en lepels. Veel van de militairen werden depressief. Vrijwel allemaal werden ze volkomen passief. Ze bewogen zo weinig mogelijk; een natuurlijke reactie van het lichaam om zoveel mogelijk energie te besparen.
En als ze per ongeluk eten te pakken konden krijgen, dan propten ze zich helemaal vol. Helaas kon hun lichaam dat helemaal niet aan en braakten ze het grootste deel weer uit. Hun concentratie ging erop achteruit, ze waren gemakkelijk af te leiden als ze een beslissing moesten nemen. Hun zin in seks verdween. De soldaten waren er kortom niet al te best aan toe.
De psychologische prijs van een dieet
De proefpersonen van Mariman en Van Baak hoeven zulke extreme reacties niet te vrezen. Acht weken op een streng dieet is niet helemaal hetzelfde als vierentwintig weken honger lijden. Dat wil echter niet zeggen dat iemand die acht weken lang maar 500 kilocalorieën per dag eet, geen honger zal hebben.
Psychologische onderzoeken suggereren echter ook dat het feit dat iemand met overgewicht kiest voor zo’n dieet en weet dat er winst te behalen is in de vorm van verloren kilo’s, beschermt tegen de allerzwaarste gevolgen. Zo zijn er een aantal studies gedaan met zeer strenge diëten in combinatie met gedragstherapie, en die laten zien dat je er niet meetbaar depressiever op wordt tijdens zo’n crashdieet.
Maar dat wil niet zeggen dat er helemaal geen keerzijde is. Als het zware dieet na acht weken over is, moet je blijven opletten wat je eet. Als je na de extreme lijnperiode niet voor altijd een beetje op dieet blijft, zitten de verloren kilo’s er namelijk zo weer aan. En langdurig op dieet zijn, dat heeft wel weer allerlei nare psychologische gevolgen.
Zo denken Chronische lijners vaker aan eten, soms tot op het punt dat ze er bijna de hele dag mee bezig zijn. Ze delen voedsel in ‘zondig’ eten en ‘acceptabel’ eten in. Als ze eenmaal hebben gezondigd, dan geven ze voor die dag hun dieet op en eten ze veel meer ongezond voedsel dan iemand die niet op dieet is. Bovendien zijn ze vaker moe, gemakkelijk geïrriteerd en emotioneel labieler dan niet-lijners.
Jojo’en: onverstandig en onvermijdelijk?
En dan is er nog de kwestie van permanent gewichtsverlies. Uit allerlei studies blijkt dat het ontzettend moeilijk is om de kilo’s die je kwijtraakt met een dieet permanent af te schudden. Na een jaar of vier, vijf is bijna elke lijner weer terug naar het oude gewicht gejojoot. Dat geeft een psychologische knauw – “Ik heb gefaald” – maar is mogelijk ook slecht voor de gezondheid. Hoogleraar Jaap Seidell zei daar eerder over: “Gewichtsfluctuaties zijn niet gunstig. Jojoën is niet verstandig om allerlei redenen (vooral psychologische) en dient vermeden te worden.”
Toch rekenen Mariman en Van Baak een beetje op het jojo-effect om hun studie te doen slagen. Om goed te kunnen bestuderen wat er nou precies gebeurt met die gestresste vetcel, is het immers nodig dat in ieder geval een deel van hun afvallers na het dieet weer aankomt.
Mariman: “We gaan niet tegen de deelnemers zeggen: ga meer eten zodat je aankomt. We laten ze afvallen en daarna ‘laten we ze weer vrij’. Na negen maanden kijken we dan opnieuw. We vrezen niet dat we te weinig mensen in onze studie hebben die weer aankomen. Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat tot wel tachtig procent van de mensen die afvallen binnen die periode ook weer aankomt. Ik maak me eerder zorgen dat we niet genoeg deelnemers zullen hebben die na afvallen op gewicht blijven.”
Een nieuwe kijk op het jojo-effect
Deze tragische realiteit kan echter wel de wetenschap weer een belangrijke stap vooruit helpen. Want als Mariman en Van Baak erachter kunnen komen waarom dat jojo-effect nou zo vaak optreedt, dan kunnen daar in de toekomst mensen die gewicht willen verliezen mee geholpen zijn.
Een van de dingen die ze bijvoorbeeld gaan bekijken is of de vetcellen van mensen die langzaam afvallen minder last van stress hebben. “Dit is een nieuwe invalshoek in onderzoek naar het jojo-effect”, vertelt Mariman. “Eerder gingen onderzoekers ervan uit dat mensen gingen jojo’en door psychosociale factoren. Ze hadden bijvoorbeeld niet voldoende zelfdiscipline om hun levensstijl voldoende te veranderen.”
Die zelfdisciplineredenering heeft mensen met overgewicht tot nu toe niet geholpen. Op cel- en hormoonniveau zoeken naar de verschillen tussen een snel en een langzaam dieet werkt misschien wel. Mariman en Van Baak zouden bijvoorbeeld kunnen ontdekken of het inderdaad zo is dat dikke mensen na een ‘gewoon’ dieet op de lange termijn minder aankomen dan mensen die een crashdieet hadden gevolgd, en waarom.
Mariman denkt dat het misschien zo zit: “Dan hoeft het skelet niet meteen enorm te krimpen, maar kan het zich in kleine stapjes aanpassen, in gelijke tred met de vetcel. Maar dat gaan we nou dus onderzoeken.”