Nederland zakt al duizend jaar omlaag. We hebben er onze kaas, windmolens en dijken aan te danken, vertelt aardwetenschapper Gilles Erkens van Deltares en de Universiteit Utrecht. Maar de zeespiegel stijgt, en het moment dat we moeilijke keuzes moeten maken komt steeds dichterbij.
Het was even schrikken, vorig jaar in november. De Nederlandse bodem zakt veel meer dan verwacht, bleek uit onderzoek van de TU Delft. Vooral in het westen van het land gaat de bodemdaling verrassend snel, toonde de bodemdalingskaart waar alle nieuwe meetgegevens op gepresenteerd werden.
Is het echt zo erg? En wat moeten we doen? Op zoek naar antwoorden op deze vragen ging NEMO Kennislink op bezoek bij Gilles Erkens, expert bodemdaling (“zeg maar zakspecialist”) bij onderzoeksinstituut Deltares en de Universiteit Utrecht.
Nederland werd aardig wakker geschud in november. Maar stonden er voor specialisten zoals jij verrassingen op die nieuwe bodemdalingskaart?
“Ja, eigenlijk wel. Dat de bodem in grote delen van Nederland omlaag zakt wisten we natuurlijk wel, dat is al duizend jaar zo. In de veenweidegebieden zijn we in die tijd drie meter gedaald, van 1 meter boven NAP naar 2 meter onder NAP. Maar de onderzoeksgroep in Delft doet radarsatellietmetingen, en daarmee kan je ook de daling in korte tijdsintervallen bepalen. Op sommige plekken bleek het in een paar maanden al om enkele centimeters te gaan. Dat was wel verrassend.”
“Interessant is ook dat er stukken veengebied zijn die soms een periode omhoog gaan, terwijl we weten dat de bodem daar over langere tijd gemeten toch echt daalt. Kennelijk gaat het met schommelingen, gerelateerd aan natte en droge perioden. Veen vergaat als het droog wordt, maar kan in nattere perioden als een soort spons fungeren, en dan weer enigszins uitzetten. Veengebieden kunnen zo jaarlijks enkele centimeters op en neer gaan.”
Hebben in Nederland alleen veengebieden last van bodemdaling?
“Nee, ongeveer tweederde van het land is aan het dalen. In Groningen zakt de bodem bijvoorbeeld door de gaswinning en in Twente en Friesland door zoutwinning. In het rivierengebied wordt het probleem ook zichtbaarder. Klei krimpt als het te droog wordt, dat herstelt zich nooit meer helemaal.”
“Bovendien wordt er tegenwoordig eigenlijk te weinig slib aangevoerd door rivieren als de Rijn. Dat komt doordat men verderop in Europa de erosie tegengaat door herbebossing, en door dammen in de rivier die het sediment tegenhouden. Het beetje dat nog wel meekomt, komt haast niet meer achter de dijken terecht, maar belandt in het Hollands Diep. Eerder zorgde dat slib voor een natuurlijke ophoging van het rivierengebied.”
“En er is een tektonische component: het Noordzeebekken daalt, waardoor Nederland langzaam naar het noordwesten kantelt. Delen van Limburg en Brabant komen juist langzaam omhoog.”
Als we al duizend jaar dalen zonder dat er een haan naar kraait, waarom dan nu opeens al die aandacht?
“Dat had van mij ook wel wat eerder gemogen, ja. Tot nu toe zagen we bodemdaling als iets wat ons nu eenmaal overkwam, en hebben we ons zo goed mogelijk aangepast. We hebben er onze iconen als kaas en molens zelfs aan te danken. Het veen was alleen geschikt voor grasbouw en dus veeteelt – dat leverde ons in de late middeleeuwen al een melkplas op waar we kaas van maakten om het langer te kunnen bewaren. Om het nog enigszins droog te houden moesten we bemalen, vandaar de molens. Maar daardoor zakten we dus weer verder.”
“Dat aanpassen is uiteindelijk in de hele structuur van het landbeheer gaan zitten. En hoe langer je vast zit in één patroon, hoe moeilijker het wordt een andere benadering te kiezen. Bestuurskundigen noemen dat het lock-in-principe: door de keuzes die we eerder gemaakt hebben, is het nu zeer ingrijpend en duur om toch een andere benadering te kiezen.”
“Maar we zakken steeds verder en de zeespiegel stijgt, dus we kunnen ons eigenlijk niet zo veel hoogteverlies meer permitteren. Daarom begint er een gevoel van urgentie te ontstaan. Een andere reden is dat het oxideren van veen flink wat CO2-uitstoot oplevert, daar willen we ook vanaf.”
Oké. Dus wat moeten we doen?
“We moeten bewuste keuzes maken, dat is het belangrijkst. Maar dan moeten we wel goed weten wat de keuzes precies inhouden. We kunnen doorgaan zoals nu en ons aanpassen: drijvende huizen maken of ze op hoge palen zetten bijvoorbeeld, en ons terugtrekken op de stevige zandgronden.”
“We kunnen minder bemalen, en de grondwaterspiegel hoog houden om bodemdaling tegen te gaan. Dat zou aanpassingen vergen van de boeren – die zouden dan andere gewassen moeten gaan telen.”
“Wat verstandig is kan per gebied verschillen. Je zou eigenlijk per perceel een keuze moeten maken. De wat grotere steden in de veengebieden, zoals Gouda, zakken bijvoorbeeld niet omlaag door de vertering van het veen, maar door het gewicht van de ophooglagen die in de loop der tijd zijn aangebracht. In de binnenstad van Gouda gaat het om een laag van 6 meter, die in de afgelopen 800 jaar is ontstaan. Elke keer dat de stad zakte, is er weer nieuw materiaal bij gestort. Het veen dat daar onder zit, bevindt zich inmiddels zo diep dat een grondwaterspiegelverlaging geen risico voor extra veenoxidatie oplevert. Toch staan niet alle bewoners erom te springen, want sommige huizen staan op houten palen, en ook die gaan rotten zodra ze boven het water uitkomen.”
“Hoe dan ook brengt elke keuze verliezers met zich mee. We moeten dus ook verzinnen hoe we die gaan helpen of compenseren. Daarbij moeten we trouwens bedenken dat niet ingrijpen ook duur is. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft becijferd dat de bodemdaling ons tot 2050 zo’n 22 miljard euro kan gaan kosten – waarvan 16 miljard funderingsherstelkosten zijn.”
Welke keuze zou jij adviseren?
“Zoals ik al zei: je moet weten wat de keuzes precies inhouden, dus wat het effect op de bodemdaling is, en dat weten we nog niet goed genoeg. We moeten dus volop inzetten op onderzoek. De satellietmetingen zijn zeer behulpzaam. Daarnaast zou ik graag zo veel mogelijk extensometers in de grond zetten. Daarmee kan je meten welke bodemlagen dunner worden, en op welke diepte.”
“Als je weet wat zich afspeelt in de ondergrond, weet je immers ook beter wat je eraan zou kunnen doen.”