Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

‘Eigenlijk is mijn hele onderzoek een verrassing’

Face je kennis: Liselore en Femke

Freepik

Elk vakgebied kent zijn eigen methoden en valkuilen. In deze serie interviewen twee Faces of Science elkaar hierover. Deze keer: technisch kunsthistorica Liselore Tissen en natuurkundige Femke Witmans.

22 juli 2024

Wat betekent het als je een belangrijk kunstwerk 3D-print en ophangt in een museum? Krijgt het dan een andere betekenis voor de bezoekers van het werk? Dat onderzoekt technisch kunsthistorica Liselore. Natuurkundige Femke wil ontdekken welke eigenschappen van nanodraden zij kan gebruiken als bouwsteen voor een quantumcomputer. Samen praten ze over de rol van technologie in hun onderzoek, en hoe zij deze kennis slim kunnen delen met de buitenwereld.

Wat vind je zelf een verrassend inzicht uit je eigen vakgebied?

Femke: “Eigenlijk is mijn hele onderzoek een verrassing. Toen ik begon, moest ik maar zien waar ik uitkwam. Dat geeft veel vrijheid, want als er een zijspoor is, kan ik die nemen en uitzoeken. Het is grappig om nu na drie jaar eens terug te lezen waar ik in het begin heen wilde gaan, dat was al na een half jaar totaal anders.”

Liselore: “Dat is voor mij wat anders. Ik merk vooral dat waarin ik geloofde, dat 3D-printen en reproductie van waarde zijn voor onze kunstbeleving en het museale veld inclusiever kunnen maken, een stuk genuanceerder is geworden nu ik mijn proefschrift ga verdedigen. Er komen namelijk zoveel vaak gevoelige factoren bij kijken. Het meest verrassende eigenlijk was dat het onderzoek goed uitkwam en dat de Coronapandemie zo’n ontzettend grote rol heeft gespeeld voor mijn carrière. Voor de pandemie wilden musea niets weten van mijn reproducties en de mogelijkheden ervan. Het zou een gevaar zijn voor het origineel en de ervaring van de bezoeker, want wie wil er nou naar een museum om een plastic kopie te zien? Dat heeft geen ‘authenticiteit’ en brengt de bezoeker toch niet in betovering? Tegelijkertijd merkte ik een grote angst voor hun voortbestaan. Als ze mij hun schilderijen zouden laten scannen, wie zou er dan nog naar het museum komen als ze overal een 3D-print van die kunstwerken konden hebben? Tijdens de coronapandemie mochten we door lockdowns niet naar de musea toe en hadden we ook geen toegang tot kunstwerken. Tegen de verwachting in bleek het gebrek aan het zien van originele kunstwerken niet onze interesse in kunst te verminderen. Integendeel! Doordat musea allerlei creatieve manieren moesten bedenken om kunst aan de bezoeker te krijgen, zoals digitale tentoonstellingen en reizende reproducties bleek de interesse in kunst alleen maar toe te nemen. Een kunstervaring is dus niet afhankelijk van dat ene originele werk. Daarnaast had ik nooit kunnen weten dat mijn interesse en filosofie en ethiek me zo flexibel maken en ik veel meer kan dan ik had gedacht. Het maakt voor mij niet uit of het over 3D-printen gaat of VR, AI of de Metaverse, of dat ik nou samenwerk met grote techbedrijven, museumpubliek, hogescholen of restaurators, ik kan er allemaal toch wat zinnigs over zeggen.”

Liselore Tissen wijst naar een 3d-geprinte versie van het meisje met de parel van Johannes Vermeer
Liselore Tissen voor NEMO Kennislink

Wat zijn overeenkomsten en verschillen tussen jullie?

Femke: “Ik onderzoek nanodraden met nog redelijk onbekende eigenschappen. Daarbij kijk ik of deze nanodraden inderdaad deze eigenschappen hebben en onderzoek ik of de nanodraden toegepast zouden kunnen worden in nieuwe elektronica of als bouwsteen voor een quantumcomputer.”

