Microfoons die speuren naar verdachte geluiden, wifitrackers die waarschuwen voor drukte en camera’s die kentekens registreren. Op Strijp-S in Eindhoven wordt lustig geëxperimenteerd met technologieën die het leven veiliger en makkelijker moeten maken. Maar hoe zorg je ervoor dat het ‘living lab’ geen surveillance-apparaat wordt?
In de middenberm van de doorgaande weg staat een hoge bakstenen schoorsteen. Het is een overblijfsel uit een roemrucht verleden waarin op deze plek de peertjes voor de gloeilampen van Philips werden geblazen. Later werden hier radio’s en televisies geproduceerd én werden er aan de lopende band nieuwe uitvindingen gedaan. Ik sta op de geboortegrond van onder andere de cd.
De innovatiegeest waart nog steeds rond op Strijp-S, een gebied bij het centrum van Eindhoven waar naast bedrijven nu veel woningen verrijzen. De technologie die voortkwam uit rokende schoorstenen is vervangen door techniek die nauwelijks opvalt en ons leven ongemerkt binnendringt. Wie goed kijkt ziet dat lantaarnpalen aan de Torenallee op Strijp-S volhangen met antennekastjes, camera’s en microfoons. Welkom in het levende laboratorium.
Hoewel het ontegenzeggelijk voordelen heeft om via automatische kentekenregistratie je parkeergeld af te rekenen, of met een microfoon razendsnel een inbraak te ‘detecteren’, kun je kritische vragen stellen over deze technologie. Wat kan er allemaal nog meer mee? Bouwen we aan een machtig surveillance-apparaat? In Eindhoven maakt het aanvankelijke technologie-optimisme nu plaats voor bezinning.
Het begon bij een lantaarnpaal
Het hart van het living lab in Eindhoven – een proeftuin met naar eigen zeggen tientallen experimenten op het gebied van onder andere openbare veiligheid en energiegebruik – is een lantaarnpaal. Een ‘slimme’ lantaarnpaal. Deze is 24 uur per dag van stroom voorzien en beschikt over een internetverbinding. Niet alleen kan de lantaarn in 16 miljoen kleuren licht schijnen, maar het is ook een bevestigingspunt voor allerhande apparatuur, zoals camera’s, microfoons en wifi-trackers.
In 2012 werden begonnen met het installeren van deze lantaarnpalen op Strijp-S, inmiddels staan er zo’n 110. Er zijn er pilots geweest en er lopen nog steeds experimenten met automatische kentekenregistratie door camera’s voor het afrekenen van parkeergelden, microfoons die speuren naar ‘verdachte’ geluiden zoals brekend glas dat kan duiden op een (auto)inbraak. En nog steeds staat Strijp-S open voor nieuwe experimenten. Alwin Beernink, die namens bouwbedrijf VolkerWessels en de gemeente Eindhoven verantwoordelijk is voor het living lab hint op nieuwe initiatieven: “Hier kunnen we straks best ‘nestkasten’ voor bezorgdrones monteren.”
Naast slimme lantaarnpalen wijst Beernink op de elektronische wegwijzers die aangepast kunnen worden aan de tijd of zelfs gepersonaliseerde bewegwijzering mogelijk maken op het moment dat je voorbij loopt. Verder wordt er geëxperimenteerd met het elektriciteitsnet dat hier ‘slimmer’ is dan op veel andere plekken in het land. Er zijn twee buurtbatterijen die stroom opslaan van zonnepanelen in de buurt en die dat op gunstige momenten leveren aan geparkeerde auto’s. En sinds 2014 zijn hier appartementen met een gelijkstroomaansluiting (in plaats van de gebruikelijke wisselspanning) die in feite veel beter past bij moderne elektronica.
Tijd voor bezinning
De slimme lantaarns ten spijt heeft het techoptimisme van de afgelopen jaren nu plaatsgemaakt voor bezinning. Om te beginnen bij de bouwers van de infrastructuur. Beernink laat weten dat er in de begintijd van het living lab de gedachte heerste van ‘meer is beter’. “Als we meer en betere sensoren plaatsen dan gaat uiteindelijk alles beter. Maar die gedachte is inmiddels achterhaald”, zegt hij. “De technologische ontwikkelingen op dit vlak gaan even snel als die van smartphones. Sensoren die je nu ophangt zijn over drie jaar verouderd. Alleen al daarom is het niet slim om zoveel mogelijk te plaatsen. We redeneren nu vanuit de vraag: wát wil je precies testen en welke apparatuur heb je daarvoor nodig?”
Daarnaast noemt hij de veiligheid als aandachtspunt. Je wil niet dat hackers essentiële infrastructuur zoals lantaarnpalen platleggen. En ook datalekken liggen op de loer, zoals ze hier ook al hebben ondervonden. “De elektronische wegwijzers hebben camera’s en toen we goed keken naar waar deze informatie heen ging, bleek er een datalek richting de producent in China te zijn. De camera’s zijn vervangen door exemplaren die wel aan de veiligheidseisen voldoen”, zegt Beernink. “We zijn de afgelopen jaren voorzichtiger geworden met welke partijen we samenwerken. Moet je bijvoorbeeld met Amerikaanse partijen in zee gaan die bij wet verplicht zijn om informatie te delen met de overheid als die daarom vraagt?”
