Gedichten gebeiteld in stenen of met spuitbussen aangebracht op muren. Poëzie buiten het boek leeft. Op de website www.straatpoezie.nl vind je een interactieve kaart van Nederland en Vlaanderen, waarop je gedichten uit de openbare ruimte kunt zoeken en toevoegen. De website werd gelanceerd in de Poëzieweek en maakt deel uit van het onderzoek van Kila van der Starre van de Universiteit Utrecht.
Dichtbundels verkopen slecht. Is de poëzie dood? “Die conclusie wordt heel vaak getrokken; eigenlijk al sinds de Romantiek”, zegt promovendus Kila van der Starre. “Maar dat komt doordat poëziecritici en onderzoekers heel erg blijven vasthouden aan het medium ‘boek’, terwijl poëzie vooral buiten het boek leeft.” Zoals bij poëziefestivals en poetry slams, in de muziek, of zomaar op straat: gebeiteld in de stenen, of aangebracht op muren. Op social media kom je ook heel veel poëzie tegen. “Uit mijn onderzoek blijkt dat veel mensen zo’n passieve ervaring van poëzie waarderen. En dat bijna de helft van de mensen die het zomaar tegenkomt, meer poëzie wil lezen of horen.”
Van der Starre schrijft een proefschrift over ‘poëzie buiten het boek’. Een belangrijk deel gaat over straatpoëzie, en daarom ontwikkelde ze de website straatpoezie.nl. Het is een vorm van crowd sourcing omdat ze haar onderzoeksgegevens bijeen sprokkelt via een grote groep mensen. De website is gelanceerd in de Poëzieweek, maar voor die tijd hebben allerlei stichtingen en stadsdichters al gegevens aangeleverd. Zo kun je alle zestig straatgedichten uit Leeuwarden, waarvan de helft Friestalig is, in de database terugvinden.
Bob Dylan
Als je er zo naar kijkt, is poëzie opeens springlevend. Hoewel muziek buiten haar onderzoek valt, is het wel een heel goed voorbeeld van een bredere definitie van poëzie. Van der Starre: “Poëzie is oraal ontstaan als lyriek: het werd gezongen met de voorloper van de harp, een lier. Dus eigenlijk waren gedichten vroeger songteksten, terwijl dat tegenwoordig juist buiten de poëzie wordt gehouden.”
Maar nu Bob Dylan de Nobelprijs van Literatuur heeft ontvangen, gaan we eigenlijk weer terug naar de oude definitie, stelt Van der Starre. “Neem de Jeugd van Tegenwoordig die zoveel nieuwe woorden (neologismen) heeft bedacht, want dat is ook een kenmerk van poëzie.” Het heeft volgens Van der Starre veel met elitarisme te maken, dat we niet willen dat dat soort populaire uitingen óók poëzie zijn.
Graffiti of rap
Van der Starre kwam die kloof in poëziebeleving al tegen tijdens haar studie literatuurwetenschap. “In eerste instantie waren het voor mij ook gescheiden werelden. In de opleiding lazen we alleen maar poëzie in boeken, maar buiten de opleiding ging ik naar slams en zag ik dat mensen gedichten deelden op social media. Tijdens mijn master begon ik te denken: dat is eigenlijk heel raar. Buiten de muren van de universiteit leeft poëzie volop, maar dat is niet waar we ons mee bezighouden als academici. Ik begon me af te vragen waarom mensen geen poëziebundels kopen, maar wel naar de Nacht van de Poëzie gaan. Die is altijd uitverkocht: tweeduizend mensen luisteren vijf uur achter elkaar naar poëzie.”
Uit Van der Starres onderzoek blijkt dat meer mensen poëzie op internet lezen dan in boeken. “Dat is dan heel erg gekoppeld aan grote gebeurtenissen in ons leven: geboorte, bruiloft, begrafenis, maar ook nationale gebeurtenissen zoals de MH17-ramp. Op dat soort momenten gaan mensen op zoek naar poëzie, ook al kopen ze nooit dichtbundels. Het boeiende aan een crowdsourcingproject als straatpoezie.nl is dat je ook kunt zien wat mensen in Nederland als poëzie zien. Er is bijvoorbeeld ook graffiti ingevoerd. Een graffiti-artiest zoals de Amsterdamse Laser 3.14 noemt zichzelf dichter. Er zijn ook rappers die zichzelf dichter noemen, dus wie zijn wij dan om te zeggen dat die teksten geen poëzie zijn?”