Liselore: “Ik doe onderzoek naar de ethische en morele implicaties van de introductie van 3D-printen op de kunstwereld en wat deze identieke kopieën betekenen voor de authenticiteit van het unieke kunstwerk. Daarbij kijk ik wat deze technologie kan betekenen voor de theorie en praktijk binnen het technisch kunsthistorisch onderzoek, de conservering van kunstwerken, tentoonstellingen en hedendaagse kunstenaars.”

Femke: “Ik zit voor mijn onderzoek in een consortium met mensen uit Delft en Eindhoven en we overleggen onderling. Ook collega’s van IBM in Zürich spreek ik wel eens om te laten zien waar ik mee bezig ben en daar zit ook feedback in. Sommige dingen worden namelijk niet gepubliceerd omdat het niet werkt, er worden alleen successen gedeeld.”

Liselore: “Ja, dat vind ik ook herkenbaar, waarom is dat in jouw geval dan zo?”

Femke: “Als iets niet werkt, dan weten we vaak niet waarom het niet werkt, en dan is het lastig om er een verhaal van te maken en dat te publiceren. Soms is het onmogelijk om te traceren waarom iets niet werkt, dus over het algemeen wordt er gepubliceerd over concepten die verklaarbaar zijn en dat zijn dan vaak succesverhalen.”

Femke Witmans met chip

Femke met chip

Femke Witmans voor NEMO Kennislink

Liselore: “Ik merk soms op conferenties heel erg die overweldiging over dat het allemaal zo snel gaat met het onderzoek van anderen, hoe deal jij ermee?”

Femke: “Ik heb best wel last van imposter syndrome gehad: iedereen doet heel gespecialiseerd werk en ik snapte een heleboel dingen nog niet. Daardoor had ik echt het gevoel dat ik er niet tussen paste. Gelukkig kon ik er goed met mijn begeleider over praten en hij vertelde dat hij er soms ook nog last van had. Eén op één gesprekken werken bij mij ook heel goed, dan merk je dat anderen ook genoeg dingen hebben waar ze tegenaan lopen. De dialoog laat altijd in de praktijk veel beter zien wat mensen meemaken.”

Liselore: “Dat herken ik wel, heeft je dat ooit doen overwogen om te stoppen?”

Femke: “Ik vind mijn PhD heel leuk en wetenschap ook, maar het stukje onderzoek uitleggen vind ik misschien nog wel leuker. Misschien wil ik doorgaan met wetenschapscommunicatie, of zou ik het willen combineren met labwerk. Er is best nog wel wat competitie in de wetenschap, en ik twijfel of ik wel creatief genoeg ben om erin te blijven. Er is maar een bepaalde hoeveelheid geld, het niveau ligt heel erg hoog en ik heb de indruk dat je door allerlei hoepels moet springen om voorstellen goedgekeurd te krijgen.”

Liselore: “Bereid je je voor op iets anders dan de wetenschap?”

Femke: “Ik ben nu wel veel bezig met de vragen: ‘Wat moet ik doen, wat vind ik leuk? Zo kom ik erachter dat er ook wel een heleboel functies zijn waar ik nog niet eens van het bestaan afwist.”

Liselore: “Bij mij is dat voor een deel overeenkomend, ik vind die bizarre druk om maar publicaties en beurzen aan de lopende band binnen te halen echt vreselijk. Doordat er in de geesteswetenschappen weinig geld is, heb ik vooral achterbakse en gemene acties meegemaakt. Daardoor moet je nogal op je hoede zijn met wat je zegt, want mensen kunnen er zo met je idee vandoor gaan, weet ik helaas uit ervaring. Dat maakt het vervelend soms. Maar aan de andere kant vind ik de wetenschap echt een leuke plek, omdat ik zo erg mijn eigen ding kan doen en de vrijheid voel die ik ergens anders niet zou hebben. Ik moet daarbij de kanttekening maken dat ik naast mijn onderzoek altijd gewerkt heb en daardoor heel veel ervaringen heb opgedaan, veel mensen ken en goed ook buiten de wetenschap kan werken. Hierdoor maak ik mijn eigen positie en zit ik niet zo heel erg vast aan het hele universitaire sfeertje.”

