Is het leven op aarde niets dan toeval of zit er een intelligent ontwerp achter? In Nederland is rondom de Intelligent Design-theorie (ID) een flinke wetenschappelijke discussie losgebarsten. De grootste voor- én de grootste tegenstanders zijn op de VU-campus te vinden.
Na het ontstaan van de Aarde is in krap een miljard jaar uit een ‘oersoep’ van louter anorganische elementen leven ontstaan. Biologen verklaren dat met behulp van de evolutietheorie: toevallige mutaties, concurrentiestrijd en survival of the fittest. Aanhangers van ID vinden dat een onwaarschijnlijk scenario. Ook is het volgens hen nog nooit aangetoond dat evolutie het enige werkzame principe is bij het ontstaan van de ene soort uit de andere. Ze zoeken het daarom in een andere hoek. Zij menen dat er bij het ontstaan en de ontwikkeling van leven een sturende kracht in het spel moet zijn. Er moet een ontwerp ten grondslag liggen aan het ontstaan en de ontwikkeling van het leven op aarde, een intelligent design (ID).
Illustratie: Dolinda toepoel
Niet dat ID’ers geloven dat God de wereld, compleet met alle levensvormen en als klap op de vuurpijl de mens, heeft geschapen in zeven dagen. Dat is meer de overtuiging van creationisten. Het staat voor ID’ers buiten kijf dat het leven zich heeft geëvolueerd van de allerkleinste micro-organismen tot een complex functionerend wezen als de mens. Het twistpunt is de drijvende kracht achter deze gebeurtenissen: toeval of ontwerp.
ID’ers hebben grote moeite met het idee dat toeval alle leven zou verklaren. De voorwaarden voor het ontstaan van het leven op aarde zijn zo nauw gedefinieerd en levende organismen zelf zijn zo complex, dat het geen toeval kan zijn dat er leven op aarde is ontstaan, zo luidt het bezwaar. De Amerikaanse biochemicus Michael Behe stelt dat levende cellen en complexe onderdelen van levende organismen, zoals de aandrijving van de bacteriële zweepstaart, vol zitten met ‘onherleidbaar complexe systemen’. Het weghalen van één klein element uit zo’n systeem maakt dat het hele zorgvuldig op elkaar afgestemde raderwerk stilvalt. Dit soort systemen kunnen volgens Behe nooit geleidelijk in kleine evolutionaire stappen zijn ontstaan, omdat een ‘eerdere versie’ evolutionair gezien geen overlevingskans heeft. Behe vergelijkt een dergelijk systeem met een muizenval waaruit we één element weghalen. We hebben dan nog slechts een verzameling losse onderdelen zonder directe functie. Een kansloos ontwerp in de the survival of the fittest.
De aandrijving van de bacteriële zweepstaart.
De zwakte van tegenstanders van ID, die zich graag afficheren met ‘harde wetenschap’, is dat ze vaak niet weten hoe bepaalde organismen of organen geëvolueerd zijn. Ze zijn hard op zoek naar verklaringen, maar dat wil volgens hen niet zeggen dat we ‘puur toeval’ uit moeten sluiten. Sterker nog: volgens hen verklaart de evolutietheorie tot nu toe het meeste van alle theorieën, en alleen dat al is een reden om er voorlopig aan vast te houden.
ID in de biologieles?
Toen ID vorig jaar in Nederlandse wetenschappelijke kringen opkwam, verwezen de media gretig naar de Amerikaanse situatie, waar (christelijke) lobbygroepen al langer pleiten voor het onderwijzen van ID in de biologieles. Bij de presentatie van het boek Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp? Over toeval en doelgerichtheid in de evolutie, deed onderwijsminister Maria van der Hoeven er nog een schepje bovenop. Zij liet weten “persoonlijk ook niet in toeval te geloven” en wel iets te zien in het onderwijzen van ID op Nederlandse scholen. Een storm van kritiek barstte los en de minister haastte zich om haar woorden terug te nemen. Sindsdien is de discussie over ID in Nederland teruggebracht tot een wetenschappelijk debat, zonder de politieke dimensies die het in de VS heeft. Dat wil niet zeggen dat de deelnemers aan het debat zich altijd van hun meest rationele kant laten zien.