Plint in de middeleeuwen
Straatpoëzie vind je overal: in grote steden, kleine steden, dorpen, natuurgebieden, op fiets- en wandeltochten. “Dat maakt mijn onderzoek heel spannend”, zegt Van der Starre verheugd: “Er is een soort wildgroei aan poëzie.” Maar ze voegt daar onmiddellijk aan toe dat het historisch gezien helemaal geen nieuw fenomeen is. Ze verwijst naar Herman Pleij, die schreef over poëzie in de stad tijdens de middeleeuwen.
Vroeger waren overal teksten te vinden: op huizen, op spiegels, op deurposten, en ook op kleding. Dat waren vaak religieuze teksten, psalmen of regels uit de Bijbel, maar ook wat wij nu poëzie noemen. In de achttiende en negentiende eeuw was er bovendien een grote trend van rijmprenten. “Eigenlijk hetzelfde als je nu hebt van poëzieposters van Plint. Dus het is totaal niet nieuw, maar de commercialisatie van poëzie, met stadsdichters en een Poëzieweek, dat misschien wel.”
Gemeenschapsgevoel
Maar waarom worden die gedichten aangebracht in de openbare ruimte? Volgens de promovendus zijn er verschillende motieven. “Wat ik interessant vind is dat er vaak een heffingsmoraal of bildungsideaal achter zit. Dus het idee dat een buurt een betere buurt wordt als er poëzie aanwezig is. Dat idee bestaat al eeuwen: dat je een beter mens wordt van literatuur.”
“Maar heel vaak worden dichtregels ook aangebracht om het gemeenschapsgevoel te bevorderen. In Kanaleneiland in Utrecht is er bijvoorbeeld een gigantisch nieuw flatgebouw neergezet, van vijftig meter hoog. Daar hebben ze 130 duizend keramieke tegels met poëzieregels van Tsead Bruinja aangebracht. En je hebt hier in Utrecht de dichterswijk, een heel multiculturele wijk. Bij die straatnamen, bijvoorbeeld P.C. Hooft of Jacob Cats, hebben ze citaten aangebracht op de muren. Die citaten zijn in ouderwets Nederlands, maar ook vertaald naar alle talen die in die buurt worden gesproken. Arabisch, Berber, Duits. De portretten van die oude dichters bestaan ook weer uit allemaal kleine foto’s van buurtbewoners.”
Naakte vrouw
Overigens is niet iedereen altijd maar blij met muurgedichten, vertelt de promovendus. “Bijvoorbeeld in de Jacob van Lennepstraat in Amsterdam. Daar is een muurgedicht aangebracht van Jacob van Lennep, Aan een Roosje, een soft-erotisch gedicht, met een muurtekening van een naakte vrouw. Daar is heel veel protest op gekomen en bijvoorbeeld verf op gegooid. Het is ook een spanning tussen het democratische en het ondemocratische: ergens heeft een groepje mensen besloten dat dat gedicht op de muur komt. Dan zijn er mensen die zeggen: maar wij wonen hier, wij moeten hier tegenaan kijken. Het is fascinerend om te zien hoe de gemeente dat oplost. Ze hebben de borsten en genitaliën van die vrouw voorzien van blokjes, en de mensen die er tegenover wonen hebben ze gratis raamstickers gegeven, zodat ze het niet hoeven te zien.”
Mensen vergelijken straatpoëzie ook wel met piano’s op stations, zegt Van der Starre. Daar kun je ook niet omheen. Iedereen mag daar gaan zitten om te gaan spelen. “Dat is ook een democratisch collectieve beslissing. Heel vaak is het wel positief, maar het wordt ook opgedrongen. En dat is bij poëzie op straat net zo. Dat vind ik boeiend. Op dat punt schuurt mijn onderzoek een beetje aan tegen de sociologie.”