Liselore Tissen met schilderijen

Liselore met 3D-geprinte schilderijen

Liselore Tissen voor NEMO Kennislink

Heb jij soms moeite met het uitleggen van je onderzoek aan anderen?

Femke: “Soms vind ik het wel lastig om de relevantie van mijn onderzoek echt te kunnen overbrengen. Mijn onderzoek gaat over kwantummechanica, en het is vrij fundamenteel onderzoek. Het kan best een uitdaging zijn om dan de toepassing uit te leggen van je onderzoek, omdat dat nog ver in de toekomst ligt. Het doel van mijn onderzoek is eigenlijk om geleiding te vinden (zoals in een metaal) op het oppervlak van een isolerend materiaal (zoals piepschuim). Als je zo’n materiaal dan combineert met een supergeleider, een materiaal dat geen weerstand heeft, dan is er theoretisch voorspeld dat er een nieuw deeltje ontstaat: het Majoranadeeltje. Daarmee zou je dan een kwantumcomputer kunnen bouwen, maar dat is dus een toepassing waar nog behoorlijk wat stappen voor nodig zijn. Omdat er zo veel stappen nodig zijn, voelt het vakgebied ook ontzettend groot en dan heb ik soms het gevoel: wat ben ik nou eigenlijk echt aan het bijdragen? Wat ik me laatst wel realiseerde, is dat grote doorbraken wel voortkwamen uit fundamenteel onderzoek. Bijvoorbeeld het onderzoek naar radioactiviteit, wat behoorlijk fundamenteel is, heeft geleid tot de ontdekking van röntgenstraling en dat wordt nu veel in het ziekenhuis gebruikt! Wat dat betreft is toevalligheid ook wel een thema in mijn onderzoek: je hoopt dat je experimenten op een gegeven moment samen komen tot iets moois.”

Liselore: “In mijn geval is dat wat minder het geval, doordat mijn eigen onderzoek juist veel stoelt op interactie met publiek en ik die input weer gebruik voor het sturen en aanpassen van mijn onderzoeksvragen. Daarnaast heb ik mijn onderzoek vaak aan musea moeten ‘verkopen’. Toen ik mijn onderzoek begon voor de pandemie, geloofde niemand er in dat 3D-printen interessant kon zijn voor hun museum en was het bovendien wel erg eng, want ja, het is nogal wat als iemand komt vragen om tot op de micrometer nauwkeurig een meesterwerk uit de collectie te mogen scannen. Daardoor moest ik het constant uitleggen en ben ik daar steeds beter in geworden.”

"Wat ik veel ingewikkelder vond (en soms nog vind), is dat ik tussen alfa’s en bèta’s val. Over en weer zijn er nogal wat aannames en onbegrip voor het belang van elkaars vakgebied. Om interdisciplinair onderzoek te kunnen doen, zoals dat van mijzelf, moet je heel erg goed weten hoe je in de taal van de ander - een geesteswetenschapper denkt heel anders dan een materiaalkundige - uit kunnen leggen waarom we elkaar juist nodig hebben om tot betere en effectievere interacties met elkaar en kunst te kunnen komen.”

Femke: “Dat vind ik inderdaad ook best lastig soms. Het is niet altijd gemakkelijk in te schatten wat je gesprekspartner al wel of niet weet, en daarom vind ik het soms lastig om te bepalen wat ik wel en niet moet uitleggen om het gesprek interessant te houden.”

Femke Witmans in haar lab

Femke in het lab

Femke Witmans voor NEMO Kennislink

Moet je ‘de wetenschap’ naar anderen wel eens verdedigen? Zo ja, hoe doe je dat dan?