Eva de Bruijn is raadslid van de gemeente Eindhoven en maakt zich zorgen over deze kanten van deze technologie. “Ik denk dat we voorop moeten lopen met dit soort technologieën, maar we moeten er wel slim mee omgaan. “Naast de vraag waar al deze informatie heengaat, zijn er ook veel ethische kwesties. Wat doen al die sensoren met het gevoel van mensen? Voelen ze zich bekeken, gaan ze zich anders gedragen omdat ze weten dat ze worden bekeken? Kunnen ze deze technologie ook weigeren?”
Dat de technologie over de grenzen van het wenselijke kan gaan, bleek ook eerder. De Bruijn geeft als voorbeeld de introductie van zogenoemde CityBeacons in Eindhoven, interactieve reclame- en informatiezuilen op straat. Mensen zien hierop bijvoorbeeld stadsplattegronden en actuele informatie over de buurt, maar de palen zijn ook uitgerust met camera’s en sensoren. “Het bleek dat de bijbehorende algoritmes een inschatting konden maken van de leeftijd en het humeur van voorbijgangers. Toen betrokkenen suggereerden dat ze deze informatie ook konden delen met marketeers, heeft de gemeenteraad er een stokje voor gestoken. Ons is verzekerd dat er – op de milieusensor na – geen data worden verzameld en gedeeld”, zegt ze.
Om dit soort initiatieven in de toekomst te toetsen heeft De Bruijn zich hardgemaakt voor een speciale ethische commissie die nu in oprichting is. Deze bestaat uit onafhankelijke experts die enkele keren per jaar bijeen komen om naar nieuwe projecten te kijken. Om ook burgers bij deze beslissingen te betrekken komt er een zogenoemd Stadslab, een plek waar bewoners kunnen zien wat de mogelijkheden van dit soort technologieën zijn en waar ze kunnen discussiëren over het nut ervan. Zo ontstaat er hopelijk een kader voor wat wel en niet wenselijk is en krijgt de burger (enigszins) controle. “Als er een toren in je buurt wordt gebouwd dan zijn de wegen voor inspraak wel bekend. Data en digitalisering zijn doorgaans abstracter dan een toren en je mening daarover geven is nu moeilijker”, zegt De Bruijn.
Wijkagent
Na mijn wandeling op Strijp-S heb ik inderdaad het gevoel dat wat er hier gebeurt nogal abstract is. Zo weet ik niet wat er van mij geregistreerd is en welke partijen daarbij betrokken waren. De informatiebordjes die aan de slimme lantaarnpalen zijn geschroefd werken niet echt verhelderend. Er staat bijvoorbeeld te lezen: ‘We gebruiken interactieve videocamera’s om dit gebied nóg veiliger te maken.’ Maar hoe dan? Wel zie ik een enorme lijst van partijen die meewerken. Beschikken zij dan over data van deze sensoren? Ook het openbare register waar de gemeente Eindhoven inzichtelijk probeert te maken welke data de gemeente verzamelt en gebruikt biedt niet echt houvast. Het blijft een spreekwoordelijke zwarte doos, precies zoals het datacentrum van het living lab van Strijp-S er op de vijfde verdieping van een gebouw aan de Torenallee eruitziet.
Beernink verzekert me dat er geen informatie wordt opgeslagen die niet nodig is. “De politie klopt wel eens bij ons aan om te vragen of we camerabeelden of wifi-data kunnen vrijgeven”, zegt hij, wijzend op het politiebusje dat met loeiende sirene voorbij rijdt. “We kunnen ze het niet geven, want we hébben het niet.”
De grenzen opzoeken van het wél en niet wenselijke is volgens Beernink juist essentieel voor het leerproces van het levende laboratorium. Het mag soms best schuren en van fouten leer je het meest. Maar ook hij vindt dat maatschappelijke vragen centraal moeten staan en de technologie de mens moet dienen. “Je kunt voor de veiligheid veel camera’s en microfoons ophangen op straat die alles registreren, maar dat kan ook een onprettig gevoel geven bij bewoners. Tegen vandalisme en inbraak helpt overigens niets zo goed als mensen op straat, dat hebben wij hier ook gemerkt”, zegt hij.
De Bruijn zegt dat technologie soms te veel wordt gezien als het toverstafje dat alles wel oplost. “Ik zou zeggen, vergeet de alternatieven niet. Eerder was er een project met slimme verlichting in de uitgaansstraat Stratumseind dat ervoor moest zorgen dat het gebied veiliger werd. Ik heb iemand horen zeggen dat een extra wijkagent eigenlijk welkomer was geweest dan al die sensoren.”