Cor Zonneveld, biologiedocent aan de VU en tegenstander van ID, maakt bezwaar tegen het argument van ID’ers dat het ontstaan en de ontwikkeling van het leven op aarde geen toeval kunnen zijn. Hij is van mening dat ID’ers hier ten onrechte een menselijk ingekleurde visie op toeval gebruiken. “Als de kans dat iets gebeurt ontzettend klein lijkt, maar het gebeurde wel als betekenisvol wordt ervaren, menen wij al snel dat het geen toeval kán zijn geweest. Ons eigen bestaan op aarde is daar een goed voorbeeld van”, aldus Zonneveld. De evolutietheorie werkt echter met heel ander, veel complexer toevalsconcept. volgens de evolutietheorie wordt het toevalselement van de natuurlijke variatie juist grotendeels “weggemasseerd” door het daarop volgende proces van natuurlijke selectie, dat verre van toevallig is.
Een vergelijkbaar meningsverschil hebben de voor- en tegenstanders als het gaat om de complexiteit van het leven. In het dagelijks leven wordt het ontwerp van ingewikkelde dingen toegeschreven aan menselijke intelligentie. We gaan ervan uit dat een muizenval of een horloge niet uit zichzelf kunnen ontstaan. Voorstanders van ID zeggen dan dat complexe dingen dus wel ontworpen móeten zijn. Maar tegenstanders vinden dat een heel ander verhaal. Muizenvallen en horloges evolueren immers niet, maar worden in elkaar gezet. ID’ers nemen hier de natuur ten onrechte de menselijke maat, vinden ze.
Ronald Meester, hoogleraar Wiskunde aan de VU, is samen met filosoof René van Woudenberg en de Delftse moleculair biofysicus Cees Dekker samensteller van de bundel Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp? Daarin laten wetenschappers van divers pluimage hun licht schijnen over ID. Meester wil zichzelf desondanks geen voorstander noemen. Hij ziet wel positieve aspecten in de gedachte, maar heeft moeite met een aantal andere aspecten.
Het centrale concept van ‘ontwerp’ bijvoorbeeld. Dit verwijst immers onherroepelijk naar een ontwerper. De verwijzing naar religie is een heikel punt in het debat over ID. ID’ers worden vaak weinig vleiend onder één noemer gebracht met creationisten, hetgeen ze binnen de exacte wetenschap meteen als gesprekspartner diskwalificeert. Tegenstanders verwijzen vaak naar uitlatingen die voorstanders over hun christelijke levensovertuiging hebben gedaan om hun geloofwaardigheid als wetenschappelijke gesprekspartner in twijfel te trekken.
Filosoof en VU-hoogleraar René van Woudenberg vindt dit onterecht. Hij ontkent niet dat het idee van ontwerp onvermijdelijk tot de vraag naar een ontwerper leidt. De aard van deze ontwerper is echter geen onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek en is ook niet noodzakelijkerwijs verbonden aan een christelijke God, zo verwoordt hij het standpunt van veel ID’ers. De persoonlijke motivatie van wetenschappers zou er bovendien niet toe mogen doen bij het beoordelen van de waarde van ID-argumenten. “De grondlegger van de moderne natuurkunde Isaac Newton beoogde met zijn theorie het werk van God te onderzoeken en de schepper te eren. Is dit voor ons een reden om zijn werk niet serieus te nemen? De waarde van een theorie staat los van de eventuele motivatie van de bedenker”, aldus Van Woudenberg.
ID gezien door de ogen van tegenstanders
Kritiek hebben op het allesoverheersende paradigma van de evolutietheorie is één ding, bewijzen leveren voor het bestaan van een intelligent ontwerp is een tweede. Het feit dat er naar de ID-hypothese nog weinig onderzoek is gedaan en er nog geen ‘harde’ bewijzen zijn, is een graag gebruikt argument van tegenstanders. Zonneveld laat zien dat het óf-óf-argument dat ID vaak gebruikt, wetenschappelijk gezien geen zoden aan de dijk zet. Als iets niet via de evolutietheorie kan worden verklaard, dan moet er wel een ontwerp aan ten grondslag liggen, zo luidt de ID-redenering volgens hem.
Ook de meest overtuigde voorstanders erkennen in alle bescheidenheid dat er nog vragen te over zijn rondom ID. Wil de kleine ID-gemeenschap echt voet aan de grond krijgen, dan zal zij op den duur met harde bewijzen moeten komen. Tot dan blijft een gesprek tussen beide partijen erg lastig, dat erkennen zelfs sommige tegenstanders. Zonneveld: “Het huidige debat over ID lijkt soms meer op een verbale bokswedstrijd dan op een oprechte poging om elkaar te willen begrijpen.”