Femke: “Mensen accepteren mijn onderzoek eigenlijk altijd wel, maar dat is soms wel anders bij klimaatonderzoek, bijvoorbeeld. Dat wordt eenzijdig gevonden omdat de media maar aandacht geven aan een klein onderdeel van het plaatje en niet genuanceerd genoeg zouden zijn. Mensen zijn tegenwoordig zelf specialist en hebben een artikel gelezen en dan geloven ze dat, daardoor bestaat de kans dat ze wetenschappers niet meer geloven.”

Liselore: “Daar ben ik het helemaal mee eens! Bij mijzelf merk ik vooral dat, omdat mijn onderzoek niet binnen een ‘soort’ wetenschap valt, ik vaak aan alfa’s moet uitleggen waarom bèta’s belangrijk zijn en wat zij doen, en andersom. Er is weinig besef en inzicht waarom ze elkaar nodig hebben.”

Femke: “Ik moet ook vaak uitleg geven over het belang van mijn onderzoeksonderwerp. Bijvoorbeeld op de tennisbaan kijken mensen me met een glazige blik aan als ik zeg wat ik doe. Echt een goed gesprek voeren gaat dan niet, want mensen vinden het te moeilijk. Of mensen doen gelijk de deur dicht ‘want het is natuurkunde, dus moeilijk’, terwijl het hen allemaal aangaat en ze daar juist meer over zouden moeten willen weten.”

Liselore: “Daar kan ik me goed in vinden, zeker de relevantie van mijn onderzoek, wordt nauwelijks begrepen. Het 3D-printstuk vindt iedereen altijd heel erg gaaf, ook als ik erover vertel op de sportschool. Maar zodra ik over kunstgeschiedenis begin, vindt iedereen dat altijd maar een ‘dure hobby’, zeker als je zelf niet per sé interesse hebt in kunst. Het is lastig om in te zien waarom mijn onderzoek meer is dan een hobbyprojectje.”

Femke: “In mijn geval is het met name de media die niet meehelpt en vaak negatief over quantumcomputers schrijft. Het is bijvoorbeeld té krachtig in decrypten van bankgegevens en kan dus een gevaar zijn voor onze privacy, of het kost veel energie om een quantumcomputer aan te sturen. Daarmee zien ze over het hoofd dat het wel van toegevoegde waarde kan zijn.”

Liselore: “Om daarop aan te haken, met name op het klimaatstuk, merk jij soms niet ook een soort interne strijd? Ik zie met name in de kunstwereld opeens alles ge-3D-scand worden en dan denk ik: ja dat is weinig doelgericht en weet je wel niet hoeveel stroom dat kost? Daarnaast: in een wereld van overproductie, is het dan wel een goed idee om ook nog eens nog meer extra plastic 3D-prints van kunstwerken te maken? Dat vind ik soms best wel lastig. De wereld blijft wel draaien zonder kunst.”

Femke: “Ja, zeker. De opstellingen gebruiken veel energie en als ik soms een mail van de universiteit krijg om mijn laptop en bureaulamp uit te zetten, vraag ik me wel eens af: Wat maakt die lamp uit ten opzichte van de energie die ik al gebruik met meten? Voeg ik met mijn onderzoek juist iets toe of maak ik het uiteindelijk niet beter? Die intrinsieke strijd over ‘wat is de keuze die ik moet maken’ zal altijd blijven denk ik.”

Liselore (Links) & Femke (Rechts)

Liselore Tissen en Femke Witmans voor NEMO Kennislink

Hoe voorkom je zelf dat je denkfouten maakt of misschien in een tunnelvisie belandt?

Liselore: “In mijn geval is dit niet heel erg van toepassing. Door juist een afkeer voor de tunnelvisie van mensen om me heen, ben ik vanaf dag één gaan samenwerken. Ik zou mijn onderzoek niet eens uit kunnen voeren als ik tunnelvisie zou hebben, omdat ik tussen alfa, beta en gamma zit, kunstwerken als cases gebruik en dus altijd interactie heb met publiek, museummedewerkers, conservatoren en restauratoren. Ik kan het niet in mijn eentje uitvoeren.”

Femke: “Bij mij is dat anders, want in principe heb ik een sample met een chip en daar doe ik een test op. Soms is er een fabricagefout en dan doe je het opnieuw, maar verder is het vrij duidelijk. Het gevaar van een labsetting is datamanipulatie, dat is onderhevig aan confirmation bias en je kan voor bepaalde dingen blind zijn. Maar mijn eigen onderzoek is gelukkig niet op een eiland, dankzij mijn twee begeleiders en een paar promovendi en postdocs waarmee ik veel werk. We hebben veel overleg en ik deel met hen mijn data. Intrinsiek speel ik ook vaak bij mezelf advocaat van de duivel.”

Vind je het belangrijk dat wetenschappers hun onderzoek en resultaten kunnen uitleggen aan anderen, buiten de wetenschap?

Femke: “Ik heb wel altijd interesse gehad in communiceren: helpen met open dagen bijvoorbeeld en mensen enthousiasmeren, met proefjes om de verwondering qua natuurkunde op te roepen.”

Liselore: “Bij mij geldt hetzelfde. Ik verwonderde me er altijd over dat mijn collega-onderzoekers nooit eens in de krant stonden en alleen maar in hun kantoortje zaten. Ik denk dan: hoezo is je onderzoek dan van toegevoegde waarde op de samenleving? Je onderzoek bestaat toch niet als niemand ervan weet? Voor mij gaat het overigens niet per se om de fame of dat mensen weten wie ik ben, maar juist om wat ik doe en dat anderen er wat aan hebben. Daarnaast móést ik ook wel voor mijn onderzoek, want naast het feit dat ik moest kunnen communiceren tussen alfa’s en bèta’s, moest ik dat ook kunnen vertalen naar musea en het publiek. Nu kunnen we het ons niet meer voorstellen, maar toen ik begon aan mijn onderzoek had niemand een idee dat je digitaal en kunst kan combineren en moest ik mijn punt constant verdedigen en verkopen (en wie lacht er nu het laatst).”

Femke: “Ik schrijf vooral FoS-blogs en soms iets voor de universiteit als ze dat vragen.”

Liselore: “Ik heb graag interactie met lezers en heb dat ook nodig, omdat een groot deel van mijn onderzoek stoelt op gebruikers- en publieksonderzoek. Daarom post ik vaak opiniestukken die vaak provocerend zijn. Dat is niet alleen een goede oefening om kort, bondig, en begrijpelijk over mijn onderzoek te kunnen schrijven, maar ook een test om te zien hoe het wordt opgevat en om stiekem langzaam een zaadje te planten dat er ook een andere manier is om te kijken naar de manier waarop we omgaan met kunst en erfgoed. Ook word ik gevraagd op de radio voor interviews.”

Femke: “Ik ben door Faces of Science in contact met de Universiteit van Nederland gekomen waar ik een video gemaakt heb over nanotechnologie. Dat was erg leuk en ik heb veel reacties gekregen. Door Face te zijn, ben ik erachter gekomen wat ik zelf leuk vind en dat ik communiceren eigenlijk heel belangrijk vind.”

Aflevering van de Universiteit van Nederland over Femke’s onderzoek

Liselore: “Oh wat leuk, ik ben ook bij de Universiteit van Nederland geweest! Maar dat was niet via Faces of Science. Ik ben best veel benaderd via en dankzij FoS, vooral om te spreken op evenementen. Het laten delen van de blogs via de communicatieafdelingen van de universiteiten heeft daarbij het meest geholpen. Nou moet ik ook zeggen dat het me ook hielp om kort en bondig te schrijven in het Nederlands, want normaal schrijf ik alles in het Engels. Ook heb ik veel blogs kunnen omzetten in academische papers, krantenartikelen en presentaties, omdat ik veel denkwerk hierdoor al had gedaan. Ten slotte heb ik door de blog Een gouden of blauwe kruisiging? That’s the question! heel veel data weten te verzamelen die ik weer kon gebruiken voor mijn proefschrift, dus ja, FoS is heel belangrijk voor mij!”

Aflevering van de Universiteit van Nederland over Liselore’s onderzoek